zame aan gegeven dat de Rome-gerichtheid van de Rotterdamse Maasbode jaren lang bepaald heeft’. - ‘De Tijd, zo schrijft Fens, heeft vooral de laatste vijfendertig jaar een redaktie gehad die eigenzinniger was dan haar abonnees maar ook eigenzinniger dan de gevestigde mening, vroeger die van rechts, nu die van links. De fanatikus die de krant nu nog een pastoorskrant noemt, vergeet dat in de dagen van het Rijke Roomse Leven De Maasbode dat veel meer was en bovendien dat een aantal pastoors nu bij voorkeur zegent met de linkerhand en een ander aantal het blad misprijst omdat ze de redaktie voor bondgenoten van die linkshandigen houdt’. Fens typeert het blad als ‘een verzameling van meneren’ wier eigenzinnigheid en individualisme er de oorzaak van zijn dat er in De Tijd ‘vaak heel goed en persoonlijk geschreven is en nog wordt’. - ‘Voorzichtigheid en genuanceerdheid’ zijn de krant eigen.
Een reden te meer om te betreuren dat het blad er maar niet in slaagt, een voldoende groot lezerspubliek en een stevige advertentiebasis te verwerven! Einde 1969 had het een oplage van 95.000, waarvan bijna 60.000 voor zijn edities ‘Noord, Zuid en Amsterdam’. Zijn kopblad, ‘Nieuwe Haarlemse Courant’, drukte zowat 16.000 eks., en zijn ‘Maasbode’-editie 20.000. (De ‘Nieuwe Rotterdamse Courant’ haalde toen 55.000 eks, ‘De Volkskrant 185.000, “Het Parool” 160.000, het “Algemeen Dagblad” 200.000 en de grootste Nederlandse krant “De Telegraaf”’ drukte meer dan 400.000. Maar oplagecijfers zeggen, zoals u weet, niet àlles over de welvarendheid van een bedrijf).
Wie leest ‘De Tijd’? In ‘De Journalist’ van 15 juli 1970 citeert Ton Crijnen een recent opinie-onderzoek waaruit blijkt dat de Tijd-lezer een ‘genuanceerd denkende katoliek is zonder sympatieën voor rechts-extremisten, met een open oog voor de noodzakelijkheid van strukturele hervormingen in de Kerk. Lang niet altijd aanhanger van een katolieke partij en maatschappelijk gezien in belangrijke mate behorende tot de middenklasse en het welgestelde deel van onze bevolking, met een meer dan gemiddelde ontwikkeling’. ‘De Tijd’ is nooit een erg winstgevende zaak geweest. Zij heeft verscheidene eigenaars gekend en behoort nu tot de VNU, de Verenigde Nederlandse Uitgeversbedrijven die als uitgevers van dagbladen op de vierde plaats komen in de rij van de 35 Nederlandse krantenbedrijven. (De eerste plaats wordt bezet door ‘De Telegraaf’; de tweede door de ‘Nederlandse Dagbladunie’ met o.m. het ‘Algemeen Dagblad’ en de ‘Nieuwe Rotterdamse Courant’; de derde door de ‘Perscombinatie’ met o.m. ‘Het Parool’). De VNU is ook de uitgeefster van suksesrijke weekbladen als ‘Margriet’ en ‘Avenue’ en kan dus tegen een duwtje.
De dagbladen van de groep zien hun oplage geregeld stijgen, behalve ‘De Tijd’. Maar omdat deze krant ‘een instituut’ was, scheen de VNU bereid, daar offers voor te brengen. Dat was ook met zoveel woorden gezegd. Blijkbaar zijn de offers nu toch wel wat te groot geworden. Einde augustus werd medegedeeld dat de VNU en de NDU (de Nederlandse Dagbladunie) ‘in beginsel besloten tot samenwerking bij het uitgeven van het tot de NDU behorende dagblad NRC-Handelsblad enerzijds en het tot de VNU behorende dagblad De Tijd anderzijds’.
Volgens dat kommuniqué is het de bedoeling, dat de kranten hun eigen karakter behouden, maar dat zij de stijgende produktiekosten gaan bestrijden door het vormen van een gemeenschappelijke nieuwsdienst. Opiniërende artikels moeten geheel gescheiden blijven, ‘zodat de kranten hun eigen geestesmerk zullen blijven behouden’. Verder wil men zich gezamelijk bij de adverteerders gaan aanbieden. Wie advertenties in de drie kranten tegelijk wil plaatsen, zal een korting krijgen. De Tijddrukkerij in Amsterdam moet dicht, maar de zetterij blijft. ‘De Tijd’ zal worden gedrukt op de persen van het ‘Algemeen Handelsblad’ in Amsterdam. Een gedeelte van de oplage wordt verder, zoals vroeger, gedrukt bij het ‘Brabants Dagblad’ in Den Bosch. (Dit ‘Brabants Dagblad’ is een van de andere kranten van de VNU en zeer welvarend. De regionale pers konkurreert beter dan de nationale.) Uit het kommuniqué bleek nog dat men de samenwerking na overleg met de redakties etappegewijs wil realizeren en dat men verwacht, ook de kwaliteit van de redaktionele inhoud te kunnen verbeteren.
De hoofdredaktie van ‘De Tijd’ wordt, zoals vaker gebeurt bij Nederlandse kranten, door een tweemanschap gevoerd: drs. A.J. Cuppen, auteur van de hoofdartikels die ‘Vrijmoedig Commentaar’ heten, en J.M. Lücker, de man die na de tweede wereldoorlog ‘De Volkskrant’ groot heeft gemaakt. Dit tweemanschap is enkele jaren geleden reeds een redaktionele vernieuwing begonnen, die de krant ongetwijfeld heeft verbeterd maar die onvoldoende weerklank kreeg. Bij die vernieuwing sloot ook enige propagandaaktie in Vlaanderen aan.
‘De Tijd’ heeft altijd belangstelling gehad voor Zuid-Nederland en liet dat vooral in haar kulturele rubrieken tot uiting komen. De jongste tijd had de krant jammer genoeg geen eigen redakteur in Brussel meer. De korrespondentie uit de Belgische hoofdstad werd jarenlang door bekende Vlaamse journalisten verzorgd. De ‘Nieuwe Rotterdamse Courant’ heeft er sinds jaren een degelijke en ervaren Nederlandse journalist.
Te zamen met de ‘NRC’ en ‘De Maasbode’ behoorde ‘De Tijd’ tot de noordelijke bladen die door de Vlaamse intellektuelen vóór de tweede wereldoorlog meest werden gelezen. Hoeveel Nederlandse kranten er nu nog over de grens komen, weet ik niet, maar mijn indruk is dat de genoemde bladen er niet in geslaagd zijn, in Vlaanderen een publiek te verwerven, vergelijkbaar met dat van Parijse publikaties in België. Het is niet helemaal hun fout, natuurlijk! Er zijn vele oorzaken voor. Maar jammer blijft het, want zij hadden het Zuiden een meer genuanceerd en dus beter beeld van het Noorden kunnen geven.
Wij zouden ons ook in Vlaanderen een beetje meer de tijd moeten gunnen.
Gaston Durnez