| |
| |
| |
het einde van de vlaamse beweging?
een enquête
Enkele jaren na de tweede wereldoorlog publiceerde Leo Picard een artikel onder de titel ‘Het einde van de Vlaamse Beweging en de bevrijding van de flamingant’. Hij was overigens niet de eerste in de geschiedenis die het einde van de Vlaamse Beweging proklameerde. Vroegere verklaringen in die zin waren evenwel doorgaans uitgegaan van personen die niet als Vlaamsgezinden beschouwd konden worden.
Door de ervaring van de jongste tien jaren van wel bijzonder roerige Vlaamse Beweging voorzichtig geworden, hebben we de gedeeltelijke gelijkluidende titel van dat artikel van een vraagteken voorzien. Het is niet onze bedoeling om een retorische vraag te stellen. Het gaat integendeel om een probleem, dat op dit ogenblik onze ernstige aandacht verdient.
Het zal wel door niemand ontkend worden, dat er sedert de krisis om Leuven en de daarop volgende verkiezingen in 1968 een zekere vermoeidheid en onzekerheid op te merken valt in kringen waar men aktief met de Vlaamse Beweging is begaan.
Ongetwijfeld werkte het aanslepend debat rond de grondwetsherziening die aarzelingen in de hand. Dat is evenwel niet het enige geweest. Bij de aanvang van de jaren zeventig staat de Vlaamse Beweging wellicht voor een nieuwe situatie. Voor het eerst maakte een regering van de oplossing van de kommunautaire problematiek haar voornaamste bestaansreden. Meer dan ooit wordt de Vlaamse Beweging doorkruist door sociaal-ekonomische bewegingen - hierbij is de mogelijkheid niet uitgesloten dat klassieke patronen als dat van de klassenstrijd voorbijgestreefd zijn - en nieuwe emancipatiebewegingen. Meer dan ooit is de Vlaamse Beweging sterk verbonden met het geheel van de kommunautaire problematiek. De nieuwe spanningsvelden met Brussel als inzet komen in het volle daglicht. Weliswaar was een en ander in de voorbije jaren ook al aanwezig, maar wellicht nooit zo duidelijk als tans.
Er zijn ook een paar niet zo bemoedigende vaststellingen te doen. Ondanks gemeenschappelijke moties van de drie Fondsen (Davidsfonds, Vermeylenfonds en Willemsfonds) gaat het niet zo best met de samenwerking tussen de verschillende levensbeschouwelijke groepen in Vlaanderen, hoewel die zich echter zo hoopvol aftekende naar aanleiding van de strijd om Leuven.
In verband met de kulturele integratie Vlaanderen-Nederland gaan sommigen zover te spreken van een volslagen immobilisme. Om al die redenen hebben wij gemeend er goed aan te doen enkele personen die door hun pozitie in of hun publikaties over de Vlaamse Beweging een zo groot mogelijke diversiteit waarborgen, aan het woord te laten. De meest aangewezen metode was een enquête over een aantal vragen, waarvan wij menen dat ze de hierboven geschetste onzekerheden vertolken.
Wij hebben de antwoorden per vraag gerangschikt en in de alfabetische volgorde van de korrespondenten.
We danken:
Dr. Mieke Claeys-Van Haegendoren |
Mr. Maurits Coppieters |
Mr. Paul Daels |
André Demedts |
Mark Grammens |
Manu Ruys |
Drs. Herman Todts |
Prof. Dr. Adriaan Verhulst, |
die aan deze enquête hun medewerking verleenden.
Redaktie.
| |
| |
dr. m.
claeys-van haegendoren
Geboren in 1943 te Leuven. Doctor in de politieke en sociale wetenschappen. Aangesteld navorser Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk onderzoek. Publiceerde: De politieke houding van de Belgische Werkliedenpartij, en vooral van de Vlaamse socialisten tegenover de Vlaamse Beweging (1919-1929), Party and oppositionformation in Belgium 1965-1968: drie jaar politiek overzicht. Doktoreerde met 25 Jaar Belgisch socialisme. Evolutie van de verhouding van de Belgische Werkliedenpartij tot de parlementaire democratie in België van 1914 tot 1940. (509 blz.) in 1968 verschenen bij Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, Antwerpen. Bereidt momenteel een biografie voor over Hendrik de Man.
Adres: Pleinstraat 5a, Zonhoven (Limburg).
| |
Vraag 1: Loopt de traditionele Vlaamse Beweging (met haar eisen op taalgebied) ten einde en mag het inhalen van de traditionele Vlaamse achterstand in België op korte termijn verwacht worden? Is daarmee het doel van de Vlaamse Beweging bereikt? Zoniet, wat is volgens U het einddoel van de Vlaamse Beweging?
Mieke Claeys-Van Haegendoren:
Om de vragen van deze enquête op een ‘zindelijke’ manier te kunnen oplossen, is het noodzakelijk vooraf een definitie te geven van de ‘Vlaamse Beweging’. Het is niet onmogelijk dat deze definities - naar gelang de politieke opvattingen van de auteurs - verschillend zullen zijn.
Persoonlijk geef ik de voorkeur aan de volgende: de Vlaamse Beweging is de emancipatiebeweging van de Vlaamse bevolking in België. Als politiek verschijnsel is zij daarom te vergelijken met - maar niet identiek aan - de ontvoogdingsstrijd van de arbeiders, de emancipatie van de katolieken in Nederland...
Vanuit deze definiëring kan gesteld worden, dat de traditionele Vlaamse Beweging ten einde loopt door de erkenning van de taalhomogeniteit van Vlaanderen, door het inlopen van de Vlaamse achterstand op ekonomisch en kultureel gebied. Het is onbetwistbaar dat Vlaanderen het laatste decennium de weg opging van een toenemende welvaart, dat een einde kwam aan het nijpende werkloosheidsvraagstuk (het probleem van de groeiende afhankelijkheid omdat deze rekonversie bijna uitsluitend het gevolg is van buitenlandse investeringen terzijde gelaten). De ekonomische welvaart is de hefboom voor het inhalen van de kulturele achterstand, die daarom in een niet veraf gelegen toekomst ingehaald zal kunnen worden.
Hiermee zou de emancipatie van de Vlamingen in België voltooid zijn, en zou de Vlaamse Beweging haar einddoel bereikt hebben.
Sedert een tiental jaren kreeg de Vlaamse Beweging nochtans een nieuwe dimensie: het probleem Brussel. In de agglomeratie veranderde de Vlaamse meerderheid in een Vlaamse minderheid; de (verfranste) Brusselaars gehoorzamen aan de wetmatigheid van iedere grote stad door uit te zwermen naar de randgemeenten; de verfransing van Brussel en van de randgemeenten lijkt hierdoor onafwendbaar. Taalwetten kunnen in deze tendens geen fundamentele verandering brengen. Het gaat hier trouwens niet alleen om een taalprobleem, maar om een algemeen Belgisch vraagstuk: verstedelijking is onafwendbaar in een geïndustralizeerde samenleving. Het is onmogelijk een stad te beletten zich uit te breiden (zelfs landen met een rigoureuze planning ontkomen niet aan dit vraagstuk); daarom moet de politieke aktie erop gericht zijn deze uitbreiding op een enigszins geordende wijze te doen verlopen, en ze te doen samenvallen met de uitbreiding van andere steden: in konkreto betekent dit dat het probleem Brussel slechts opgelost kan worden, zowel door een planning van de Brusselse stadsuitbreiding, als door de ontwikkeling van enkele andere belangrijke steden (Antwerpen, Gent, Charleroi, Luik, Bergen). Dit vereist een regionale ontwikkeling, politieke en ekonomische decentralizatie én een strijd tegen de grondspekulatie zowel te Brussel als te Antwerpen, Luik, Gent, Charleroi... Maar welke politieke partij is hiertoe bereid? Het lijkt mij nochtans het enige doelmatige middel
| |
| |
ter oplossing van het Brussels vraagstuk. Het einddoel van de Vlaamse Beweging hangt hiermee samen.
Met de oplossing van het probleem-Brussel zal de traditionele Vlaamse Beweging als taalstrijd wel afgelopen zijn, maar het is de vraag of zij dan zin-loos zal geworden zijn. Zij is immers niet volledig identiek met de traditionele emancipatiebeweging van subgroepen, die hun plaats opeisen in het nationale bestel, zoals de arbeiders of godsdienstige minderheden; zij streeft ook een territoriale gemeenschapsordening na, een zekere mate van ‘zelfbestuur’, wat dan ook de inhoud van deze term moge zijn.
In die zin zal de Vlaamse Beweging nooit voltooid zijn, omdat zij dan zal gaan vallen binnen het spanningsveld van groeiende centralizatie (en overdracht van soevereiniteit aan supra-nationale organen) en wil tot decentralizatie. Deze spanning is simptomatisch geworden voor West-Europa; de Vlaamse Beweging zou hiervan één facet kunnen worden. Zij zal dan zeer sterk van inhoud moeten veranderen; het taalaspekt zal naar de achtergrond gedrongen worden; zij zal een decentralizatiebeweging worden als vele andere (cfr. de spanningen tussen Oost-Nederland en de Randstad, tussen verschillende Franse gewesten, tussen Noord- en Zuid-Italië).
mr. maurits coppieters
Geb. 1920 te Sint-Niklaas. Licenciaat geschiedenis en geaggregeerde hoger middelbaar onderwijs (1942) en doctor in de rechten (1970). Was aanvankelijk leraar en onderdirekteur van het Rijkshoger Technisch onderwijs te Gent, lesgever aan het Hoger Kunstinstituut Sint-Lukas en het Rijkshoger Instituut voor Verpleegkunde te Gent. Oprichter en eerste algemeenvoorziter van de Vlaamse Volksbeweging, oud-verbondskommissaris van het Vlaams Verbond van Katolieke Scouts (VVKS), oprichter van de Jonggezinnen-aktie van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen. Momenteel volksvertegenwoordiger voor de Volksunie. Publiceerde talrijke bijdragen in diverse tijdschriften en o.m. Universitaire ekspansie voor of tegen Vlaanderen (1967), Werkboek voor geschiedenis, Ridderschap, een kultuurhistorische verkenning.
