Mandarijn en astronoom: Pater Ferdinand Verbiest.
De figuur van Ferdinand Verbiest S.J. (oPittem 1623 - † Peking 1688), die als missionaris naar China vertrok en er als wetenschapsmens het grootste vertrouwen genoot van de keizer, had totnogtoe niet het voorwerp uitgemaakt van een grondige studie. Wel had Cyriel Verschaeve in 1913 een Verbiestdrama gepubliceerd. En in die jaren was wel enige polemiek ontstaan rond de al of niet juiste historische achtergronden van Verschaeves drama.
R.A. Blondeau heeft zich aan het werk gezet om de eerste uitvoerige biografie van pater Verbiest samen te stellen. Uitgangspunt voor de schrijver was de vraag welke rol Verbiest heeft gespeeld in de ontwikkeling van de wetenschappen. Speurend in allerlei uitgegeven en onuitgegeven bronnen heeft hij vastgesteld dat de historische Verbiest wel verschilt van Verschaeves dramatische hoofdfiguur. Tenslotte heeft hij zich, aan het slot van zijn biografie, gewaagd aan een situering van Verbiest in de kulturele evolutie van China tijdens de laatste 300 jaar.
De vraag naar de wetenschappelijke betekenis van Verbiest beantwoordt hij al in zijn inleiding. Een kreatief wetenschapsmens is Verbiest niet geweest. R.A. Blondeau noemt hem een handig praktikus, die de wetenschap niet als doel maar als middel zag. Wat hem niet belet heeft de stand van een deel van de toenmalige Westerse wetenschappen op China over te enten.
De eigenlijke Verbiestbiografie vangt pas aan op blz. 133. Zeer uitvoerig schetst de auteur eerst de vroegste kontakten tussen China en het Westen. In een tweede hoofdstuk komen de grote voorlopers van Verbiest in China, de Jezuïeten Ricci en von Bell, aan bod. Intussen krijgt de lezer ook inzicht in de religieuze wereld en het hele kulturele leven van China. Pas heeft de auteur de jeugd en het familiale milieu van Verbiest getekend, of hij maakt een zijsprong naar de oorsprong en de groei van de Jezuïetenorde waarbij Ferdinand Verbiest zijn intrede zou doen.
Op die manier onderbreekt de schrijver telkens zijn kronologisch relaas; zoals ook verder nog met hoofdstukken over de stand van de Westerse wetenschappen, meer speciaal de astronomie, en de Chinese wetenschappen. Hij heeft kennelijk de bedoeling gehad - en hier steekt vanzelfsprekend ook een enorme verdienste in - om pater Verbiest tegen een zo breed mogelijk historische achtergrond te projekteren. Niettemin bekruipt je als lezer wel eens het gevoel wat te ver van Verbiest afgeleid te worden, zo bijv. waar de schrijver van de gelegenheid gebruik maakt om nog eens uit te wijden over de administratieve indeling van de geboortestreek van Verbiest.
Pater Verbiest is op een kritiek moment in China aangekomen. Het kristendom werd er geduld omwille van het feit dat eerst pater Ricci en vervolgens pater von Bell een belangrijke rol als astronoom aan het Chinese hof konden bekleden. De Chinese kalender die de vroegere Chinese opstellers altijd moeilijkheden en verrassingen bezorgde, had een belangrijke politieke betekenis: de aanvaarding van de kalender betekende de onderwerping aan het gezag van de keizer. Pater Verbiest was pas aangeworven, na nauwelijks 10 maanden gewoon missionariswerk in China, als assistent van pater von Bell in Peking, toen de missionarissen in ongenade vielen en meteen de zo zwakke pozitie van het kristendom in China als een kaartenhuisje ineenstortte. Verbiest is erin geslaagd de situatie weer recht te zetten door na het overlijden van pater von Bell de zo belangrijke sleutelpozitie van astronoom aan het hof in handen te krijgen. Door het opstellen van de Chinese kalender en zijn aanbreng van Westerse wetenschappen in het algemeen, kon hij gedurende 20 jaar de verdere groei van het kristendom mogelijk maken. Hoe belangrijk zijn pozitie aan het hof ook was en hoeveel eerbetoon hem ook werd bewezen, Verbiest slaagde er nooit in zijn doel te bereiken, nl. de Chinese leiders te bewegen tot het toestaan van godsdienstvrijheid.
Niet het door Verschaeve uitgewerkte konflikt tussen de missionaris en de geleerde is het Verbiestdrama geweest, aldus R.A. Blondeau, maar wel de mislukking van zijn droom: ‘aan het hof de kristelijke vizie in de Chinese geest te integreren’.
De oorzaken van de mislukking ziet de auteur in het feit dat het kristendom volkomen vreemd bleef aan de Chinese levenswijze. Bovendien werd het kristendom er door vreemdelingen verkondigd, bleef het Latijn de liturgische taal en bleef de missie ekonomisch afhankelijk van een ekstern bruggenhoofd, Macao. En tenslotte bleef Rome te lang negatief tegen welke ‘akko-