op de planken; de uiterlijke dramatische aktie is biezonder gering. Pelléas et Mélisande is een introspektief drama; het tragisch-fatalistisch gebeuren speelt zich op een intense wijze af binnenin de personages. De koncertuitvoering in het Paleis voor Schone Kunsten heeft ons in die overtuiging nog gesterkt, nu geen enkel uiterlijk effekt ons van de geladen intrige kon afleiden. Eerlijkheidshalve moeten wij toch bekennen dat een scènische voorstelling met juistgekozen dekors en een subtiele lichtregie zowel de geheimzinnige atmosfeer als de fatalistische background van deze kompositie direkter had kunnen evokeren. Die bedenking hebben wij echter pas achteraf gemaakt. Tijdens de uitvoering hebben wij daaraan geen ogenblik gedacht. De vertolking was zo volkomen gaaf, zo introvert en genuanceerd dat wij geen enkel ogenblik de behoefte aan een uitbeelding hebben gevoeld.
Alle lof voor de dirigent en het Orchestre Symphonique de Liège, die alle facetten van de rijke orkestpartij hebben ontplooid: de sfeerscheppende omlijsting met zijn gedifferentieerd orkestkoloriet, even goed als de verinnerlijkte spanning van sommige dramatische tussenspelen. De personages waren voortreffelijk gekozen. Alleen de Duitse bariton P. Chr. Runge miste iets van de Franse gratie en het artistieke raffinement, doch vergoelijkte dat kleine tekort door zijn juist getypeerde ietwat jeugdige driftigheid in zijn Pelléasinterpretatie. De andere partijen werden vertolkt door de Roemeense sopraan Ileana Cotrubas (Mélisande), de Franse bariton Jacques Mars (Golaud), de Nederlandse bas Guus Hoekman (Arkel), de Engelse sopraan Sylvia Eaves (Yniold), de Franse alt Jocelyne Taillon (Géneviève), de Engelse bas Richard Van Allen (Dokter), en verder de koren van het Lemmensinstituut, voorbereid door Paul Schollaert. De doorlopende recietstijl met zijn glijdende intervalbeweging en de zo gekarakterizeerde zangstijl van ieder personage werden door elk van hen met de juiste feeling en delikate zorg voorgedragen.
Een ander Engels glanspunt waarvoor Festivaldirekteur Karel Aerts had gezorgd was het optreden van het London Symphony Orchestra o.l.v. André Previn. Naast de negende symfonie van Franz Schubert was het programma gewijd aan Benjamin Britten: Sea-Interludes uit Peter Grimes en Les Illuminations. Wie eenmaal Peter Pears in de prachtige Rimbaudcyklus heeft gehoord wordt moeilijk bevredigd door een andere interpretatie. Zelfs in de meer dan voortreffelijke vertolking van de sopraan Sheila Armstrong ontbrak iets van de bovenaardse sfeer en de visionaire sensibiliteit die deze liederencyklus zo onvergetelijk maakt. Voor het overige niets dan bewondering voor de vokale en muzikale kwaliteiten van de sopraan en evenzeer voor het dynamisch en veelzijdig talent van André Previn. Buiten zijn ritmische preciesheid onthouden we van hem vooral de manier waarop hij o.m. in Schuberts symfonie een onafgebroken spanning wist te houden. Hij slaagde erin de vele liedfrazen van Schuberts muziek op een persoonlijke wijze a.h.w. aan elkaar te lijmen zodat nergens enig hiaat of zwakte de geladen voordracht ontzenuwde.
Karel Aerts schijnt een voorliefde te koesteren om Engelse ensembles een voorname plaats in het festivalprogramma te geven. Tot nog toe heeft hij nooit verkeerd gemikt.
Hugo Heughebaert