Adres: Meesterstraat 161,
Nieuwkerken-Waas.
| |
Maurits Coppieters:
De vraag zelf waarin ‘traditioneel’ wordt gelijkgesteld met ‘taaleisen’ komt mij voor als verkeerd gesteld. De Vlaamse Beweging is en was van den beginne af een volksnationale ontvoogdingsbeweging, dit wil zeggen een alle aspekten omvattende strijd.
Het is m.i. duidelijk dat de traditionele Vlaamse Beweging helemaal nog niet op haar laatste benen loopt... tenzij men zou aannemen dat het negervraagstuk in de V.S. opgelost is, wanneer alle negers wit geverfd worden.
Na de jongste gemeenteraadsverkiezingen te Brussel blijft de taalstrijd in volle scherpte en omvang gesteld.
Wat de sociaal-ekonomische aspekten betreft, is het voldoende, bij wijze van voorbeeld, te verwijzen naar de universitaire achterstelling en achterstand, de leegzuigende pendel naar Brussel, de koncentratie van de financieel-ekonomische machten te Brussel, e.d.m.
Het einddoel van de Vlaamse Beweging ligt bovendien niet in het inhalen van een of andere achterstand, en evenmin in het vinden van een oplossing voor het voortbestaan van België, maar wel en uitsluitend in het bereiken van een leefbaar zelfstandig en onafhankelijk Vlaanderen, op sociaal-demokratische bazis en in een zeer nauwe samenwerking verbonden met Nederland.
Daarenboven moet men bedenken dat de Vlaamse ontvoogdingsstrijd een ‘beweging’ is, d.w.z. een steeds evoluerende bewustmaking en bewustwording van een volk. Deze affirmatie (‘l'illustration de sa nation’ A. Marc) zal broodnodig zijn in het raam van de integrerende Europese evolutie.
Als men zou vooropstellen dat de Vlaamse Beweging ophoudt te bestaan wanneer de grieven zijn weggenomen, dan zou b.v. de R.K.Kerk ophouden te bestaan als ieder mens op aarde katoliek zou zijn geworden.
| |
| |
mr. paul daels
Geb. 1921 te Gent. Studeerde rechten en filosofie aan de Rijksuniversiteit te Gent. Doctor in de rechten. Notariaat als werkstudent aan de KUL te Leuven. Aktief in de studentenbeweging, o.m. in de verzetsorganisatie ‘Geuzeneedverbond’. Verder werkzaam in het IJzerbedevaartkomitee; oprichter van de Rodenbach-gemeenschap en het daaruit voortvloeiende Jeugdkomitee voor de Wereldtentoonstelling 1958 te Brussel; achtereenvolgens plaatselijk, provinciaal en momenteel algemeen-voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging; initiatiefnemer van het ‘Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens’; medeoprichter van het ‘Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen’, van het ‘Coördinatiekomitee Hoger Onderwijs’ en van het Komitee 5 november’. Bedrijvig in de VBO (Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal), het Waals-Vlaams overleg en in de federalistische Unie van Europese Volksgroepen.
Adres: Veemarkt 33,
2800 Mechelen.
| |
Paul Daels:
De traditionele Vlaamse Beweging omvatte meer dan eisen op taalgebied. Laten wij maar even denken aan Vermeylens ‘Kritiek’. Sinds geruime tijd werden de eigen politieke instellingen door de dynamische vleugel vooropgesteld en dit reeds van voor de tweede wereldoorlog. Door het werk van de stichting Lodewijk De Raet en van de Vlaamse Volksbeweging werden sinds een vijftiental jaar de sociaal-ekonomische aspekten van de Vlaamse Beweging in studie en aktie centraal gesteld. Deze aspekten vormden trouwens reeds voorheen de bestaansreden zelf - zij het dan vanuit een specifiek standpunt - van het Vlaams Ekonomisch Verbond.
Wel was het besef van de sociaal-ekonomische dimensie in het geheel van de Vlaamse Beweging nog te weinig aanwezig. De politieke aktualiteit heeft daarenboven in de loop van de laatste tien jaren de taalaspekten als onmiddellijke strijdobjekten naar voren gedrongen; het kan echter niet ontkend worden dat deze taalstrijd van de laatste tien jaren zeer duidelijk werd aangevoeld, beleefd en uitgedragen als een deel van een groter geheel; de argumentatie greep trouwens meer en meer terug - én inzake de talentelling, én inzake de taalgrens en de randgemeenten, én inzake Brussel - naar het sociaal aspekt en het demokratisch motief.
Daarom zou ik mijn antwoord op de eerste vraag willen nuanceren: de traditionele Vlaamse Beweging voorzover zij taalobjektieven nastreeft, loopt inderdaad ten einde. Belangrijke sektoren moeten echter nog gesaneerd worden: Brussel, de centrale administratie, het leger, het bedrijfsleven, niet enkel centraal (denk aan het taalgebruik in de top van de meeste financiële instellingen) maar ook nog in het Vlaamse land zelf. De afdoende beveiliging van Vlaams Brabant blijft een doelstelling die echter, zoals dit het geval is voor Brussel, slechts bereikt kan worden door ingrijpende strukturele maatregelen.
De Vlaamse achterstand in België - een zeer kompleks begrip - is reeds in grote mate ingehaald maar blijft tocht nog op menig gebied bestaan. Het volledig wegwerken vraagt eveneens maatregelen op het vlak van de politieke strukturen.
Zal met het verwezenlijken van alle taalobjektieven en het inhalen van de Vlaamse achterstand het doel van de Vlaamse Beweging bereikt zijn?
Om deze vraag te beantwoorden moeten wij toch even onderzoeken wat het doel van de Vlaamse Beweging is. De gehele filosofie van de Vlaamse Beweging en de sociologie van de gemeenschap heeft hiermee te maken. Ik moet mij echter in het kader van dit antwoord beperken tot enkele vrij algemene affirmaties. Voor mij is het uiteindelijk waarom van de Vlaamse Beweging: de mens, de mens in Vlaanderen, zijn geluk en zijn volkomen ontplooiing. De konkrete opgave van de beweging ligt dan op het vlak van de kultuur- of volksgemeenschap, die het kader vormt voor de gezamenlijke verwezenlijking van het menselijk geluk.
De doelstelling kan dan als volgt geformuleerd worden: deze Vlaamse gemeenschap tot een stimulerend levenskader voor de mens in Vlaanderen uit te bouwen. Dit betekent allereerst: deze gemeenschap werkelijk gestalte te geven en de leden ervan bewust te maken van hun saamhorigheid; maar verder: op kultureel, sociaal, ekonomisch en politiek gebied zodanige toestanden tot stand te brengen dat deze gemeenschap haar funktie kan vervullen, als levend geheel tot volle ontwikkeling kan komen.
| |
| |
Hiervoor zijn vereist: homogeniteit, integriteit, eigen politieke strukturen en verder de sociale verhoudingen, het ekonomisch bestel en de gehele demokratische inrichting van de maatschappij.
Men kan dit nationalisme noemen, maar evengoed integrale demokratizering of ‘society building’ ten bate van de mens.
Deze opvatting van de Vlaamse Beweging - uiteindelijk gericht op algehele menselijke ontwikkeling - bestond reeds zowel bij Albrecht Rodenbach als bij Lodewijk De Raet en August Vermeylen; zij plaatst de Vlaamse Beweging in de krachtlijnen van het hedendaagse universele streven naar integrale menselijke bevrijding.
Voor wie van deze opvatting uitgaat is meteen duidelijk dat met het inwilligen van de taaleisen en het inhalen van de achterstand - fundamentele demokratische revendikaties - de doelstelling van de Vlaamse Beweging niet bereikt wordt. Er blijven de eigen politieke instellingen - onmisbaar voor het zich realizeren van elke gemeenschap -, de sociaal-ekonomische en algemeen maatschappelijke hervormingen. Tenslotte blijft er de Algemeen-Nederlandse kulturele integratie, wezenlijke dimensie van de Vlaamse Beweging gezien Vlaanderen kultureel tot het Nederlandse geheel behoort.
andré demedts
Geb. 1906 te St.-Baafs-Vijve (West-Vlaanderen). Aanvankelijk landbouwer. Gegradueerde in handelswetenschappen. Van 1937 tot 1949 leraar aan de Hogere Handelsschool te Waregem. Sinds 1949 diensthooid van B.R.T.-West-Vlaanderen. Schreef gedichten (o.m. Jasmijnen, Geploegde Aarde, Vaarwel), romans (o.m. De levenden en de doden), toneel en essays (o.m. De Vlaamse poëzie na 1918). Bedrijvig in de Vlaamse Beweging als auteur van artikels en spreker over dit onderwerp. Stichtte in 1948, samen met Luk Verbeke, de ‘Frans-Vlaamse kultuurdagen te Waregem’, waaruit het ‘Komitee voor Frans-Vlaanderen’ is gegroeid. Was tot in 1969 voorzitter van dit komitee en ligt als dusdanig aan de basis van de vernieuwde belangstelling voor Frans-Vlaanderen in Nederland en Vlaanderen. Lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde.
Adres: Condédreef 21, 8500 Kortrijk.
| |
André Demedts:
Ons antwoord op uw eerste vraag is een ondubbelzinnig NEEN. In onze opvatting is de traditionele Vlaamse Beweging een strijd om het ‘algemeen’ welzijn van onze volksgemeenschap te verzekeren en wij kunnen ons niet voorstellen dat daaraan ooit een einde zou komen. Wij geloven niet aan de mogelijkheid van een toestand die zo bevredigend zou zijn, dat er niets meer te verbeteren valt, omdat wij niet geloven aan een stilstand in de geschiedenis. De mensheid is ertoe geroepen - of veroordeeld - vooruit of achteruit te gaan en of wij dat goedkeuren of afkeuren ons volk zal met die stroming meegevoerd worden.
