| |
| |
| |
e. du perron
adriana de buuck
Een zestiend'eeuwse vrouwe van geen twintig jaar.
Het voorhoofd, smal maar jong en effen, is omgeven
door het devotelik teruggekamde, en even
door een fijngazen muts gedekte, bruine haar.
Roerloos staat de figuur, geheel in zwart, en waar,
uitglippend onder bont, de mouwen ietwat leven,
door hun warm karmozijn, aan 't doodse kleed gaan geven,
liggen de handen stroef en bijna kleurloos op elkaar.
En kalm, tè kalm kijkt deze jonge vrouw. Men raadt
een vuur, dat ook die weke, rode mond verraadt,
dat in die starende ogen is teruggedrongen.
Een ondervoed gevoel, door een verbeest gemaal,
door kerkdienst, sloom gebaar en ingetogen taal,
de Moedermaagd nooit waardig, als door staal bedwongen.
(Verzameld Werk, I, blz. 44)
| |
adriana de buuck
Seizième siècle. La dame n'a pas vingt ans.
Le front étroit mais jeune et lisse est serré dans
la coiffe en arrière tirée, aussi en un
bonnet de gaze fine entourant cheveux bruns.
Immobile figure toute en noir d'où sortent
de la fourrure (où quelque peu vivent les manches
par leur chaud cramoisi sur la robe si morne)
les mains, l'une sur l'autre, strictes, et trop blanches.
Calme, trop caime est ce regard de jeune femme
où l'on devine cependant le feu qui couve
révélé par la bouche humide, rouge,
et qui, dans les yeux fixes, a rentré ses flammes.
Sentiments affamés tenus sous la maîtrise
du langage discret et du geste qui sied,
de l'époux abruti, des devoirs de l'Eglise,
indignes de la Vierge, étouffés par l'acier.
traduit du néerlandais par liliane wouters.
| |
| |
| |
e. du perron
reprise (na 6 jaar)
Zo schreef ik. Want wat wist ik van uw zonden?
ik, op mijn tenen onder uw portret.
Een kind kon niet uw hoog gemoed doorgronden:
gij leekt mij schoon als een beheerst gebed -
Ik zag niet dat uw mond zovele monden
gelaafd had, dat gij steeds weer hadt gered
de door uw schoonheid reddeloos gewonden,
gevend uzelve, schroeiend, onbesmet.
Enige gave in dit armzalig leven,
van god of duivel die ons 't leven gaf,
o gif-en-tegengif, vóór 't feilloos graf!
En wat daar in uw ogen stond geschreven
was koele haat en minachting voor straf,
en bittre spijt niet méér te kunnen geven.
(Verzameld Werk, I, blz. 45)
| |
reprise (après 6 ans)
J'écrivais donc ainsi. Car de tes fautes
que savais-je, dressé sous ton portrait'
Un enfant ne pouvait sonder ta haute
conscience. Belle comme prière tu m'étais.
Je ne voyais pas que ta bouche avait
rafraîchi tant de bouches, que tu ne
cessais de sauver ceux que ta beauté blessait
en leur offrant ton corps cautérisant, indemne.
Unique don de cette pauvre vie,
du dieu, du diable qui nous mit au monde,
poison, contre-poison avant la tombe
sans faille. Ce que dans tes yeux je vis:
froide rancoeur, du châtiment dédain
et de ne plus pouvoir donner, amer chagrin.
traduit du néerlandais par liliane wouters.
| |
| |
| |
e. du perron
begin van de lente
Dit wordt door iedereen de nieuwe lent geheten,
deze bezuiniging van elektriciteit.
Nu moet men vroeger opstaan, want de tijd
wordt kostbaar en bij zonlicht nagemeten.
De nieuwe zon! gezondheid en jolijt!
het zoetste bed wordt kwelling voor 't geweten,
om hal'f acht heeft iedereen ontbeten,
om acht zijn zorgen in het vuur geleid.
Eerst als de mist komt, soms, gaan wij ons sluiten
in ons paleis terug, maar bij de vensters staan,
en blijven kijken, kijken nog, naar buiten.
De schaduw zakt, gaat de balkons nu raken...
Wij schuiven 't venster op: een zucht brengt aan
het getjirp van héél kleine vogels op de daken.
(Verzameld Werk, I, blz. 53)
| |
début du printemps
Ceci est appelé par tous nouveau printemps,
cette économie d'électricité.
Il faut se lever plus tôt car le temps
est précieux, d'après le soleil mesuré.
