Woorden of daden.
Fernand Auwera's bundel interviews Schrijven of schieten (1969) ligt nog vers in het geheugen, en er is reeds een tweede bundel verschenen onder de titel Geen daden maar woorden. In de inleiding lezen we dat beide boeken één geheel vormen, dat enkel om technische redenen in twee delen verscheen. Tot die technische redenen behoort natuurlijk niet het feit dat de interviews uit het eerste deel uitsluitend en die in het tweede deel slechts voor de kleine helft met ‘literatoren’ zijn gemaakt. Ik begrijp niet goed de reden waarom Auwera zich daarover schijnt te verontrusten, en nog minder zijn als volgt geformuleerd ekskuus: ‘Ik geloof dat het opsplitsen van de literatuur in enerzijds de roman, het gedicht en het loodzware essay, en anderzijds iets wat men consumptieliteratuur noemt, volkomen onverantwoord, kunstmatig en uit de tijd is.’ Ik zou niet durven te beweren dat de grenzen altijd makkelijk te trekken zijn. Ik neem zonder meer aan dat de konsumptieliteratuur een eigen funktie heeft, en stem hiermee in met de mening van Rinus Ferdinandusse, dat ‘gewone mensen’ die vaak in ellendige omstandigheden leven, er werkelijk behoefte aan hebben een boek te lezen over een leven waar het allemaal anders is dan bij hen’. Maar het gewoon onder één noemer brengen van het werk van laten we zeggen W.F. Hermans en J. Fabricius, Lucebert en Van Altena, nou... Deze neiging tot door elkaar gooien en nivelleren, vind ik gevaarlijke onzin. Meer bepaald dan nog t.o.v. het probleem van het politieke en sociale engagement van de schrijver, dat hier aan de orde is: voor beide kategorieën van auteurs kan het probleem zich nl. fundamenteel anders stellen. In dit verband geef ik een antwoord van Fons Sarneel ter overweging: ‘Over en om engagement wordt het hardst geschreeuwd, dat zie ik wel, door zwakke talenten. () Wat vormelijk zwak is, voos,
gedeukt, of verfomfaaid, kan niet ernstig worden genomen. Als een boek vertrouwen verdient, is het om de integriteit van zijn vorm’. Veel gepraat over de literatuur verstomt inderdaad voor wie dit primarie principe aanvaardt, dat in de meeste luidruchtige diskussies over het hoofd wordt gezien.
Wat betekent in vredesnaam de volgende uitspraak van Leo Geerts, die in zijn biografische inleiding meedeelt dat hij nu al vier jaar elk woord dat hij schrijft overweegt: ‘De schrijver die schrijft net alsof de 3de wereld niet bestaat, staat een trapje te laag’? De babelse spraakverwarring wordt er alleen door vergroot.
De gesprekken in dit nieuwe boek handelen dus weer over ‘macht en onmacht van het woord’. Moet of kan de schrijver ‘geëngageerd’ zijn? Kan de literatuur invloed uitoefenen op het maatschappelijk bestel? Hoe verhoudt zich de literatuur tot andere, vooral meer dokumentaire en wetenschappelijke teksten? Dit lijken mij in de 26 opgenomen interviews wel de hoofdvragen te zijn, waaraan andere als varianten of uitvloeisels worden toegevoegd. Het feit dat in dit tweede deel niet alleen literatoren, maar ook uitgevers, journalisten en politici aan het woord komen, maakt de van gesprekken gevarieerder en de waaier van informatie en meningen ruimer dan in het vorige deel. Het is dan ook in zijn geheel een zeer boeiend boek, dat beurtelings tot instemming en tegenspraak prikkelt, een boek dat je leest met het potlood in de hand, dat je tot nadenken en aantekenen dwingt en waarop eigenlijk weer een ander boek mogelijk is, en dan nog een ander boek en zo eindeloos voort, omdat elk antwoord op elke vraag weer andere vragen en antwoorden oproept en zowel de problemen zelf als de diversiteit van de opinies ongelimiteerd doet toenemen. Maar tegenover deze gedachte is misschien een andere te stellen, die zeker naïever lijkt, maar waarvan ik niet weet of ze dat ook werkelijk is: kunnen alle vreselijke en vaak zeer ondoorzichtige konflikten en katastrofen, waardoor onze wereld geteisterd wordt, in feite niet worden teruggebracht tot enkele oorzaken die doodgewoon in de psyche van de individuele mensen wortelen en door omstandigheden tot schrikwekkende gevolgen kunnen leiden? Ik bedoel: hebzucht, machtswellust, wreedheid, agressiviteit, frustraties, en dgl. Raak je ook niet de kern van Vietnam als je in een roman bij voorbeeld de cynische machtswellust van een kleine Vlaamse schooldirekteur ontmaskert? De wezenlijkheid van een probleem ligt niet in de onmenselijke omvang van zijn gevolgen, maar in zijn
menselijke oorzaken en aanleidingen. En die liggen vaak dichter bij dan wordt vermoed. Altans: dit is ook een mogelijk antwoord op de vragen van Auwera, dat ik hier, ongevraagd, toch maar eens geef.
En hoe moet ik dit boek nu verder bespreken? In kort bestek is dit eigenlijk onbegonnen werk. In de hoop dat velen het in zijn geheel zullen lezen, beperk ik mij hier tot het aanstippen en citeren van enkele punten uit wat voor mij de elf interessantste interviews zijn. Vanuit het standpunt van de uitgever en de boekverkoper vertelt Rob van Gennep behartenswaardige dingen over de rol, de macht en de onmacht van het geëngageerde boek. Daarbij legt hij niet de nadruk op het strikt literaire, maar wel op het in ruimere zin kritisch-essayistische, politieke en informatieve boek. Ik