Nu menen wij dat het erop aankomt de zaken niet te laten gebeuren over onze hoofden heen, wat ongetwijfeld in ons nadeel zou uitvallen, maar zelf aktief op te treden, onze mogelijkheden tot ontplooiing te brengen en ons telkens opnieuw aanpassend bij de gewijzigde omstandigheden steeds hetzelfde doel na te streven: het voortbestaan van ons volk en het geluk van onze mensen.
Waar over de traditionele Vlaamse Beweging gesproken wordt zullen sommigen al geneigd zijn enige minachting te doen blijken. Traditioneel betekent voor hen: gericht op het behoud van de taal. Achter die afwijzende houding liggen overtuigingen die wij niet kunnen delen en dat om twee redenen. Vooreerst spreekt er een onverschilligheid uit ten overstaan van de taal als levenswaarde die ons onverantwoord schijnt en ten tweede is de Vlaamse Beweging nooit alleen een taalstrijd geweest.
1. leder volk dat zichzelf respekteert is bezorgd om zijn taal. Alle bedreigde minderheden in Europa trachten hun taal te redden waar ze met ondergang bedreigd is, zowel de Friezen in Nederland als de Zuid-Tirolers in Italië. Waar zij onder de druk van buitenuit zo goed als uitgeroeid werd en een volk eigen beleid in eigen hand kon nemen, zoals in de Ierse Vrijstaat, poogt het ze met alle middelen te doen herleven.
Smalend spreekt men weleens over het woord van Prudens van Duyse: De Taal is gans het volk! Men verklaart het dan alsof hij
| |
| |
beweerd zou hebben: de taal is alles, wat daarbuiten ligt heeft geen betekenis. De oorspronkelijke betekenis van zijn boodschap is geweest: in en door zijn taal is een volk in zijn geheelheid één. Gesteld tegen de achtergrond van zijn tijd bezit de uitspraak een onaanvechtbare vaststelling. Ons volk was niet één. Zijn leidende standen spraken Frans, de gewone mensen een reeks dialekten. Omdat de Vlamingen dezelfde taal niet spraken, omdat zij noch nationaal noch sociaal een eenheid uitmaakten, hadden zij uiteenlopende zelfs tegenstrijdige belangen, en dat was het eerste euvel door de Vlaamse Beweging uit de weg te ruimen om het algemeen welzijn te dienen.
Niemand onder de voorstanders van de traditionele Vlaamse Beweging heeft ooit volgehouden dat de taal alles is en toch stellen wij het bij deze gelegenheid op prijs te verklaren dat zij voor ons een bijzondere waarde bezit. Sinds van Duyse weten wij dat zij sociaal een band is die klassen en standen verenigt. Zij is ook, en dat beaamt onze eenvoudigste volksmens, het natuurlijkste middel om onszelf en meteen onze persoonlijkheid als volk uit te spreken. Men moet de onmondigheid van onze arme inwijkelingen in Brussel meegeleefd hebben om dat terdege te beseffen. De taal is gegroeid met het lotgeval van een volk en zijn geschiedenis - denken wij slechts aan de Franse inslag in het Engels - ligt erin weerspiegeld. Een klein volk zonder eigen taal loopt het gevaar zijn geestelijke fizionomie te verliezen en door een sterker en meer bewust volk opgeslorpt te worden. Toen onlangs in een Frans advieskollege, dat over de invoering van Nederlands onderricht in het Frans middelbaar onderwijs raad moest geven, de opmerking viel dat het Nederlands niet eens een literatuur zou hebben, was dat aan de ene kant een bewijs van onwetendheid, maar terzelfder tijd ook een vonnis: een volk zonder eigen woordkunst, zonder liefde en zorg om zijn taal, verdient niet dat men zijn taal zou leren.
Engeland, Frankrijk en Duitsland hebben al lang begrepen wat voor een betekenis hun taal heeft - ook ekonomisch! - en besteden jaarlijks enorme bedragen om ze buiten hun landsgrenzen te verspreiden en in eigen land zo zuiver mogelijk te houden. Onze internationalisten schijnen ermee in te stemmen dat die taalpolitiek elders gevoerd wordt en er niettemin een gevaar voor een nationalistische besmetting in te duchten in eigen land. Zo keuren zij bij de machtigen goed wat zij de zwakkeren willen ontzeggen en dat misleid door de begoocheling dat het in het belang van vrede en welvaart zou zijn als de talen der kleine volkeren verdwenen, met misschien als verre uitkomst dat er maar één wereldtaal zou overblijven. Chinees, Engels, Russisch of Spaans. Zo'n rezultaat zou voor de gehele mensheid een ontzaglijke verarming meebrengen en meteen de wereldheerschappij van één volk met alles wat dat insluit in de hand werken.
Degenen die denken als wij zullen het altijd als een der doeleinden van de Vlaamse Beweging blijven beschouwen ons Nederlands te handhaven, te beschermen en beter te doen kennen. Een van de tragische feiten uit onze geschiedenis is dat wij van de 10de eeuw tot vandaag de dag grondgebied en mensen verloren hebben omdat wij politiek, ekonomisch en intellektueel de zwakste partij waren. Van de oude Nederlanden in Frankrijk blijft weinig over. Sinds België als onafhankelijke staat ontstond hebben wij Brussel, Edingen, Moeskroen, Komen, de Platdietse streek en verschillende kleine gemeenten langs de taalgrens moeten afstaan. Overal heeft
| |
| |
zich dezelfde evolutie afgespeeld: Franssprekende immigranten die weigerden de taal te spreken van de bevolking waarbij zij kwamen wonen en Vlamingen zonder sociaal en nationaal besef die het Frans boven hun moedertaal verkozen, onderwierpen de inheemse bevolking aan een taaldwang die onvermijdelijk de verfransing van stad en streek tot gevolg had. Wat was erbij gewonnen? Materieel voordeel voor enigen, winst aan grond en mensen voor de Franstalige imperialisten. Verder is het niet bewezen dat Brussel, Moeskroen, Edingen enzovoort nu een hoger en waardevoller bijdrage tot de algemeen menselijke kultuur verschaffen dan wanneer zij het in het Nederlands gedaan zouden hebben.
2. Het is niet juist dat er in de traditionele Vlaamse Beweging een periode zou geweest zijn waarin zij alleen maar een taalstrijd was. Een halve eeuw lang, van 1830 tot 1880 is zij vooral en toch niet uitsluitend een taalstrijd geweest. Het kon niet anders. Uit wrok tegen het Nederlands en misprijzen voor de Nederlandssprekenden werd de Belgische staat over het gehele grondgebied in het Frans bestuurd. Zonder wettelijke bescherming van het Nederlands was de taal der Vlamingen veroordeeld op verre afstand uit te sterven, zoals trouwens onder soortgelijke omstandigheden nagenoeg in Frans-Vlaanderen of nauwkeuriger uitgedrukt in Vlaams Frankrijk is gebeurd.
Hadden de Vlaamsgezinden uit die tijd, Willems, Snellaert, van Duyse, Conscience, David en de anderen daarom geen aandacht voor de ekonomische, sociale en kulturele belangen? Zij hadden Vlaamsgezinde vrienden aan wie zij die taak konden overlaten, maar er was niemand buiten hen, die zoals zij om de taal bekommerd was. De eerste sociale werkers in Vlaanderen, de weinigen als Moyson en Laurent wier namen wij kennen en de velen wier namen in onvindbare bladen begraven liggen of waarvan geen sporen zijn overgebleven, waren even Vlaamsgezind als de literatoren en taalgeleerden die wij als de vaders van de Vlaamse Beweging gedenken.
Van 1880 tot 1930 met de doorbraak van het socialisme, het daensisme en de kristelijke demokratie werd het tweede gezicht van de Vlaamse Beweging duidelijker belicht. Moeilijk is het niet om uit die halve eeuw evenveel en zelfs meer grote figuren te noemen, die sociaal strijdend en Vlaamsgezind waren als er voor 1880 strijders voor de taal opstonden. Na 1930 is het aksent van de sociale ontvoogding naar de ekonomische ekspansie verschoven en als de Vlaamse Beweging in hetzelfde tijdsritme haar opgang voortzet, mogen wij tegen 1980 een andere aksentverlegging voorzien. Mogelijk is dat dan als zwaarste punt van de Vlaamse Beweging het probleem van opvoeding, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, met zijn terugslag op de beoefening van kunsten en wetenschappen en op de vrije-tijdsbesteding zal gelden. Daarom zullen de andere volksbelangen nog niet verwaarloosd worden, als de traditionele Vlaamse Beweging mag blijven bestaan, wat betekent als er verder toegewijde en zakelijk-realistische idealisten zijn die iets meer willen doen dan hun eigen voordeel najagen. Voorlopig is het niet zo, dat zij zich niet meer om de taal hoeven te bekommeren. De situatie te Brussel en in de Brusselse omgeving, in de officiële diensten en parastatalen, ook in het bedrijfs- en ontspanningsleven in Vlaanderen is nog lang niet gezond en wat te denken over de gebieden die onder zware politieke, ekonomische en soci- | |
| |
ale druk van ons losgerukt werden toen wij te zwak waren om het te verhinderen?
mark grammens
Na zijn studies te Leuven, een jaar bedrijfsleven, en wat stage. Sinds 1956 beroepsjournalist tot 1961 met verblijfplaats te Londen, daarna te Brussel. In 1962 politiek redakteur van ‘De Linie’ en sinds het verdwijnen van dit blad in 1964 oprichter en direkteur-hoofdredakteur van het weekblad ‘De Nieuwe’.