Nouveau soleil. Santé, plaisir!
Pour la conscience, du doux lit martyre,
sept heures trente: tous ont pris leur déjeûner.
A huit les peines sont au feu jetées.
Vapeur de brume qui nous renferme alors
dans nos palais où nous restons près des fenêtres
à regarder, regarder encor dehors.
Mais l'ombre s'affaiblit. Jusqu'aux balcons pénètre...
Levons la vitre: un soupir apporte la voix
de touts petits oiseaux pépiant sur les toits.
traduit du néerlandais par liliane wouters.
| |
| |
| |
e. du perron
sonnet van burgerdeugd
De trammen tuimlen door de lange straten,
al 't leven buiten en de ramen dicht,
wat tee voor ons en de avond te verpraten,
de lamp streelt rustig ons voornaam gezicht.
Inbrekers, wurgers, rovers en piraten,
en de eerste zondvloed en het laatst gericht,
elke onrust heeft ons deugdzaam hart verlaten.
O tee! o vriendschap! o kalmerend licht!
Straks 't balsemende donker, morgen lopen
wij opgefleurd te kopen of verkopen;
God levert de eerzucht en het daaglijks brood.
Genoeg vermoeienis om 's nachts te slapen,
alle overgangen tussen lach en gapen,
en aan het eind, de liefderijke dood.
(Verzameld Werk, I, blz. 55)
| |
sonnet sur la vertu bourgeoise
Les tramways par les longues rues dégringolent.
Dehors toute la vie et, les fenêtres closes,
pour nous un peu de thé, pour le soir nos paroles.
Sur nos traits distingués de doux reflets se posent.
Brigands, pirates, étrangleurs, voleurs,
le déluge premier, le dernier jugement,
toute angoisse a quitté notre vertueux coeur.
Ce thé! Cette amitié! Et ces reflets calmants!
Puis tes baumes, ô nuit, et demain nous courrons
entièrement ragaillardis, acheter, vendre.
Dieu livre le pain quotidien et l'ambition.
Suffisamment lassés pour au sommeil nous rendre.
Entre rire et baîller, ces corridors,
avec, au bout, la charitable mort.
traduit du néerlandais par liliane wouters.
| |
| |
| |
e. du perron
p.p.c.
Vaarwel, Clary. Ik wens u geen geluk.
Zoiets klinkt dom, bij hen reeds die het menen.
Gij hebt u goed verkocht. Maak u niet druk
over de rest: want àlle mensen wenen.
Uw huis was klein. Uw heer heeft het vergroot.
De bron van zijn fortuin heet niet te stelpen.
Uw roem wordt groot en duurt wel tot zijn dood.
Uw ziel is klein. Ik kon het niet verhelpen.
Uw lijf is goed. Gij zijt een mooie vrouw.
Gij zult uw heer veel mooie kindren baren.
Uw hart is nauw; gij blijft hem ook wel trouw.
Gij zult hoogstaan en goed uw naam bewaren.
Vaarwel, Clary. Mij zult gij niet meer zien.
Ik zal u mijden, zelfs tot in uw dromen.
Gij waart mijn droom, voor ik u had gezien.
Gij zijt uzelf. Ik minacht u volkomen.
(Verzameld Werk, I, blz. 86)
| |
p.p.c.
Adieu, Clary. Bonheur ne te souhaite.
C'est trop idiot, même où parle le coeur.
Tu te vendis fort bien. Et pour le reste
ne t'en fais pas: car tous les hommes pleurent.
Petit le toit: vient l'agrandir ton maître.
Point ne tarit la source de son bien.
Jusqu'à sa mort tu resteras célèbre.
Petite l'âme. Je n'y pouvais rien.
Ton corps est bon. Et, femme, tu es belle.
Sauras donner nombreux et beaux enfants.
Le coeur étroit - pourras être fidèle.
Reste haut placée et ton renom défends.
Adieu Clary. Tu ne me verras plus.
Je vais te fuir, et jusque dans tes rêves.
Tu fus mon rêve. Un jour pourtant l'ai vu:
tu n'es que toi. A fond je te méprise.
traduit du néerlandais par liliane wouters.
| |
| |
| |
e. du perron
een vrouw
Haar smal gelaat, onder de grijze haren,
smal, bleek en moedig, is mij toevluchtsoord,
een blanke koepel, hoog en ongestoord
door 't dom geraas, de hartloze gebaren.
