duidelijk tot uiting gekomen wat de jubilerende ‘Landbouwhogeschool’ een halve eeuw lang betekend heeft voor het Vlaamse volk.
Het is niet mijn bedoeling hier het hele overzicht te herhalen en nog eens aan te tonen wat tientallen Gentse professoren en honderden oud-studenten op diverse wijze gepresteerd hebben op het gebied van bodemstudie, tuinbouw, insektenleer, boerderijbouwkunde, zuivelonderzoek of bosbouw. Op al die terreinen ben ik overigens een volslagen leek, zodat ik me evenmin aan appreciaties waag.
Wèl heb ik in het historisch overzicht iets gemist. Een naam. Niet de naam van een vergeten prof of van een rustend landbouwingenieur, maar de naam van degene die als allereerste met klem had gewezen op de noodzakelijkheid van een ‘Vlaamse’ landbouwhogeschool: Lodewijk De Raet.
Het is nog niet te laat om de leemte aan te vullen. Pas in oktober immers zal het precies vijftig jaar geleden zijn dat de school voor het eerst haar poorten opende. De verdienste van De Raet kan dus nog even in het licht gesteld worden.
Al ging - van jongsaf - de voornaamste aandacht van deze strijdlustige, onvermoeibare man naar de totale vernederlandsing van de Gentse universiteit, toch verloor hij - als goede strateeg - nooit de flanken uit het oog.
Dat hij inderdaad ook zijwaartse overwinningen beoogde, liet hij heel duidelijk blijken tijdens het 29ste Nederlands Congres, dat in augustus 1906 te Brussel plaatshad en waaraan met laaiend entoesiasme door honderden Vlamingen werd deelgenomen. Op dat kongres wees De Raet - naast zijn zoveelste betoog voor de vernederlandsing van de Gentse Alma Mater - tot tweemaal toe op ‘het belang van een hooger onderricht in het Nederlandsch voor den Vlaamschen landbouw’. In goed gedokumenteerde uiteenzettingen (waarbij ook vergelijkingen met toestanden in het buitenland werden gemaakt) haalde De Raet wetenschappelijke, ekonomische en sociale redenen aan om de ‘hoogere landbouwopleiding’ te bepleiten van ‘een korps Vlaamsche mannen’, waardoor ‘de Vlaamsche landbouw oneindig veel zou kunnen vooruitgaan’ en ‘de te behalen jaarlijksche winst bij millioenen zou te becijferen zijn’. Naast de Franse landbouwinstituten te Gembloers en te Leuven wenste hij dan ook dringend een gelijkaardige instelling te zien verrijzen in Vlaanderen, bij voorkeur te Gent. Het voorstel van De Raet kreeg onmiddellijk de algemene goedkeuring van het Kongres. Aan regering en wetgevende kamers werd ‘met het oog op den bloei van den Vlaamschen landbouw, nog steeds de hoofdbron van Vlaanderens welvaart, en rekening houdende met de steeds grootere eischen door het wetenschappelijk landbouwbedrijf gesteld’ de wens bekendgemaakt ‘dat een hooger landbouwonderwijs in het Nederlandsch voor de Vlamingen ingericht worde’ en ‘dat daartoe aan de hoogeschool van Gent, die bestemd is om vervlaamscht te worden, een Vlaamsche faculteit voor landbouw ingericht worde’.
Dat was in 1906. Het jaar daarop werd een nieuwe ‘Hoogeschoolcommissie’ in het leven geroepen. De Raet bleef stimuleren. Zijn ijver kende geen grenzen. Publikaties en referaten volgden elkaar op. Nog zes, zeven jaar. De overwinning kwam langzaam in zicht. Maar in 1914 - nauwelijks een paar maanden na het uitbreken van de oorlog - velde een beroerte de 44-jarige strijder. Aan het koortsige leven was plots een einde gekomen. En... het gestelde doel was niet bereikt. De onderwijstaal aan de Gentse universiteit bleef Frans; de landbouwingenieurs kregen nog steeds (te Gembloers en te Leuven) hun opleiding in het Frans.
Pas in 1919 werd, schoorvoetend, een politiek initiatief genomen, dat gedeeltelijk tegemoetkwam aan de oude wens van De Raet. Minister Ruzette diende toen een ontwerp van wet in tot oprichting van een Vlaamse ‘Landbouwhoogeschool van de Staat’.. In november 1919 (vlak vóór de eerste verkiezingen met algemeen stemrecht) werd het ontwerp door beide kamers aangenomen. Het bevatte de bepaling dat de nieuwe instelling gevestigd zou worden in Gent.
Een koninklijk besluit van 26 mei 1920 regelde de werking van de school en in oktober van hetzelfde jaar kon Rektor C. Van Damme de inaugurale rede uitspreken. Moeilijkheden ontbraken er niet voor de eerste professoren en studenten. Er bleef immers (ook te Gent) een sterke weerstand tegen elke ‘vervlaamsing’ van het hoger onderwijs. De Landbouwhogeschool beet echter van zich af en leverde spoedig het bewijs, dat Lodewijk De Raet het bij het rechte eind had. De eerste stap was gezet. Tien jaar later volgde de totale vernederlandsing van de Gentse universiteit. En daarna waren nog vier decennia nodig om de Landbouwhogeschool te laten opnemen in de R.U.G.
Dr. Karel De Clerck