Adres: Breydelstraat 40a,
1040 Brussel.
| |
Mark Grammens:
Uit de feiten blijkt dat de traditionele Vlaamse Beweging nog lang geen einde heeft genomen, integendeel. Het toenemende elektorale sukses van de Volksunie is daar een bewijs van. Niet slechts op korte termijn lijkt het onmogelijk de achterstand in België in te halen, maar zelfs op lange termijn zie ik daar, binnen de huidige staatsstrukturen, geen kans toe. Het Hof van Cassatie bijvoorbeeld is een burcht van Franstaligheid, die nog geen enkele barst vertoont. De achterstand blijft m.i. bestaan zolang de Franstaligen geen Nederlands spreken, en zolang de Vlamingen tweetaligen zijn. Het officiële België is nog steeds in grote mate een Franstalige staat, met vertalingen voor de Vlamingen. Zolang deze toestand blijft voortduren, acht ik de Vlaamse achterstand niet ingehaald en het doel van de Vlaamse Beweging allerminst bereikt. Hoe deze toestand te veranderen, is een andere vraag. Het antwoord hierop verschilt nogal van groep tot groep, maar ik vraag mij meer en meer af, of er ooit een antwoord gevonden zal kunnen worden binnen een Belgische kontekst.
manu ruys
Geb. 1924 te Antwerpen. Studeerde Germaanse filologie te Leuven. Sedert 1949 journalist. Momenteel politiek redaktiechef van De Standaard-groep. Redakteur Keesings Historisch Archief. Vast medewerker Winkler Prins.
Adres: Leliestraat 62,
Hove (Antwerpen).
| |
Manu Ruys:
Als reaktie op de verfransing, de franstaligheid en/of de tweetaligheid van de openbare sektor ‘in het Vlaamse land’, heeft de V.B. veel van haar betekenis ingeboet. Alleen in sommige bedrijfstakken is de taaltoestand (nog) niet gezuiverd.
Wat de Vlaamse achterstand ‘op algemeen-Belgisch niveau’ betreft (wetenschapsbeleid, studentenbevolking, officierenkader enz.) is een mekanisme in gang gezet, waarvan binnen afzienbare tijd bevredigende rezultaten mogen worden verwacht.
In de financieel-ekonomische wereld zal de Vlaamse achterstand geleidelijk worden ingelopen, naarmate de Vlaamse provincies industrieel sterker worden, de Vlaamse kaders en managers doordringen op het echelon van de besluitvorming en de Vlaamse elite aan prestige wint. (Dit laatste is ook belangrijk voor de versteviging van de Vlaamse pozitie in de hoofdstad.)
‘T.o.v. de Brusselse agglomeratie’ blijft een krachtige, volgehouden aktie geboden. De Vlaamse consensus die hier moet worden gehandhaafd, ligt in de lijn van de traditionele V.B.
drs. herman todts
Geb. in 1921 te Mortsel. Studeerde wijsbegeerte en letteren. Bedrijfsadviseur, docent aan diverse instellingen en medewerker aan dag- en weekbladen. Redakteur van het tijdschrift Kultuurleven. Publiceerde o.m. Nationalistische stromingen in Vlaanderen na de bevrijding (1950); Problemen der repressie (1960) en Hoop en wanhoop der Vlaamsgezinden (2 delen, respektievelijk in 1961 en 1967). Het 3e deel verschijnt in 1971.
Adres: Van Notenstraat, 18
2100 Deurne-Antwerpen.
| |
Herman Todts:
Er zijn nog taaleisen. Het vernederlandsingsproces in de ondernemingen in de Vlaamse provincies, in 1963 wettelijk ingezet, moet nog voltrokken worden. Anderzijds kunnen de administratieve taalbeschikkingen van 1963 en de daaropvolgende uitvoeringsbesluiten de Vlaamse ambtenaren moeilijk voldoen. Bovendien zijn er de blijvende taaleisen in het Brusselse... En toch hebben velen het gevoelen dat het stadium van de taaleisen voorbijgestreefd is. De taaltegemoetkomingen worden als terzake dienende korrekties beschouwd die de kern van de zaak evenwel slechts zijdelings raken.
Meer en meer rijpt het idee - de werkzaamheden rond de grondwetsherziening hebben het aangetoond - dat er naar een fundamentele hervorming uitgekeken moet worden die de totale ontvoogding
| |
| |
van de Vlaamse entiteit waarborgt. Het impliceert vanzelfsprekend de ambitie in kortere tijd de traditionele Vlaamse achterstand in te halen. Hoofddoel blijft evenwel: de erkenning van de volwaardigheid van de Nederlandse beschaving die moet kunnen bijdragen tot de rijkdom van de grote westerse verscheidenheid.
prof. dr. adriaan verhulst
Geb. 1929 te Gent. Doctor in de wijsbegeerte en de letteren (geschiedenis) van de Rijksuniversiteit te Gent. Was mandaathouder van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en assistent aan de Rijksuniversiteit te Gent. Momenteel gewoon hoogleraar te Gent, algemeen-voorzitter van het Willemsfonds, voorzitter van de Raad van Beheer van de B.R.T. en ondervoorzitter van de Kultuurraad voor Vlaanderen. Publiceerde: De Sint-Baafsabdij te Gent en haar Grondbezit (VIIe-XIVe eeuw) (1958). Le Compte Général de 1187 et les institutions financières du comté de Flandre au XIIième siècle (1962), Histoire du paysage rural en Flandre (1966), Medieval Finance (1967).
Adres: Nelemeersstraat 10,
9380 Sint-Martens-Latem.
| |
Adriaan Verhulst:
Als taalbeweging heeft de Vlaamse Beweging inderdaad reeds vele van haar doeleinden - altans op het wettelijke vlak - bereikt, voor zover de taalwetten werkelijk worden toegepast. Dit laatste is, zoals bekend, niet het geval te Brussel.
- | De taalwetten zelf zijn echter geenszins voldoende om de traditionele Vlaamse achterstand in België in te halen. Zij vormen t.a.v dit probleem enkel een defensief-beschermend kader. Zo b.v. schept de feitelijke doortrekking van de taalwetgeving tot het hoger onderwijs (gescheiden rechtspersoonlijkheid voor Leuven-Nederlands en Leuven-Frans evenals voor de V.U.B.t.o.v. de U.L.B.) wel mogelijkheden tot het inhalen van de Vlaamse achterstand inzake universiteitsbevolking, doch deze mogelijkheden moeten ook ‘gerealizeerd’ worden. Dit kan alleen door maatregelen van een totaal andere aard: regionaal-ekonomische politiek; bevolkingspolitiek; studiebeurzen enz. |
| |
- | Het inhalen van de Vlaamse achterstand - ik maak een uitzondering voor Brussel en omgeving - mag m.i. wel over een paar jaar verwacht worden (inkomen per hoofd; universitaire bevolking; bezetting van kaderfunkties in handel, nijverheid en tertiaire sektor in het Vlaamse landsgedeelte). |
| |
- | Hiermede is het doel van de Vlaamse Beweging als politiek-revendikatieve beweging wèl, als kulturele beweging echter nog lang niet bereikt. Het einddoel van de Vlaamse Beweging is, na het scheppen van de algemeen-politieke en sociaal-ekonomische voorwaarden daartoe, de kulturele verheffing van de brede Vlaamse massa, die op dit gebied (literaire, artistieke, geestelijke belangstelling: cf. biblioteek- en museumwezen, pers e.d.) nog een enorme achterstand heeft op landen zoals Nederland of de Skandinavische landen. |
| |
Vraag 2: Dreigen de aanslepende kommunautaire problematiek en tegenstellingen (Vlaanderen-Brussel, Wallonië-Vlaanderen, Brussel-Wallonië) de Vlaamse Beweging niet te institutionalizeren en in de richting van een agressief nationalistische houding of een staatsnationalisme te doen evolueren? Welke tekenen wijzen erop dat die evolutie wel/niet tot de mogelijkheden behoort? Hoe kan dat konkreet verhinderd worden?
Mieke Claeys-Van Haegendoren:
Er bestaat zeker een tendens tot institutionalizering van de kommunautaire tegenstellingen: de grondwetsherziening, en het paritaire dogma wijzen duidelijk in die richting. Institutionalizering hoeft evenwel niet te leiden naar agressief nationalisme of staatsnationalisme; zij kan integendeel deze spanningen milderen. Het precedent van de oplossing (of vermindering) van de konfessionele en
| |
| |
sociaal-ekonomische tegenstellingen wijst in die richting. Aan de eeuwenoude schoolstrijd kon een einde gemaakt worden door het schoolpakt, de erkenning van de vakbonden als vertegenwoordigers van de werknemers, en de oprichting van een hele serie paritaire organismen konden de scherpe hoeken van de sociaalekonomische tegenstellingen afronden. Het is evenwel niet duidelijk op welke basis een ‘Taalpakt’ afgesloten zou kunnen worden, omdat de standpunten zo diametraal tegenover elkaar staan en omdat een aantal gesprekspartners niet echt een oplossing wensen, gedeeltelijk omdat zij de groepsbelangen boven de nationale belangen stellen (maar dat is normaal bij elk politiek konflikt), gedeeltelijk omdat zij van oordeel zijn dat de tijd in hun voordeel zal werken. Anderzijds is het een voorbarige konkluzie te stellen dat de sociaal-ekonomische konflikten opgelost zijn: het fenomeen van de wilde stakingen doet het tegengestelde veronderstellen. Ook het Schoolpakt heeft de echte onderwijsproblemen laten voortzieken.
De wil tot redelijke en aanvaardbare kompromissen is een voorwaarde tot vermijding van agressief nationalisme. Verder zou de afbrokkeling van de Belgische soevereiniteit door de politieke eenheid van Europa het agressieve nationalisme kunnen vermijden.
| |
Maurits Coppieters:
De aanslepende ‘kommunautaire problematiek’ en de grondwetsherziening hebben het voordeel dat zij klaarheid hebben gebracht. Het blijkt toch dat de grondwetsherziening alleen maar werd opgezet uit hoofde van en omwille van de francofonie. Het rezultaat ervan zou neerkomen op het afremmen van de Vlaamse meerderheid en het bestendigen van de feitelijke minorizatie van de Vlamingen. De huidige Brusselse situatie bv. biedt het ontegensprekelijke voordeel het bevrijdingsnationalisme te stimuleren. En zonder (agressieve) bevrijdingsnationalismen kan een waarachtig verenigd Europa nooit tot stand komen. Het achttiende eeuwse ‘jeu des princes’ is nu vervangen door een spel van financiële machten voor wie de eenheid-in-verscheidenheid slechts bijkomstig is.
De inspraak van àlle burgers en van àlle volkeren voor een betere toekomst is essentieel. De staatsstruktuur is hiervan slechts een onderdeel.