Het ware onnodig dat zij met één woord,
voor mij alleen, die stilte ging verklaren,
ik ken de droom die somtijds komt gevaren
diep in haar blik, en éven haar bekoort.
Haar leven ging, zij heeft het niet gegrepen,
en wat haar toeviel, zal zij verder slepen,
met liefde zelfs, met simpelheid vooral.
Want deze vrouw, zozeer een vrouw gebleven,
straalt zacht en warm, voorbij haar eigen leven,
boven de roes en boven het verval.
(Verzameld Werk, I, blz. 100)
| |
une femme
Parmi les cheveux gris, son fin visage
étroit, pâle et courageux, est mon havre,
un dôme haut et blanc où ne s'engagent
le bruit stupide, les gestes sans âme.
Il serait inutile que sa voix
d'un mot pour moi seul le silence éclaire.
Je sais le rêve naviguant parfois
au fond de son égard, et doit aussi lui plaire.
Sa vie alla. Elle ne la saisit point.
Ce qui lui échut traînera plus loin
gardant amour, mais plus humilité.
Car cette femme, femme tant restée
doucement, chaudement, où son moi cesse,
brille au delà des corruptions et de l'ivresse.
traduit du néerlandais par liliane wouters.
| |
| |
| |
e. du perron
billets pour elle
1
Eens zal je weten hoeveel 'k van je hoû
en mij de rustloosheid van nu vergeven,
het pijnigend wantrouwen dat een vrouw
als jij van mij houdt - en terug gedreven
naar wat immers verandren moest, al zou
je ook dan nog zijn het brandpunt van mijn leven,
zoeken, vergeefs, naar wat, achtergebleven,
is weggestroomd, intens: naar jou, naar jou.
Voor één jaar, ongestoord, van dit gevoel,
en onverzwakt, kan men de rest versmaden
en sterven als Rolla, verscheurd en koel...
Maar deze tale wordt slechts werklikheid
in dromen, en romantiese misdaden,
meer nog dan liefde, vallen uit de tijd.
Dec. 1931
(Verzameld Werk, I, blz. 120)
| |
billets pour elle
1
Un jour tu connaîtras combien je t'aime,
tu me pardonneras l'angoisse d'à présent
(pénible doute: qu'une femme telle
que toi puisse m'aimer) et retournant
à ce qui devait bien changer, oui, même si
tu brûles toujours au centre de moi,
en vain tu chercheras dans le passé ce qui
intensément coula: vers toi, vers toi.
Sans trouble et sans cassure, avoir connu cela
pendant toute une année - on méprise le reste.
On meurt froid et blessé comme Rolla.
Mais cette langue aux songes seuls s'adresse.
Plus que l'amour encore, les méfaits
romantiques sont par le temps défaits.
traduit du néerlandais par liliane wouters.
| |
| |
| |
e. du perron
eens een jongmeisje
Voor Line
Zij was verrukklik toen zij meisje was;
wat ziek van eenzaamheid maar 't zelf niet wetend,
soms heel de wereld, meest zichzelf vergetend,
mooi als een fee gezien in donker glas.
Door kinderliefde aan 't huisgezin geketend,
schonk zij 't haar kleuren als een bloem aan 't gras,
en zich tot onrust niet eenmaal vermetend...
Toen trad zij in het huwlik en genas.
Ook van 't mirakel; - werd een bijster lieve
huisvrouw en moeder; en volmaakt vervuld
haar lot. Hoe anders ook? Wie ten gerieve?
Was zij, verleid, gekwetst met ongeduld,
gedwongen naar een rijker vrouwlikheid?
Zo ja, tant pis. Hier trok geen schelm profijt.
1939
(Verzameld Werk, I, blz. 125)
| |
une jeune fille, jadis
Pour Line
Elle était ravissante en son jeune âge.
Un peu malade d'être seule, sans le savoir.
Oubliant parfois l'univers entier, mais davantage
elle-même. Belle comme une fée en un sombre miroir.
Retenue au foyer par de filiales chaînes,
le colorant comme herbe où fleur fleurit,
et de connaître une inquiétude ayant à peine
l'audace. Elle prit époux et guérit.
Mais aussi du miracle. - Fut épouse et mère
comme en se fourvoyant. Remplit sa tâche au mieux.
D'ailleurs, que faire d'autre? Et pour qui donc le faire?
Eût-elle été tentée, ou le temps impérieux
l'eût-il blessée, la poussant à plus de féminité?
Si oui, tant pis. Nul vaurien n'en a profité.
traduit du néerlandais par liliane wouters. |
|