het gebied van intergemeentelijke samenwerking langs de Belgisch-Nederlandse grens sinds 1960.
Vooreerst wees hij op de vele ongelijkheden in de wetgeving die aan de grens het sterkst worden aangevoeld en waarvoor naar een oplossing moet worden gezocht. Hij noemde o.m. de ongelijkheid van de diploma's, de ongelijke taksaties, de hinderpalen voor de ruimtelijke ordening, de problemen van openbaar vervoer, politionele samenwerking, natuurbescherming, openbare nutsvoorziening, het toerisme, kulturele samenwerking enz.
Ofschoon de rijksgrens op sociaalekonomisch vlak ook voordelen heeft opgeleverd en o.m. heeft bijgedragen tot welvaart en tewerkstelling in de grensgemeenten, toch mag met de afbraak niet getalmd worden en moet het rekonversieprobleem meteen worden opgelost.
Speciaal werd door de heer Suykerbuyk de werking belicht van Benego: de koördinatie van een 15-tal grensgemeenten in de buurt van Essen, waar geijverd wordt voor een landschappelijke, geografische en sociaal-ekonomische eenheid. Hij was van oordeel dat een aantal dergelijke kernen van gemeenten langs de hele Belgisch-Nederlandse grens zouden moeten tot stand komen om een aantal problemen op te lossen door gemeentelijke samenwerking en voor andere, die een nationale oplossing nodig hebben, een drukkingsgroep te vormen.
Na deze spreekbeurt volgde een tussenkomst van senator Leo Vanackere die de ideeën en realisaties van H. Suykerbuyk ook richtinggevend noemde voor grensoverleg langs de grens van West- en Frans-Vlaanderen en die vervolgens een overzicht gaf van de jongste realisaties voor en in Frans-Vlaanderen. Hij noemde o.m. de rangverhoging van het Nederlands in het onderwijs in Frankrijk, de belangrijke brosjure over het belang van het Nederlands die door een aantal Frans-Vlamingen werd opgesteld en op ruime schaal in Frans-Vlaanderen wordt verspreid, de werking van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde in Frans-Vlaanderen enz.
Mr. J. Fleerackers, kabinetschef van de Minister van Nederlandse Kultuur, sprak vervolgens over ‘Zuid-Vlaanderen en de kulturele integratie tussen Vlaanderen en Nederland’.
In deze uiteenzetting herinnerde spreker vooreerst aan het Nederlands Congres van 1961 waarop J. Kuypers voor het eerst de slogan van de kulturele integratie tussen Noord en Zuid lanceerde, aan het entoesiasme van de beginperiode en aan de moeilijkheden die daarop zijn gevolgd omdat de Europese integratie, die alle restanten van taalchauvinisme zou oplossen, bleef stagneren en omdat de jongste jaren de toenadering tussen Noord en Zuid er niet op vooruitging. Als oorzaak hiervan noemde hij het halverwege blijven steken van de kennis van elkaars hebbelijkheden en levenspatroon. Deze halve kennis leidde de jongste tijd meer tot depreciatie dan tot wederzijdse appreciatie.
Dr. Fleerackers was van mening dat de stuwing voor de kulturele integratie van onderuit moet komen. Zo is het ook gebeurd in de werking voor Frans-Vlaanderen. Ook hier is de beweging van onderuit gekomen. Wat door velen als illusoir werd beschouwd heeft uiteindelijk toch tot positieve resultaten geleid.
Mr. Fleerackers beklemtoonde de noodzaak van het samengaan van de ekonomische met de kulturele integratie. De volkshuishouding tussen België en Nederland loopt nog immers sterk uiteen. Men mag niet vergeten dat een leefpatroon sterk wordt gedetermineerd door de ekonomie.
De kulturele integratie tussen Noord en Zuid mag geen doel maar moet middel zijn om te komen tot een versterking van de draagkracht van het Nederlands geestesleven, van de kultuuroverdracht en een betere gemeenschappelijke zorg voor de uitstraling van de Nederlandse kultuur in het buitenland. Samenwerking is noodzakelijk omdat de Nederlandse kultuur gedragen wordt door twee kleine landen met beperkte middelen. Het ontbreken sinds eeuwen van een efficiënte buitenlandse kultuurpolitiek van het officiële België en Nederland vond hij één der oorzaken van de vervreemding van Frans-Vlaanderen en van het afbrokkelen van de Nederlandse taal en kultuur en het Nederlandse kultuurbewustzijn aldaar.
Gelukkig maken wij nu een renaissance door van de Nederlandse kultuur, in het bijzonder in Nederland, en staan wij op het punt in België de wanverhoudingen op kultureel gebied te saneren. Gunstig is ook de ekonomische opbloei van Vlaanderen, de sterkste sinds de middeleeuwen. In Frans-Vlaanderen en het buitenland moeten nog een aantal verkeerde inzichten en vooroordelen worden opgeruimd o.m. de mening dat in Vlaanderen en Nederland een verschillende taal wordt gesproken. In Frans-Vlaanderen moet vooral de waarde van het Nederlands als kultuurtaal en als taal van een belangrijk ekonomisch gebied in het licht worden gesteld.
Luc Verbeke