Dat het volks- of bevrijdingsnationalisme in Vlaanderen - hoewel agressief tegen het Belgische centralisme, de Brusselse strukturen en het frankofoon imperialisme - geen agressieve hinderpaal vormt, bewijst de open, pluralistische mentaliteit van de Vlaams-nationalisten en hun bereidheid tot ontmoeting en gesprek (helaas! nog dikwijls afgewezen door zogenaamde ‘progressisten’ van bont pluimage...). Wat o.m. in de schoot van het Dosfelinstituut gebeurt, is toch wel tekenend. Opvallend zijn ook de demokratische en socializerende strekking en programma van de Vlaams-nationale partij.
| |
Paul Daels:
Het aanslepen van betwistingen en tegenstellingen zou inderdaad de Vlaamse Beweging in de richting van een agressief nationalisme kunnen drijven.
Het gevaar is volgens mij echter niet zo groot, omdat een krachtig
| |
| |
geneesmiddel gevonden wordt in de huidige evolutie in federalistische en demokratische zin.
Het federalisme houdt namelijk een voorbijstreven van elk agressief en enggeestig nationalisme in; het aanvaardt de andere gemeenschappen en streeft naar integratie in de grotere gehelen.
Verder dient er een wezenlijk onderscheid gemaakt te worden tussen de Vlaams-Waalse tegenstelling aan de ene kant en de Vlaams-Brusselse tegenstelling aan de andere kant.
De Vlaamse en de Waalse pozitie tegenover Brussel vertonen in wezen een belangrijk element van gelijkenis: de spanning tussen de landsdelen die naar autonomie streven en de Hoofdstad die in feite unitair blijft tenderen.
De Vlaams-Waalse tegenstellingen draaien trouwens meer en meer rond Brussel. De omgrenzing en de innerlijke inrichting van het hoofdstedelijk gebied vormen het enige werkelijk-moeilijke diskussiepunt tussen Vlaamse en Waalse Federalisten.
Wat kan de spanningen doen afnemen? Politieke bewustwording en realisme; een ernstig en volgehouden overleg in toekomstgericht, d.w.z. federalistisch perspektief met Waalse en ook met Brusselse landgenoten. En hiermede gepaard gaande: een eerlijke voorlichting. Hiertoe is een versterkte frontvorming in Vlaanderen rond een duidelijk programma inzake de hervorming van de staatsstruktuur ten zeerste gewenst; in de lijn van de evolutie vanzelfsprekend op bazis van een volwaardige autonomie voor de gemeenschappen, dit is in federalizerende zin. Een dergelijke frontvorming vraagt zowel precizering van gemeenschappelijke stellingen als verruiming van de groep van degenen die zich tot een dergelijk programma bekennen. Deze verruiming zal slechts gerealizeerd kunnen worden wanneer bepaalde aarzelingen bij de vrijzinnigen in Vlaanderen opgeruimd worden. Deze aarzelingen houden verband met het waarborgen van de ideologische vrijheid in een geautonomizeerd Vlaanderen. De merkwaardige samenwerking tussen de drie ideologische Fondsen schept een gunstig klimaat voor de oplossing van het probleem. Maar het kultuurpakt zoals geschetst door de senatoren Vanderpoorten, Callewaert en De Bondt en volksvertegenwoordiger Coppietters op het laatste kongres van de Vlaamse Volksbeweging zou dringend reële gestalte moeten krijgen.
| |
André Demedts:
De kommunautaire moeilijkheden in België zouden nooit bestaan hebben, als de Vlamingen niet opgekomen waren tegen het Belgisch staatsnationalisme, dat op bazis van één taal, de Franse, de eenheid van staat en bevolking heeft willen bewerken. De voorstanders van die opvatting, Walen en verfranste Vlamingen, hebben van de staat, zijn machtsorganen en simbolen misbruik gemaakt om in hun opzet te slagen. Tegen die geïnstitutionalizeerde dwang heeft de Vlaamse Beweging aanvankelijk geen ander verweer gehad dan het protest van enkelingen, de strijdliederen van enige dichters en een ondergrondse gevoelsreaktie bij de massa.
Zeer juist hebben de Vlaamsgezinden vanaf het begin beseft, dat zij zonder macht niets konden bereiken en hun streven is erop gericht geweest zoveel mogelijk macht te veroveren. De dragers van de Frans-Belgische geïnstitutionalizeerde staatsvizie hebben nooit iets toegestaan uit rechtvaardigheidszin en begrip. De verwerving van de eenvoudigste taalrechten is een beschamende
| |
| |
geschiedenis voor wie haar als objektieve buitenstaander kan volgen. Wat elders geldt, geldt zoals de ondervinding geleerd heeft, in België in het bijzonder: uw recht strekt zover als uw macht.
Opdat de Vlaamse Beweging haar taak zou kunnen vervullen, moet zij meer en meer geïnstitutionalizeerd worden, d.w.z. beschikken over eigen beleid in eigen hand. Dat kan zonder in België iets anders om te vormen dan een centralizerende staatsorganizatie die uiteraard, door haar oorsprong, traditie en eigen finaliteit anti-Vlaams gefunktioneerd heeft. Waar ligt het kwaad, indien de meerderheid van de Vlaamse bevolking daarvoor is? Wie zou er onrecht lijden indien de Basken en Catalanen, Bretoenen en Welshmen hun eigen zaken zouden regelen? Is het geen gezonde opvatting dat het grote niet hoeft bezwaard te worden met wat het kleine beter kan verrichten? Wil men een Europa waarin de bestaande nationalistische staten het voor het zeggen hebben, of een Europa dat een federatie is van volkeren, die hoe dan ook over de organen zullen moeten beschikken om die samenwerking mogelijk te maken?
Welk nationalisme is er gevaarlijker, dat van Rusland en de Verenigde Staten, China en Frankrijk, om slechts die namen te noemen, dan het nationalisme van de Litauwers, Provençalen en Vlamingen? Geen beter middel om imperialisme, die vorm van agressief nationalisme die ons allen tegenstaat te voorkomen, dan de rechten der kleine volkeren te erkennen zoals men het met de rechten van de kleine mensen heeft gedaan. Het nationalisme waaraan wij denken is in wezen tegen benadeling van andere volkeren gekant, maar het verlangt ook voor eigen volk wat het anderen gunt.
| |
Mark Grammens:
Voor institutionalizering van de Vlaamse Beweging bestaat geen direkt gevaar: de Vlaamse Beweging groeit uit de feiten van elke dag, die de Vlaming, bijvoorbeeld te Brussel, kan waarnemen. Zolang de oorzaken, die de Vlaamse Beweging in het leven riepen, voortduren, loopt zij niet direkt het gevaar te institutionalizeren. Een geheel andere vraag betreft het gevaar van een ‘agressief nationalistische houding’. Ik zou mijn mening als volgt willen formuleren: nationalisme is op zichzelf noch goed noch kwaad, noch links noch rechts. Gevaarlijk wordt een nationalisme slechts wanneer het losgemaakt wordt uit zijn sociale kontekst (het steunt immers op reële, en dus sociale grieven) en gekoppeld wordt aan een rechtse staatsideologie, hetzij een kapitalistisch-liberale ideologie hetzij een reaktionair totalitarisme. Door de afwezigheid van ‘links’ heeft de Vlaamse Beweging al sinds zo'n vijftig jaar permanent het gevaar met zich meegebracht, dat zij de binding met ‘rechts’ zou ideologizeren. Het overnemen van korporatistische, en later van ronduit fascistische ideologische elementen door het VNV was daar een voorbeeld van. Echter, dit hoéft niet zo te zijn. Men kan best een nationalisme in Vlaanderen hebben, zelfs een nationalistische regeringspartij (als we een beetje op de evolutie vooruit willen lopen), die zich hoegenaamd niet tot de rechtse ideologieën bekennen. Dat zal afhangen van een groot aantal faktoren, maar onder andere ook van de houding welke ‘links’ in de komende jaren tegenover de Vlaamse Beweging zal aannemen, en in niet geringe mate van de algemene sociaal-ekonomische ontwikkeling.
| |
| |
| |
Manu Ruys:
Het is niet bewezen dat de kommunautaire vraagstukken voor onbepaalde tijd zullen blijven aanslepen. Men kan ook stellen, dat er de jongste jaren vaart kwam in de Belgische gedaanteverwisseling en dat, in een nabije toekomst, een betrekkelijk duurzame regeling in het kader van een nieuwe, geregionalizeerde Belgische staat mogelijk is.
Komt er geen regeling, dan zal de V.B. vermoedelijk toch niet evolueren in agressief nationalistische richting, omdat de meerderheid van de jongeren blijkbaar weinig nationalistisch voelt. De ontevredenheid over het uitblijven van een akkoord zal dan veeleer uitmonden in een strekking tot afbraak van de oude instellingen en de totstandkoming van een gefedereerd Europa.
Zolang echter dat Europa niet bestaat, is het niet wenselijk dat België uiteenvalt en Vlaanderen een soevereine (?) mini-staat wordt, die honderdduizenden Vlaamse Brusselaars moet prijsgeven.
| |
Herman Todts:
Er kan geen twijfel over de krachtlijnen bestaan: de gemeenschappen willen ‘meer’ zelfstandigheid dan in het verleden. Het is zelfs een Europees verschijnsel en als zodanig te verklaren als een teken van demokratische volwassenheid, die ook reeds tot uiting kwam in Frankrijk en nog meer in Italië. De linguistische geschillen in België geven aan het decentralizatieproces een meer nationalistische dimensie. Vandaar de desintegratieverschijnselen waarmede we gekonfronteerd worden. Vlaanderen en Wallonië groeien uit elkaar. Dat is een onloochenbaar feit. Een hardnekkig volhouden en een spekuleren op de kommunautaire vermoeidheid gaven Premier Eyskens de voldoening de grondwetsherziening tot een goed einde te kunnen brengen. Degene die het langste volhield won. De gemeenschappen kwamen in ieder geval versterkt uit de twee jaar lange strijd. Het is de verdienste van prof. Eyskens dit afgedwongen te hebben.
