hem, om andere dan praktische of kwaliteitsredenen, de hulp ontzeggen.
Tenslotte de vrouwen. Ik moet toegeven me meer bezig gehouden te hebben met de kwaliteit van een werk dan met de woonplaats van de uitgever of het geslacht van de auteur. De vrouwelijke auteur in vertaling komt inderdaad niet zoveel aan bod, maar er zijn ook veel minder vrouwelijke auteurs. Het verdient aanbeveling eerst eens naar het percentage van vrouwelijke auteurs te kijken en dan op basis dáárvan naar het percentage vertalingen.
Mevrouw Paardekooper noemt in haar artikel een aantal namen, voornamelijk van dichteressen, maar ook het aantal dichters dat vertaald werd is maar klein - poëzie verkoopt erg moeilijk. Bij Hella Haasse (van wie twee fragmenten, een van De ingewijden en een van De meermin) geldt het probleem dat niet al haar werk, hoe voortreffelijk ook, voor het buitenland interessant is, wat het onderwerp betreft. Er verscheen e.e.a. van haar in het buitenland en u kunt ervan op aan dat haar werk nauwkeurig wordt bijgehouden.
Van Andreas Burnier is een fragment vertaald van haar eerste boek. Vervolgens verscheen in Duitsland een verhalenbundel (Melzer). Aangezien ons budget zeer beprekt is maakten wij, zoals te doen gebruikelijk, van deze publikatie in een ‘leesbare taal’ weer gebruik voor aanbieding in andere landen. Er bestaan ook een aantal Engelse vertalingen van haar verhalen, maar die zijn niet van de Stichting en staan daarom niet in onze publikatie. Het is echter onnodig door ons iets te laten vertalen als er elders door iemand anders, al iets werd vertaald. Als iets niet in onze lijsten staat houdt dat niet altijd in dat zoiets dan elders niet zou kunnen bestaan. Ik ben overigens al sinds enige tijd met Burniers uitgever in bespreking over de vertaling van een fragment van haar zojuist verschenen roman.
Van Jacoba van Velde tenslotte, werd de meest besproken en geloofde roman De grote zaal in een groot aantal landen en talen gepubliceerd. Daarna was er geen belangstelling meer voor haar werk en kon er dus niet veel meer voor haar bereikt worden.
Ik beloof u echter, Mevrouw Paardekooper, nog eens ekstra aandacht te schenken aan de vrouwelijke auteur en haar werk. Gelooft u mij dat ik het met het allergrootste genoegen zal doen, als ik alleen al denk aan al die ijverige en zeer vrouwelijke vertaalsters met wie ik vrijwel dagelijks de problemen in het werk van alle mannelijke literaire auteurs bevecht.
Het doet mij genoegen dat de redaktie van Ons Erfdeel Mevrouw Paardekooper en mij de gelegenheid gaf nog eens de aandacht te vestigen op enkele van de dagelijkse probleempjes die zich bij dit werk voordoen.
D.J.J.D. de Wit, Stichting voor Vertalingen, Amsterdam
Noot. - Ter illustratie van mijn betoog kan ik de lezer nog verwijzen naar blz. 99 en 103 in hetzelfde nummer van Ons Erfdeel (14 jaargang, nr. 1) waar in de bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling resp. een Bulgaarse en een Griekse bloemlezing worden vermeld, beide van Vlaamse dichters. Nederlanders komen er, ik meen aan om bovengenoemde redenen, niet aan te pas.