Vereniging en Revolutie: De Nederlanden 1814-1830.
De jaren 1814-1830 hebben de historici, vooral in het Zuiden dan, altijd gefascineerd. Aanvankelijk werd het hele gebeuren uitsluitend vanuit een klein-Hollands of een Belgicistisch standpunt bekeken. Het jonge Belgische koninkrijk had in de 19de eeuw behoefte aan een nationale geschiedschrijving, waarin het heden zover mogelijk in het verleden geprojekteerd werd en 1814-1830 als een ongeluksperiode gezien werd. Dit standpunt vond zijn bekroning in het werk van Pirenne. De geschiedschrijving heeft via tal van nieuwe problemen dit oude beeld flink genuanceerd en zelfs gewijzigd. De jaren na de Tweede Wereldoorlog zijn totnogtoe wellicht de gunstigste voor een meer nuchtere kijk op de tijd van de hereniging: het eng-nationale kader is zwak genoeg geworden om de weg naar Benelux te effenen en het nogal utopische van de heel-Nederlandse beweging tussen de twee wereldoorlogen heeft plaats gemaakt voor het streven naar kulturele integratie van Nederland en Vlaanderen. Het boekje ‘Vereniging en Revolutie: De Nederlanden 1814-1830’ van de Vlaamse historikus Drs. A.J. Vermeersch ligt volledig in de lijn van deze gewijzigde situatie. De hereniging van Noord en Zuid kwam op een ongelegen ogenblik. Twee bewegingen, de ene, een ‘staatsstichtende beweging van eenmaking van de Nederlanden’, de andere, ‘de versnelde ontwikkeling van de industriële revolutie, doorkruisten mekaar en kwamen in tegenstrijd met mekaar. De eerste moest na twee eeuwen scheiding moeizaam en zichzelf zoekend kunnen verlopen, de tweede was gekenmerkt door een veel sneller ritme en een onberekenbaarheid eigen aan elke revolutie.
Uitgaande van deze idee schetst de auteur het politieke, sociale en ekonomische leven tijdens de kortstondige hereniging. Hij doet dit o.m. via hoofdstukken waarin hij een antwoord zoekt voor een aantal problemen. Wat betekende bijv. het ‘amalgaam’ uit het beruchte eerste van de ‘Acht Artikelen’? Hoe stond Willem I hier tegenover? Tot hoever in de verschillende sociale geledingen van de bevolking kon men de vruchten plukken van Willems suksesrijke ekonomische politiek? Welke rol speelden de Franse réfugiés te Brussel en elders in het Zuiden? Hoe kon precies in het Zuiden dat in 1814 geen nationale identiteit bezat een gevoelen van eigenheid ontstaan en kon dat gevoelen zelfs een staatsvormende rol gaan spelen?
In verband met de laatste vraag trekt de auteur de aandacht op de groepsgrensteorie van de Gentse historikus Prof. J. Dhondt. Deze teorie is gebazeerd op de idee dat een nationaal bewustzijn bepaald wordt door ‘de duidelijkheid van zijn grenzen die het afpalen en beperken ten opzichte van andere nationale groepen’ (blz. 71). A.J. Vermeersch ziet in de gebeurtenissen van 1814 tot 1830 een goede illustratie voor deze teorie.
Door het helder overzicht van de jongste stand van het geschiedkundig onderzoek inzake de periode 1814-1830 en door het samenspel van sociale wetenschappen en geschiedkundig onderzoek levert dit boekje een goede bijdrage tot een beter inzicht in dit tijdperk van mislukte hereniging. Er is ook nog een uitvoerig en vakkundig gekozen illustratiemateriaal. De registers en het vijftal bladzijden literatuur en aantekeningen verhogen de bruikbaarheid.
Erik Vandewalle
Drs. A.J. Vermeersch, Vereniging en Revolutie: de Nederlanden 1814-1830, 102 blz., nr. 45 in de Fibulareeks, Uitgeverij Fibula- van Dishoeck n.v., Bussum ('s-Gravelandseweg 19, Postbus 200), 1970, prijs: f 7,90.