De kulturele autonomie werd in beginsel aanvaard en de samenstelling van de kulturele raden werd grondwettelijk geregeld. Alleen de bevoegdheid dient nog door een wet (met een biezondere meerderheid goed te keuren) geregeld te worden. Zelfs indien het koncept van de bevoegdheden niet volledig beantwoordt aan de Vlaamse wensen dan zal het de Vlaamse zelfstandigheidsgedachte niettemin toch aanwakkeren. Zal de gewijzigde grondwet door de bewust geworden gemeenschappen dan niet aangevoeld worden als een druk van het geïnstitutionalizeerd wantrouwen (de uitdrukking komt van oud-minister H. Vanderpoorten)? Geen enkele bewuste gemeenschap wil steeds op de vingers gekeken worden. Veel zal trouwens afhangen van de wijze waarop de ekonomische decentralizatie toegepast zal worden en de bevoegdheden die (opnieuw met een biezondere meerderheid) aan de drie grondwettelijke gewesten toegekend zal worden.
Het geïnstitutionalizeerd wantrouwen brengt mee dat de centralistische bindingen (via Brussel) als een rem worden aangevoeld voor de eigen opdracht van de gemeenschappen. Het kan slechts een agressief nationalistische houding aan beide zijden tot gevolg hebben, met alle onhebbelijke gevolgen vandien. Op een zeker ogenblik zal men in alle duidelijkheid standpunten moeten innemen; eenvoudige standpunten die geloofwaardig zijn. Zoniet, dan rest Koning Boudewijn slechts de ambitie zijn Koninklijke opdracht te
| |
| |
beëindigen als public relation officer van een soort dubbelmonarchie met Brussel als Europese enclave. Over het lot van Boudewijns opvolger wil ik dan maar liever zwijgen.
Hoe kan dit konkreet verhinderd worden?
Wie meent dat van vandaag op morgen de onhebbelijke deviaties in gunstige zin omgebogen zouden kunnen worden, houdt geen rekening met degenen die hun zeg willen hebben in het politiek gebeuren. De politieke perikelen rond de taalwetten van 1963 en de grondwetsherziening van 1970 tonen voldoende aan dat het vinden van konkrete oplossingen niet altijd gemakkelijk is. Anderzijds heeft de Leuvense heibel (1966-1968) voldoende bewezen dat wat gisteren nog onmogelijk bleek, vandaag gerealizeerd wordt. In juni 1970 pakteerden de P.L.P.-kamerleden (in verband met de grondwetsherziening) nog met het Brussels frankofoon verweer. Amper vier maanden geleden schreef de P.L.P.-krant ‘La Nouvelle Gazette’: ‘Il faudra à la Wallonie une capitale’ (25 oktober 1970). En zij verkoos Charleroi boven Luik, Bergen of Namen. Het politiek gebeuren is niet zelden het rezultaat van faktoren waarvan de draagwijdte slechts meetbaar wordt wanneer het kalf verdronken is.
Ik heb derhalve geen pasklaar konkreet voorstel om de onhebbelijke evolutie die we thans vaststellen, in gunstige zin te doen keren. Er zijn evenwel een reeks ideëen en voorstellen die in sommige kringen gemeengoed zijn geworden. Zij stoelen alle op deze bazisidee: naarmate het zelfstandige beheer der gemeenschappen toeneemt zullen de wrijvingsvlakken aan de top vanzelfsprekend verminderen.
Finaal gezien kunnen vele vormen van zelfstandig beheer in de kontekst van de Verenigde Staten van Europa zeer ver gaan. Zolang dit beginsel niet gerealizeerd wordt zullen Franstaligen en Vlamingen zich als kat en hond blijven gedragen.
| |
Adriaan Verhulst:
Niet alleen de aanslepende kommunautaire problematiek dreigt de Vlaamse Beweging a.h.w. te institutionalizeren doch vooral dreigt de federalizeringstendens, indien zij er niet in slaagt de kommunautaire problematiek op te heffen of te milderen - hetgeen zeer te vrezen is (o.m. wegens het Brusselse probleem) - de Vlaamse Beweging - zo goed als de Waalse - te doen evolueren in de richting van een agressief nationalistische houding of een staatsnationalisme. Tekenen hiervoor zie ik tegenwoordig vooral aan Waalse zijde, waar een zeker nationalisme pas aan het ontwaken is en dus veel virulenter zal zijn dan het reeds een halve eeuw oude Vlaamse nationalisme. Bepaalde artikels in het blad ‘La Wallonie’ zijn zeer revelerend in dit opzicht: Vlaanderen (o.m. de Vlaamse kust) wordt erin afgewezen als een vreemd land, zo vreemd als Nederland of Duitsland. Waalse prominenten waarmede ik uit de aard van mijn funkties vaak in kontakt kom, wensen met Vlaanderen niets meer te maken te hebben. Aan Vlaamse zijde is deze tendens veel minder duidelijk: de Vlamingen hebben - mede door de Vlaamse Beweging - een uitgesproken historisch bewustzijn, van waaruit zij het Belgische staatsverband of, anders gezegd, het samenleven met Franssprekenden in éénzelfde land, gemakkelijker aanvaarden. Het historisch bewustzijn bij de Vlaamse jeugd gaat echter met rasse schreden achteruit, evenals de kennis van de Franse taal. Ook in Vlaanderen behoort een evolutie naar een Vlaams staatsnationalis- | |
| |
me, gevoed door een gevoel van ekonomische macht, dus tot de mogelijkheden.
Deze evolutie kan op lange termijn m.i. enkel verhinderd worden door een beklemtonen van de Europese integratiegedachte: ook in Duitsland heeft dit heilzaam ingewerkt op de latente nationalistische neigingen. Vlamingen lijken mij meer vatbaar voor de Europese gedachte dan de bij de Fransen tezeer aanleunende Walen.
| |
Vraag 3: Is er voor de Vlaamse Beweging nog een rol weggelegd na de oplossing van de kommunautaire problematiek? Of die vraag bevestigend dan wel ontkennend beantwoord wordt, hoe dient de Vlaamse Beweging zich daarop voor te bereiden?
Mieke Claeys-Van Haegendoren:
Na de oplossing van de kommunautaire tegenstellingen is de rol van de Vlaamse Beweging als emancipatiebeweging in teorie uitgespeeld. De Vlaamse Beweging zal dan echter zodanig geïnstitutionalizeerd zijn, dat zij een niet weg te denken aspekt zal zijn van het Belgisch politiek leven; zij zal een machtsinstrument zijn tot handhaving van vroeger verworven stellingen. Er is een grote kans dat zij een konserverende rol zal gaan spelen - tenzij zij zich andere doeleinden stelt die geen rechtstreeks verband vertonen met haar oorspronkelijke doeleinden. Zo lang het probleem-Brussel niet opgelost is, is zij hier echter niet aan toe. Voorlopig zal zij het belangrijkste doel van de Vlaamse Beweging blijven.
Pas nadat de Vlaamse emancipatie ook daar voltooid is, kan de Vlaamse Beweging als taalbeweging een ‘faux problème’ worden. Op dat ogenblik zullen de Vlamingen zich volledig geïntegreerd hebben in de nationale beslissingscentra, het Belgische pluralisme zal nog moeilijker worden: naast de dualiteit klerikaal-antiklerikaal, kapitaal-arbeid, zal bovendien de driedeling Vlaanderen-Brussel-Wallonië het politieke leven beheersen. De vraag is dan of deze laatste driedeling geen bijkomende faktor van verstarring zal worden, en de breuk tussen Vlaamse leiding en ‘volk’ niet in zich dreigt te dragen (zoals momenteel duidelijk het geval is voor de tegenstelling kaptiaal-arbeid).
| |
Maurits Coppieters:
Uit mijn beschouwingen bij vraag 1 vloeit hier logischerwijze een bevestigend antwoord voort. Na het tot stand komen van een voldoende geachte staatsstruktuur, volledige kulturele autonomie, enz. blijven de opgaven, zoals voor iedere volksgemeenschap: het zoeken en uitstippelen van verantwoorde politieke opties op àlle terreinen van het maatschappelijk leven, planning op lange termijn van de uitvoering der genomen opties, bewustmaking van de Vlamingen van alle gestelde problemen en het betrekken van zoveel mogelijk Vlamingen bij de besluitvorming. De voorbereiding hiertoe is een bijzonder belangrijke opdracht voor de huidige Vlaamse Beweging. Alle ‘kommunautaire’ verenging ware hier inderdaad uit den boze en wellicht fataal op langere termijn.
| |
Paul Daels:
Ook wanneer de zogenaamde kommunautaire problemen toch in de door de vooruitstrevende vleugel van de Vlaamse Beweging gewenste zin zullen zijn opgelost, d.w.z. wanneer België tot een federale staat omgevormd zal zijn, blijft een taak weggelegd voor de
| |
| |
Vlaamse Beweging. Dit lijkt mij logisch voort te vloeien uit het antwoord op de eerste vraag.
Na het veroveren van de eigen politieke instellingen begint de allicht meest belangrijke taak: de innerlijke uitbouw van de gemeenschap met de hervormingen op sociaal-ekonomisch en algemeen-maatschappelijk gebied die hiertoe vereist zijn.
Welke hervormingen? Op het reeds vermelde kongres van de Vlaamse Volksbeweging te Sint-Niklaas werd een proeve van inventarizatie voorgesteld. Deze gaat van de ekologie - de problematiek van het levensmilieu - via de maatschappelijke pozitie van de vrouw tot bepaalde veranderingen in de struktuur van het bedrijfsleven.
Wij bevinden ons hier ongetwijfeld op een delikaat terrein vooral dan waar de ekonomische strukturen ter sprake komen. Het lijkt mij echter duidelijk dat konservatisme terzake niet strookt met de diepere dynamiek van de Vlaamse Beweging en dat de huidige maatschappelijke verhoudingen niet beantwoorden aan wat een waarachtige gemeenschap hoort te zijn. Fundamentele hervormingen terzake liggen voor mij dan ook in het blikveld van een logisch doorgedachte Vlaamse Beweging.
