Dit besluit is een aanvulling van de 4 blz. tellende reglementering van 5 december 1969 (verschenen in het Franse Staatsblad van 6 december 1969) betreffende de inrichting van de baccalaureaatseksamens vanaf 1970. De twee gewijzigde alinea's waarvan hierboven sprake is, verschillen alleen hierin van de tekst van 5 december 1969 dat telkens het Nederlands is toegevoegd aan de genoemde reeksen talen.
In principe wordt het Nederlands voor de baccalaureaatseksamens op gelijke voet behandeld als de belangrijkste Europese talen. In feite echter moet het principe nog ‘operationeel’ worden gemaakt en zijn in een onmiddellijke toekomst nog geen gelijke kansen voor het Nederlands mogelijk als voor het Engels, Duits, Spaans en Italiaans: een ministerieel besluit zal bepalen aan welke universiteiten de eksamens Nederlands afgelegd kunnen worden. Dat besluit is bij mijn weten totnogtoe (eind december 1970) niet genomen.
Naar ik, zoals het heet ‘uit goede bron’, kon vernemen, impliceert de toepassing van het besluit van 14 september 1970 (Staatsblad van 29 september 1970) dat kursussen Nederlands ingericht kunnen worden vanaf het eerste jaar m.o. en wel als eerste vreemde taal (zie hierover ‘Nederlands in het Franse m.o.’, O.E., 13e jrg., nr. 4) en tevens als tweede vreemde taal vanaf het vierde jaar m.o. Op het ogenblik waarop dit nummer verschijnt moet in Frankrijk al een eerste werkvergadering hebben plaatsgehad met o.m. hoogleraren in de Neerlandistiek in Frankrijk over het gebruik van handboeken Nederlands voor het Franse m.o.
Sommigen zullen het wellicht om principiële redenen betreuren dat zowel de tekst van 14 september 1970 als de verklaringen afgelegd door de Franse onderwijsminister op 20 februari 1970 het Nederlands erkennen als vreemde taal in het m.o. voor heel Frankrijk en niet als volkstaal van de Frans-Vlaamse Westhoek. Allereerst moeten zij toch vaststellen dat zo'n principieel standpunt niet haalbaar was. Bovendien is het de vraag waarmee de Frans-Vlamingen het best geholpen worden: met de mogelijkheid om het Nederlands als vreemde taal (maar dan ook als een volwaardige taal van twee belangrijke buurlanden) of met de mogelijkheid om de ‘volkstaal’ van Frans-Vlaanderen te bestuderen. Bij dat laatste dringt zich de vraag op welke taal dat zou zijn: een gekultiveerd dialekt dat aansluit bij de gesproken taal van de oudere generaties in een ekonomisch volkomen achterop geraakte streek of het algemeen Nederlands dat toch als een vreemde taal bestudeerd moet worden. Alleen al de benaming van die taal als ‘dialecte local’ of ‘flamand’ in een eventuele officiële tekst roept het gevaar op van een nutteloze en zinloze aparte taalontwikkeling of de indruk van een te midden van een zwaar onderwijsprogramma folkloristisch tijdverdrijf. Gezien heel Frans-Vlaanderen, dank zij de leerstoel Nederlands te Rijsel, samen met enkele andere akademische omschrijvingen, het eerst van de huidige reglementering zal kunnen profiteren, is het zonder meer duidelijk dat de tans ingeslagen weg voor de Frans-Vlamingen veruit de meest interessante is.
Een laatste overweging is gericht aan het adres van de Belgische en de Nederlandse regering. De beslissing van 14 september 1970 betekent een waardevolle tegemoetkoming van de Franse regering tegenover de Nederlandse taal en de Nederlandssprekenden. Ik vind het normaal dat de Belgische en Nederlandse regering als