is, terwijl ‘Le grand bond en avant du livre d'art’ helemaal waardeloos blijkt.
Rest dan de laatste van de 14 pagina's, gewijd aan ‘André Delvaux, poète de l'écran’. De steller van de bijdrage maakt van Delvaux een ‘Flamand par naissance, qui puise son inspiration dans la tradition et la littérature flamandes’, maar die ‘n'en est pas moins francophone par ses habitudes de vie, ses goûts, ses relations’... (Hoe zouden zijn films anders goed kunnen zijn?) Het ergste is dat ook Johan Daisne zomaar genaast wordt, want zonder enige verdere uitleg of verduidelijking staat hier te lezen dat van de twee romans van Daisne die Delvaux tot libretto dienden de eerste gepubliceerd werd bij Albin Michel (Parijs).
Aan het einde van de 14 pagina's is op die manier het hedendaagse Vlaanderen een genadige dood gestorven.
Gelukkig (?) werd het in een Duits tijdschrift weer tot leven gewekt. Erdkreis, Bildermonatschrift im Echter-Verlag Würzburg (van juni 1970) heeft namelijk een lang artikel opgenomen van Wilhelm Kayser, die het andere procédé toegepast heeft: enorm aandikken. Het Duitse tijdschrift is traditiegetrouw heel wat fraaier uitgegeven dan het Franse en heeft buitengewoon mooie foto's over Vlaanderen op de kop weten te tikken. Het heeft niet mogen baten, want het geheel is daarmee niet gered.
Wilhelm Kayser is waarschijnlijk gespecialiseerd in toeristische aangelegenheden, want verder in ‘Erdkreis’ las ik dat hij ook een boek van 216 bladzijden publiceerde over de ‘Deutsche Ferienstrasse von Puttgarden bis Berchtesgaden’. En waarschijnlijk is hij bovendien een poëtische ziel: de aanhef van zijn artikel laat dat vermoeden.
Jammer dat hij in details niet zeer nauwkeurig is, wat zijn ‘Gesammtbild’ ernstig schaadt. Zo is volgens Wilhelm de heilige Franciskus de schutsheilige van Vlaanderen (aangesteld door Felix Timmermans?) en is de mooiste kerktoren van Vlaanderen die van de Antwerpse Sint-Jakobskatedraal. (Jozef van Overstraeten zal zijn ‘Gids voor Vlaanderen’ moeten aanpassen!)
Afgezien van de eeuwige tegenstelling in de Vlaamse ziel (mysticisme tegenover realisme) die de ene auteur altijd opnieuw van de andere afschrijft, is het eerste deel van het artikel vrij geloofwaardig. Dan volgt een historisch overzicht, waarin tegen het einde de sympatieke opmerking dat ‘die Flamen aufgrund ihrer alten Kultur und ihrer Bevölkerungszahl mit Fug und Recht die völlige Gleichberechtigung in Staat und Gesellschaft’ eisen.
Minder geloofwaardig is zijn vaststelling dat Brussel verdeeld is in twee taalgebieden: de Vlaamse benedenstad en de Waalse bovenstad. Waar de auteur daarna de Vlaamse schilders nogal uitvoerig en de Nederlandse polyfonie oppervlakkig behandelt, laat hij niet zo veel steken vallen, al hinderen mij de vele ‘dikke’ adjektieven. Maar Wilhelm Kayser ontspoort pas volledig in het hoofdstukje over onze letterkunde. Hier heeft hij kennelijk afgeschreven uit een onbetrouwbaar boekje! Onze hele Middeleeuwse literatuur, Jacob van Maerlant dan uitgezonderd, kan alleen nog filologen interesseren. Jan van Ruysbroek is echter toch een ‘Gestalt von überregionaler Bedeutung’. Erasmus van Rotterdam is opeens een Vlaming en Albrecht Rodenbach een aktivist in de Vlaamse volksbeweging. (Zo stáát het er!)
In latere tijden kent Wilhelm ondermeer Streuvels, Verhaeren en vanzelfsprekend Timmermans, die in zijn werken dezelfde werkzaam-deemoedige liefde en vroomheid tot uitdrukking bracht die ook (ik citeer letterlijk) ‘P. Werenfried van Straaten aus dem Prämonstratenserklooster Tongerloo dazu drängte, seine für ihn und sein Volk so typische grossartige Hilfsaktion in die Tat umzusetzen’. Dit om u een staaltje te geven van het enorme aandikken waarover ik het hierboven had.
Zonder overgang volgen dan nog drie louter toeristische hoofdstukjes over resp. West-Vlaanderen, Brugge en Gent, geschreven in de klassieke stijl van alle reisgidsen.
Ach, dit Preislied auf Flandern is waarschijnlijk uitermate goed bedoeld... Het is alleen de vraag of het daardoor niet nog meer schade aanricht dan de serie artikels in de ‘Figaro Littéraire’.
Jan Deloof