Deze moet haar ideeën terzake verhelderen en precizeren. Dat is een zware opdracht, want van de ene zijde mag de eendracht rond de veroveringen van de eigen politieke instellingen niet verbroken worden - zij moet integendeel uitgebreid worden - maar van de andere kant mag de Vlaamse Beweging het probleem van de sociaal-ekonomische en algemeen-maatschappelijke hervormingen niet uit de weg gaan, wil zij voor de jongere generaties nog geloofwaardig voorkomen.
| |
André Demedts:
De kommunautaire moeilijkheden in België kunnen alleen maar opgelost worden door afspraken en verdragen waaraan de dragers van de Vlaamse Beweging hun goedkeuring hechten. Akkoorden tussen partijen en machtsgroepen die daarmee geen rekening houden zullen betwist blijven en dan zal het van de verdere ontwikkeling van de Vlaamse Beweging afhangen of die betwisting rezultaten zal opleveren. Sterker dan berekeningen is de geest. Vandaar het belang van een groot-menselijke, eerlijk-verantwoorde vizie op wat de Vlaamse Beweging altijd was en moet blijven: de permanente en nooit eindigende revolutie, om met Trotski te spreken, die het welzijn van het Vlaamse volk behartigt binnen het gemene welzijn van een Europese of mondiale volkerengemeenschap.
| |
Mark Grammens:
Omdat ik geen mogelijkheid zie van een ‘oplossing van de kommunautaire problematiek’ binnen de huidige Belgische strukturen, is het evident dat er m.i. nog heel lang een rol zal zijn weggelegd voor de Vlaamse Beweging. Ik zou graag zien dat de Vlaamse Beweging zich meer zou toespitsen op de problemen waarmede wij af te rekenen zullen krijgen nadat Vlaanderen baas zal zijn geworden in eigen huis. Om maar één voorbeeld te noemen uit vele: heeft in Vlaanderen al iemand nagedacht over de buitenlandse politiek die wij hopen te voeren nadat een dergelijk meesterschap in eigen huis is bereikt? (Ik neem aan, dat wij niet zo dom zijn, te veronderstellen dat dit tema geen betekenis zou hebben.) Zal Vlaanderen alleen maar de stupiditeit van de Belgische buitenland- | |
| |
se politiek der laatste vijfentwintig jaar voortzetten, of zal het een nieuwe buitenlandse politiek voeren? Zo ja, welke? Zal het ‘baasschap’ in eigen huis, om een ander voorbeeld te nemen, betekenen dat voortaan publikaties die in Nederland vrij verspreid worden, ook in Vlaanderen zonder inmenging van de Staatsveiligheid kunnen worden verkocht? Dat zijn de soort vragen die mij, in verband met de toekomst van de Vlaamse Beweging, het meeste interesseren. Ik zie geen oplossing voor de ‘kommunautaire vraagstukken’ in een Belgische kontekst; bijgevolg interesseert België, zoals dat thans bestaat, mij eigenlijk niet meer; maar daarom ook gaat mijn volledige belangstelling uit naar de aard, naar de kwaliteit van het Vlaanderen dat uit de Belgische puinhoop vroeg of laat geboren zal worden. Het komt mij voor, dat de Vlaamse Beweging nog te veel tegen België vecht (wat gemakkelijk is) en te weinig de eigen, autonome, Vlaamse toekomst voorbereidt.
| |
Manu Ruys:
Wanneer het kommunautaire geschil - met inbegrip van de Brusselse kwestie - op een bevredigende manier geregeld is, mag de V.B. stilvallen.
Het opvoeden van de Vlamingen tot burgers met staatszin, die in Europese en wereldtermen denken, is de taak van het onderwijs en van de volwassenenvorming, en moet niet worden overgelaten aan een beweging die haar ontstaan te danken had aan en in overwegende mate beheerst bleef door taalpolitieke revendikatieve motieven.
| |
Herman Todts:
Elke beweging, dus ook de Vlaamse, heeft een finaliteit. Het ligt in de lijn der dingen dat, wanneer eenmaal deze finaliteit is bereikt, de beweging nutteloos wordt en zichzelf ontbindt.
De historische werkelijkheid ziet er doorgaans anders uit. Als eens konkreet gerealizeerd wordt wat ze wil bereiken, dan zal een beweging nadien als behoedster optreden van wat verworven werd: zij doet zich meestal voor als het ‘levend geweten’. De gevaren van de nostalgie worden dan zeer reëel en de doelmatigheid van haar gedragingen is afhankelijk van het inspelen op de voortdurende wijzigingen die zich in de maatschappij voltrekken. Gebeurt dat niet, dan komt er aderverkalking en eindigt zo'n beweging op krukken. Er is natuurlijk altijd kans dat het met de Vlaamse Beweging ook die richting zal uitgaan. Toch dient erkend te worden dat de niet-dinamische faze nog lang niet aangebroken is en dat wanneer deze eenmaal aanbreekt de rol van de Vlaamse Beweging in een multi-nationaal Europa nog niet uitgespeeld is. De kleine kulturen zullen steeds op hun ‘qui vive’ moeten zijn. Maar dan worden de gezichtseinders ook verwijd en krijgt de Vlaamse Beweging een andere dimensie.
De vraag of de Vlaamse Beweging zich hierop moet voorbereiden is niet relevant. Het eigentijdse ‘zijn’ van de Vlaamse Beweging kan niet anders dan gericht zijn op de toekomst.
| |
Adriaan Verhulst:
Op deze vraag heb ik reeds grotendeels in mijn antwoord op de eerste vraag geantwoord. Op haar toekomstige, m.i. hoofdzakelijk kulturele rol, kan de Vlaamse Beweging zich voorbereiden o.m. door een versterkte aandacht vanwege haar leidende kaders voor de geestelijke ontwikkeling en de aanpak van de kulturele problematiek in het buitenland, in de eerste plaats in Nederland; verder
| |
| |
door de handhaving van een breed-humanistische vorming in het sekundair en universitair onderwijs. Een te snelle overschakeling naar de vorming van gespecializeerde technokraten zou m.i. schadelijk zijn voor een land dat zoals Vlaanderen een zeer snelle industrializatie doormaakt. De leiders van de Vlaamse Beweging, die mekaar in zoveel gemeenschappelijke standpunten en akties in het verleden hebben leren kennen en waarderen, zouden van dit voordeel gebruik moeten maken om het nog steeds heersende wederzijds wantrouwen op filozofisch-ideologisch gebied, de geestelijke barrières tussen ideologisch verschillend gerichte bevolkingsgroepen, uit de weg te ruimen, o.m. op onderwijsgebied en in de kulturele sektor. Zoals de meer onmiddellijke politiek-taalkundige doelstellingen van de Vlaamse Beweging door eensgezindheid werden bereikt, moet ook aan het einddoel van de Vlaamse Beweging in een geest van wederzijdse eenheid, openheid en verdraagzaamheid worden gewerkt, juist omdat dit einddoel op het kulturele en geestelijke vlak ligt.
| |
Vraag 4: Vindt U dat de Vlaamse Beweging in het verleden voldoende heeft bijgedragen tot de kulturele integratie met Nederland? Welke taak is hier voor de Vlaamse Beweging nog weggelegd?
Mieke Claeys-Van Haegendoren:
De kulturele integratie met Nederland werd door de flaminganten steeds gezien als een middel tot emancipatie. Ondanks eerlijke pogingen is het steeds een artificieel middel gebleven, omdat de politieke en sociale verschillen tussen Vlaanderen en Nederland te groot zijn. De levensstijl van beide landen is gewoon anders. Hetzelfde geldt voor de politieke kultuur. Hierdoor kwam geen toenadering tot stand tussen de politieke elites: de katolieken zijn traditioneel bang voor het niet-katolieke Noorden; vooral de zgn. seksuele revolutie schijnt het - nochtans niet kuisere - Zuiden af te schrikken; het internationalisme van de socialisten is tot de nationale grenzen ineen geschrompeld: vroeger bestonden nog kontakten tussen SDAP en BWP, nu schijnen zij tot het strikte minimum herleid. Zolang de Belgische liberalen het nationalisme en unitarisme als devies hadden, konden zij uiteraard weinig aanknopingspunten hebben met de V.V.D. De kontakten tussen de politieke elites zijn nochtans een essentiële voorwaarde voor een reële integratie. Deze kontakten zijn pas zinvol indien zij betrekking hebben op een konkreet onderwerp.
Het meest voor de hand liggend lijkt in dit verband het kultuurbeleid; gelijkschakeling van diploma's (wat nu trouwens al in Europees verband wordt nagestreefd), samenwerking op het terrein van het onderwijs, het sociaal toerisme e.d. De Vlaamse Beweging heeft in het verleden onvoldoende bijgedragen tot de kulturele integratie: is het niet tekenend dat de initiatiefnemer van de Benelux de Nederlandsonkundige Spaak was, en dat de eerste stappen hiertoe gezet waren vóór 1940, o.a. op aandringen van het koningshuis. Misschien is meer kulturele integratie te verwachten van Dolle Mina's, kabouters en hippies dan van de doorgewinterde flaminganten en grootnederlanders.
| |
Maurits Coppieters:
De Vlaamse Beweging heeft de kulturele heel-Nederlandse integratie teoretisch altijd centraal gesteld, maar zij heeft, helaas, niet
| |
| |
altijd op gepaste wijze en in de juiste toonaard deze integrerende aktie gevoerd.
