zou de lijn echter alleen nog even verder willen doortrekken en vaststellen dat het Antwerpse publiek in feite zo erg misvormd is door de nog min of meer kommercieel haalbare film uit de massaproduktie, dat het nauwelijks op kan tegen de van de klassieke paden afwijkende moderne film. Is de op basis van de door het publiek uitgebrachte stemmen aan Akahige (Roodbaard) van Akira Kurosawa toegekende prijs in dit verband niet tekenend? Aanvankelijk misschien een eigenaardige keuze, - want zo warm liep Antwerpen nooit voor een Japanse film -, die uiteindelijk toch weer heel logisch is. Van de weinige films met een klassiek verhaaltje, - en dat heeft de doorsnee Antwerpenaar nog altijd nodig om van een film te kunnen genieten -, is het de film die de emoties en/of ontspanning zoekende bioskooploper het meest van al kon aanspreken.
In feite komt het alles weer neer op hetgeen ik reeds vroeger in dit blad schreef: al die geforceerde manieren om te bewijzen dat het Vlaamse publiek wel van betere film houdt, hebben doorgaans net het omgekeerde resultaat. Aan een zuigeling die pas aan zijn eerste papfles toe is geef je toch ook geen oesters te eten. Waarom het met een bioskooppubliek anders doen? Voor heel wat mensen die zich cinefiel noemen is er vooralsnog behoefte aan een normale ontwikkeling van hun filmsmaak.
Toch wil ik niet meteen alles op de rug van het publiek schuiven, want de inrichtende filmklub heeft zelf ook wel schuld aan het feit dat niet alle voorstellingen voor een redelijk bezette zaal liepen. Ik voor mij dacht dat een socialistische vereniging ook even aan de ‘proletariërs’ gedacht zou hebben, zij die nog elke dag om den brode moeten gaan werken. Maar wat dan met voorstellingen om vier uur in de namiddag? Wie kan daar heen, tenzij kapitalistische renteniers? En ook filmvoorstellingen tot één uur 's nachts bevallen mij minder, al kan dit wel een zuiver persoonlijk bezwaar zijn.
Dit alles neemt natuurlijk niet weg dat alleen reeds het idee om zo'n filmweek te organizeren en al het werk dat er achter zit, dienen te worden toegejuicht. En al was de opkomst misschien minder schitterend dan werd verwacht, de resultaten waren er alvast. Voor een keertje was de benaming ‘Antwerpen cinemastad’ eens een realiteit, die mensen tot ver uit de Kempen of Vlaanderen aangetrokken heeft. Zo kreeg dan een kern van cinefielen de kans om films te zien waarvan ze anders alleen de titels uit festivalverslagen zouden kennen. En op de koop toe zijn er al een paar films die ook in België beschikbaar zullen komen, mede dank zij het sukses dat ze te Antwerpen hadden.
Deze filmweek zou intussen geen eenmalige manifestatie moeten blijven, maar een jaarlijks terugkerende zaak worden. Hopelijk dan volgend jaar met iets meer sukses, nadat sommige kantjes bijgeschaafd werden. En mogelijk misschien ook met een beetje meer werkelijke samenwerking tussen filmklubs, wat ook wel een mogelijkheid zou zijn om meer publiek te trekken. Misschien ook met een zekere tegemoetkoming van officiële zijde, in de vorm van een verlaging van de hoge doeanerechten die betaald moeten worden om de films voor één enkele vertoning te mogen invoeren. Nu er nog steeds gedacht wordt aan afschaffen of aanpassen van de bioskooptaks, moeten manifestaties met een serieus, filmkultureel karakter, niet de kip met de gouden eieren voor de Belgische schatkist worden.
Edmond De Cleen, Deurne