Integratie van het Volkshogeschoolwerk.
Op de ledenvergadering van de Nederlandse ‘Vereniging voor Volkshogeschoolwerk’ (Amersfoort op 9 oktober 1970) is beslist dat de Vlaamse ‘Stichting-Lodewijk de Raet’ (Maria Theresiastraat 55, 1040 Brussel) en de ‘Volkshogeschool De Blankaart’ (8178 Woumen) als leden van de Nederlandse Vereniging werden toegelaten. Dit vernamen wij via ‘De Volkshogeschool’ het driemaandelijks blad van de Nederlandse Vereniging dat zijn derde aflevering 1970 in het teken van zijn Vlaamse partners stelde.
Op het eerste gezicht is de kop van dit korte stukje niet gerechtvaardigd voor dit bericht. Het gaat niet om een fait divers en evenmin om een simbolisch gebaar. Aan het lidmaatschap van beide Vlaamse volkshogescholen gaat een jarenlange gewoonte van gesprek en samenwerking vooraf. De wenselijkheid dat alle organizaties voor volksontwikkeling in Noord en Zuid tot integratie zouden komen was een van de konkluzies van het in 1968 te Neerpelt gehouden Werkkongres van de Stichting voor de kulturele integratie van Noord en Zuid.
Beide Vlaamse volkshogescholen vormen maar een klein deel van wat in Vlaanderen bestaat op het gebied van vormingswerk. Maar het is een heel belangrijk en stimulerend deel. Vooral de 20 jaar oude ‘Stichting-Lodewijk de Raet’ - de ‘Volkshogeschool De Blankaart’ is van jongere datum en zijn aktieterrein is beperkt tot West-Vlaanderen - heeft wellicht meer als welke instelling voor vormingswerk bijgedragen tot een mentaliteitsverandering in Vlaanderen. Voor de Vlaamse Beweging bv. waar de zorg van de Stichting nog altijd naartoe gaat, heeft de ‘Stichting-Lodewijk de Raet’ beslissend bijgedragen inzake het op gang brengen van de dialoog tussen alle Vlaamsgezinden en het aksentueren van de sociaalekonomische richting.
Het is niet toevallig dat deze stimulerende rol uitgaat van deze beide Vlaamse instellingen voor vormingswerk die het meest en het nauwst kontakt hebben met Nederland. Het Nederlandse lidmaatschap van beide Volkshogescholen is hopelijk een waarborg voor bestendiging van het kontakt met Nederland en onrechtstreeks ook voor de bestendiging van hun belangrijke rol in Vlaanderen.
Dat precies dit tweetal in de integratieschuit stapt is ook niet verwonderlijk. Zoals door anderen al meer werd betoogd staan we met de kulturele samenwerking Vlaanderen-Nederland halfweg: we zijn aan het stadium van het half-kennen toe. Vandaar dat we het tijdelijke verschijnsel meemaken dat in de pers van Noord en Zuid de bladzijden over de buur rijkelijk met sensatie, eenzijdige of zelfs onjuiste informatie overgoten worden. En het ziet er naar uit dat daarop van Vlaamse zijde nogal eens ongelukkig gereageerd wordt. Het is vaak een kwestie van verschillende achtergrond of een andere toonhoogte. De ‘Stichting-Lodewijk de Raet’ en de ‘Volkshogeschool De Blankaart’ hebben de gelukkige eigenschap een taal te spreken die heel wat vooroordelen en andere barrières opheft. Dat het nodig is bewijst de titel en het stuk ‘Wat hebben wij met die Vlamingen te maken?’ van de uitstekende Vlaanderenkenner Fons Erens. Laten wij in Vlaanderen vooral geen illuzies koesteren over eenzijdig onbegrip. Wat hebben wij met die (H)ollanders te maken, wordt maar al te vaak gedacht, dan nog met pijnlijke nuance van ‘waarom denken zij niet als wij’.
Erik Vandewalle