Het kolonialisme in Vlaanderen.
‘Het kolonialisme in Vlaanderen’ ligt in de lijn van de vaststelling die meer en meer Vlamingen de laatste 25 jaar opdeden, niet alleen dat er veel raakpunten zijn tussen Vlaamse Beweging en sociale beweging, maar dat beide identiek zijn, maar in de praktijk naast en ogenschijnlijk al eens tegen elkaar evolueren. De auteurs (een werkgroep) gaan evenwel nog een stap verder. Scherp gesteld kan men zeggen dat zij pogen Vlaams nationalisme en Marxisme tot een sinteze te brengen. Zij rekenen hiervoor op en richten zich tot alle progressieve krachten in B.S.P., V.U., K.P., sindikale en kulturele organizaties en Vlaamse drukkingsgroepen. Want, een van bureaukratie en Stalinisme gezuiverd en humaan socialisme en een volksnationalisme dat naar de bevrijding uit een semi-koloniale toestand streeft, zijn eigenlijk identiek. Dit is de gedachtengang doorheen de hele inhoud van het boek (ontleding van het semi-kolonialistische Vlaanderen, van de beschikbare krachten om daar een einde aan te maken en van de hinderpalen op weg naar de bevrijding en van de voorgestane oplossing: het socialisme, en tenslotte, een voorstel van hervormingen of ‘Een sociale revolutie’).
Het programma van de voorgestelde sociale revolutie is nogal beknopt. In al zijn beknoptheid en met de beste goede wil doet het denken aan een sinteze van de verkiezingsprogramma's van een Vlaamse B.S.P., een V.U. en een K.P. zoals die in de verkiezingsstrijd aan het publiek voorgesteld worden. Natuurlijk klinkt het allemaal heel fraai, fraaier zelfs als zo'n programma van iedere partij afzonderlijk. Kan het ook anders? Je neemt het beste van het goede (welke partij pakt uit met een slecht programma?), formuleert alles in vage maar hooggestemde termen en je hebt een pracht van een etische verklaring. Hier en daar steekt wel eens een programmapunt dat in zijn sloganvorm een nogal dubbelzinnige inhoud dekt. Een voorbeeld. Aan de kommunikatiemedia (deel ‘politieke demokratie’) zijn tien woorden besteed: ‘Volledige persvrijheid in dienst van het volk en de demokratie’. Applaudisseer maar bedenk tegelijk dat hetzelfde principe rigoureus wordt toegepast bij de informatiepolitiek in socialistische landen, zowel vóór een Praagse lente en na het afsterven ervan als na een kulturele revolutie.
De ontleding van het ‘semi-kolonialisme’ in Vlaanderen lijkt me niet al te bevredigend. Sterk gerezumeerd leidt die ontleding tot de konkluzie, dat 90% van de bevolking tot een ondergeschikte stand behoort en 10% alle touwtjes in handen heeft. Die konkluzie is gebazeerd op de financiële macht, die zeker reëel en niet te verwaarlozen is. Maar die bazis lijkt me toch al te eng. Achterstand, machteloosheid en manipulatie hebben een veel bredere waaier van oorzaken, zijn zelfs even reëel binnen klassen of standen en worden niet uitgeschakeld door een omkering van een piramide van verhoudingen.
De dialektische redeneringswijze van de auteurs - toch achterhaald, meende ik - geeft hen een optimistische en zelfs messianistische terminologie in de pen die soms even ver van de Vlaamse werkelijkheid ligt als de VNV-leuzen uit de dertigerjaren.
Persoonlijk deel ik het optimistische geloof in ‘revolutie’ en ‘klassestrijd’ (nu eens een ‘objektieve realiteit’ dan weer totaal nieuw genoemd) niet. Ik zie wel het kapitalistische en kommunistische sisteem naar elkaar toegroeien, maar niet via begrippen uit de 19e eeuw en ik zie voor België en voor Europa het federalisme als een proces (een proces dat tot de mogelijkheden behoort), zelfs als een politieke filozofie, maar niet als een dogma waarvan de realizatie over de revolutie van een nacht loopt. Om even een gelijkgestemde terminologie te gebruiken: mijn geloof is groter in een ‘permanente revolutie’ die in dit semi-koloniale land nog altijd mogelijk is via organizaties voor permanente edukatie, drukkingsgroepen allerlei, eventueel zelfs partijen, enz. en zelfs via kommunikatiemedia en het onderwijs.
Uiteindelijk reageert ieder lezer op een boek als ‘Het kolonialisme in Vlaanderen’ volgens zijn eigen maatschappelijk geloof of ongeloof (zoals ook blijkt uit de kritiek achteraan in het boek opgenomen van mensen uit verschillende politieke en filozofische milieus). Ik wil aan dit boek trouwens mijn waardering niet ontzeggen die minstens even groot is als mijn rezerves.
De auteurs hebben zoals uit mijn recensie al op bescheiden wijze kan blijken een werkdokument gebracht dat voortdurend prikkelt tot stellingnemen. Hun werk is een ernstige poging om Vlaamse en sociale beweging in een zelfde bedding te situeren. Zij zijn zich bewust van het gevaar dat de stap van een ekstreem-links of anarchistisch standpunt naar het fascisme niet groot is. De auteurs hebben ook voortdurend gezwicht voor een verschijnsel dat ook in Vlaanderen ernstige afmetingen dreigt aan te nemen onder de intellektuelen, namelijk de droevige gewoonte dat progressisten eerst duidelijk aflijnen wie wel en vooral wie niet tot hun kamp behoort en vervolgens in het eigen kamp de konservatieve plekken gaan zoeken en onverbiddelijk wegsnijden.
Erik Vandewalle
Werkgroep de Witte Kaproenen, Het Kolonialisme in Vlaanderen. Pleidooi voor een sociale revolutie, 288 blz., Uitgeverij De Galge, Brugge-Antwerpen, 1969.