Bokrijk, zin en zijn.
Bij de uitgeverij Lannoo verscheen weer een fraai fotoboek. Dit keer is het gewijd aan het openluchtmuseum en ontspanningsoord ‘Bokrijk’ te Genk in Limburg. Het boek werd samengesteld en uitgegeven in opdracht van de bestendige deputatie van Limburg. Vandaar het voorwoord door Limburgs gouverneur, Louis Roppe.
De tekst is van Dr. Jozef Weyns - ontwerper en eerste bouwer van dit Vlaamse Openluchtmuseum - en is verlucht met 8 tekeningen van Herman Verbaere. Fotograaf van de 66 foto's is de medestichter en leraar aan de Academie voor Schone Kunsten te Genk, Willy Minders. Zoals naar gewoonte bevat ook dit fotoboek van Lannoo een Franse, Engelse en Duitse samenvatting van de tekst en kommentaar bij tekeningen en foto's. Hiervoor zorgden de bekende vertalers Henri Fagne, Arthur Birt en Georg Hermanowski. Verder werkten er nog aan mee: Luk Mestdagh als grafische vormgever en F. Pinckers die een plattegrond van het domein en een kaart met aanduiding der plaatsen waarvandaan er monumenten te Bokrijk zijn, tekende.
Uitgaande van de historische oorsprong van Bokrijk en van het ontstaan van de idee er een openluchtmuseum te bouwen, leidt Dr. Weyns op een populair-wetenschappelijke wijze de lezer in het museum rond. Elk gebouw - kerk, boerderij of woning - en elk gebruiksvoorwerp dat er te zien is - het ‘zijn’ van Bokrijk - worden aan hem voorgesteld. De oorsprong en het gebruik ervan worden verklaard. De ‘zin’ van Bokrijk vat hij als volgt samen: ‘Het openluchtmuseum schrijft zichtbare, waarneembare geschiedenis (...) van het leven van alledag: van het bouwen en wonen, het koken en eten, het vuurmaken en slapen, (...), en honderden feiten en feitjes meer’ (p. 19).
Interessant is het te vernemen dat men te Bokrijk de eigen bouwtrant en levenswijze van drie dorp-types - waaraan nog steeds ‘her’bouwd wordt - wil bewaren. Deze dorpen zullen beantwoorden aan de drie grote kultuurlandschappen die Weyns in het Vlaamse land onderkent: 1) het arm heidelandschap (de Kempen), 2) het vruchtbaar heuvelland (Haspengouw, Brabant en Zuid-Oost-Vlaanderen), 3) de vruchtbare, waterrijke laagvlakte (de Scheldepolder, Noord-Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen). Deze rondleiding door Dr. Weyns wordt rijkelijk visueel gemaakt door middel van de tekeningen tussen de tekst en door de foto's achteraan.
Wat mij bij het lezen van Weyns niet meevalt is zijn schrijftrant. Zinsbouw en woordgebruik, en vooral een overvloed aan niet ter zake doende anekdoten (een bezoek aan het museum wordt niet boeiender omdat de kippetjes - Kempense zilverbrakels - er ‘lief en vinnig’ zijn, noch omdat ‘zij scharrelen en fazelen dat het een aard heeft’ (p. 44); nog minder omdat ‘de witgewade