In Europees federaal verband en vanuit een echte kulturele autonomie ligt hier een hoofdtaak voor de Vlaamse Beweging. Het afzwakken van de nationale ‘soevereiniteiten’ en het geleidelijk meer erkennen van ‘kultuurgemeenschappen’ schept nieuwe mogelijkheden, zonder een àl te sterke huiverende voorzichtigheid van Nederlandse staatszijde op te wekken.
| |
Paul Daels:
De Vlaamse Beweging is, in haar dinamische vleugel, reeds vrij vroeg en soms zeer hevig Groot-Nederlands gericht geweest. Bepaalde groepen schakelden zelfs over van de specifieke Vlaamse doelstellingen naar het alles overheersende ideaal van de staatkundige éénmaking van de Nederlanden. De vraag dient echter gesteld te worden of deze Groot-Nederlandse aktie de kulturele integratie Noord-Zuid op realistische wijze bevorderd heeft. Na Wereldoorlog II heeft men andere metoden aangewend, tot en met een zekere afscheiding tussen Vlaamse en algemeen-Nederlandse beweging. De Vlaamse Beweging van haar kant toonde slechts een matige belangstelling voor de algemeen-Nederlandse integratie. Maar er was zoveel dringend werk (talentelling, taalgrensafbakening, Brussel, grondwetsherziening) dat toch ook te maken had met de pozitie van het Nederlands in België.
Het besef van de algemeen-Nederlandse verbondenheid was hierbij nooit afwezig; uitdrukkelijke belangstelling voor en behandeling van de problematiek van de Nederlandse kulturele integratie ontbrak veelal. Een Wilhelmus van Nassouwe op IJzerbedevaart of Zangfeest - hoe belangrijk ook als simboliek - een alinea uit V.V.B. - of Davidsfondskongresrezoluties zijn hiervoor niet voldoende.
Maar, is dit wel als een zwaar tekort te beschouwen? De kulturele integratie Noord-Zuid speelt zich toch in grote mate af op het vlak van de officiële organen van de kultuurpolitiek. Zeker is druk van onderaf belangrijk (kongressen, samenwerking tussen kulturele verenigingen, sociale organizaties, jeugdbewegingen), maar het komt mij voor dat alles veel vlotter zal verlopen - ook van Nederlandse zijde - wanneer de Nederlandssprekende gemeenschap in België over een volwaardige en effektieve kulturele autonomie zal beschikken en namelijk door middel van eigen politieke organen, rechtstreeks, met Nederland de nodige maatregelen zal kunnen treffen.
Tenslotte mag er ook hier nogmaals op gewezen worden dat de aanslepende onverschilligheid van de Nederlandse openbare opinie ten overstaan van Vlaanderen en van de Vlaamse Beweging ongetwijfeld ook op de Vlaamse belangstelling voor de Nederlandse kulturele integratie gedrukt heeft.
Een verstrekkende en goed uitgestippelde interpenetratie tussen algemeen-Nederlandse en Vlaamse Beweging lijkt mij dan ook gewenst. Het laatste Kongres van het A.N.V. met het referaat van Dr. Willemsen over het federalizatieproces in België wijst hier allicht de weg.
| |
André Demedts:
De geschiedenis kan ons leren dat de Vlaamse Beweging zich altijd voor die integratie heeft ingespannen en dat zij het moet en zal blijven doen, met des te meer gezag en effekt, naargelang ze over meer geïnstitutionalizeerde macht beschikt. Maar ook dan zal niet
| |
| |
alles, zelfs niet het scheppende élan alleen van de overheid verwacht mogen worden. Overheid en volk zullen moeten samenwerken. In de Vlaamse Beweging stond eerst een volk tegen zijn overheid en daarna zonder zijn overheid in de strijd voor zichzelf. Laat het van morgen af een volk mét zijn overheid zijn.
| |
Mark Grammens:
Mijn antwoord op deze vraag is een beslist en ongenuanceerd: neen. En ik voeg daar direkt aan toe: uitzonderingen niet te na gesproken, - want het kan niet de bedoeling zijn, door een dergelijke kategorische uitspraak het lofwaardige werk van een aantal pioniers en verlichte geesten te minimalizeren, integendeel. De globale kulturele saamhorigheid met Nederland wordt door de Vlaamse Beweging weinig of niet beklemtoond. Men kan nog verder gaan: hoe flamingantischer een groep, een vereniging, of een krant, of wat dan ook is, hoe minder aansluiting bij het Nederlandse geestesleven daar vaak uit blijkt. Deze algemene uitspraak gaat vanzelfsprekend niet altijd op, maar in de overgrote meerderheid van de gevallen is zij bewijsbaar juist. Mensen die ‘in de Vlaamse Beweging staan’, zoals dat heet, hebben voor Nederland een te ekskluzief politieke belangstelling, en dan stellen zij natuurlijk vast, dat er in Nederland bitter weinig mensen te vinden zijn die op deze ekskluzieve belangstelling inhaken. Voor mij gaat het echter niet om een overigens illuzoire politieke saamhorigheid, maar om een saamhorigheid wat het geestesleven in de ruimste zin betreft. En dan is het duidelijk dat Vlaanderen nog enorm veel kan doen op het gebied van de integratie. Beseft men bijvoorbeeld dat geen enkele Vlaamse krant een eigen korrespondent heeft in Nederland, terwijl, de Nederlandse dagbladen over ten minste een half dozijn mensen te Brussel beschikken? De Vlamingen voelen zich vaak een beetje verlaten door Nederland, en inderdaad bestaat er sinds 1830 in Nederland een overigens begrijpelijke traditie van niet-inmenging in Belgische politieke zaken, maar intussen is het duidelijk, dat de belangstelling van Nederland voor het niet eens zo bijster interessante België (waartoe Vlaanderen, totdat dit ooit anders wordt, nog steeds behoort) veel groter is dan de belangstelling van Vlaanderen voor Nederland. Auteurs en uitgevers weten daar iets van! Een boek kan bovenaan de
bestsellerlijst staan in Nederland, en in Vlaanderen volstrekt onbekend blijven. Vlamingen hebben in Nederland een uitgever gevonden voor sukseswerken, met een oplage van bijvoorbeeld twintigduizend eksemplaren, waarvan amper een dozijn eksemplaren werden verkocht in Vlaanderen!
| |
Manu Ruys:
Gelet op de onverschilligheid, zoal niet de afkeer van de meeste Nederlanders voor de taalstrijd in Vlaanderen, mag het een wonder heten dat de V.B. in het verleden nog zo sterk afgestemd is geweest op het samengaan met Nederland.
Wat de kulturele integratie betreft, die thans bijna tot een modewoord wordt, is het toch nodig dat begrip nader te ontleden.
Streven naar eenheid in taal en spelling en naar kulturele kontakten, is nog wat anders dan te trachten twee gemeenschappen, die sedert eeuwen door verschillende faktoren beïnvloed werden en uit elkaar groeiden, te integreren tot een nieuw geheel.
De vraag moet grondig worden besproken, in hoeverre het wenselijk én mogelijk is de Nederlandstalige gemeenschap in België niet alleen taalkundig maar ook kultureel - in de zeer ruime betekenis
| |
| |
van dit begrip - te doen opgaan in de gemeenschap, die het koninkrijk der Nederlanden bewoont. Een beter en meer haalbaar alternatief is allicht: de eigen waarden van het Nederlandstalige kultuurmilieu in België te bevorderen en te verrijken met de aanbreng van wat elders bestaat, in Nederland, maar ook in de Angelsaksische, Latijnse en Slavische wereld.
| |
Herman Todts:
Tussen de twee wereldoorlogen had de Vlaamse Beweging meer kontakt met Nederland dan nu. De reden is dat Nederland in 1940 het bezettingslot met zijn buren moest delen. Omdat bepaalde frakties van de Vlaamse Beweging in een kollaboratie met de Duitsers ontspoorden, werd de Vlaamse Beweging in Nederland beschouwd als een verdachte beweging. Nuances worden wel altijd het slachtoffer van generalizatie.
Omdat de Vlaamse Beweging in Nederland tot heden toe (al dient erkend te worden dat er de laatste jaren aan de top wel enige winstpunten werden genoteerd) meer wantrouwen dan gehoor vond, bleef alles beperkt tot enkele sporadische kontakten, waarbij slechts enkele honderden werden betrokken. De Nederlandse kultuuropdracht van de Vlaamse Beweging is inmiddels duidelijk: 18 milj. nederlandstaligen in Europa betekenen meer dan 6 milj. Vlamingen en 12 milj. Nederlanders. Zowel Vlamingen als Nederlanders moeten hiervan nog overtuigd worden.
Dit proces kan versneld worden wanneer de autonomie van de Nederlandstalige provincies in België reëel wordt en aan de top van de autonoom geworden departementen van onderwijs, kultuur en wetenschap er ministers komen die de zin van de kulturele integratie met Nederland aanvoelen en er konkrete gestalte aan geven willen.
Inmiddels kan het niet ontkend worden: de Vlaamse kulturele verenigingen met enige betekenis schenken aan deze integratie te weinig aandacht. De reden hiervoor dient natuurlijk gezocht te worden in het feit dat ze in Nederland geen ekwivalente verenigingen vinden waarmede gemeenschappelijke ideeën en initiatieven uitgewerkt kunnen worden.
| |
Adriaan Verhulst:
De Vlaamse Beweging heeft zeker in het verleden, al vanaf de 19de eeuw, voldoende bijgedragen tot de kulturele integratie met Nederland. Dat de rezultaten niet steeds erg bemoedigend zijn, kan wellicht, behalve aan de Nederlanders, ook te wijten zijn, niet aan het gebrek aan entoeziasme en oprechtheid vanwege de Vlamingen, maar aan hun verkeerde aanpak. Minder naïeviteit en minder vooroordelen tegenover de Nederlanders zouden de Vlamingen in dit opzicht diensten bewijzen. Bovendien dienen de Vlamingen ervoor te zorgen dat de Nederlanders niet het gevoel krijgen door de Vlamingen in een politieke aangelegenheid - met evt. konsekwenties op buitenlands-politiek vlak (verhouding Nederland-Wallonië!) - te worden betrokken. Ieder nationalisme - ook een algemeen Nederlands nationalisme - dient daarom van Vlaamse zijde te worden geweerd. De gemiddelde Nederlander is geen nationalist! De Vlamingen moeten zich t.a.v. Nederland vooral aandienen als de bemiddelaars met de Latijnse beschaving. Dit zijn vooral taktische principes: een schets van de fundamentele taken van de Vlaamse Beweging t.a.v. de kulturele integratie met Nederland gaat m.i. de hier gestelde vragen te buiten. |
|