Ons Erfdeel. Jaargang 14
(1970-1971)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |||||||
Vrouw en Vlaming in vertalingSinds enkele jaren verschijnt er in Ons Erfdeel een Bibliografie van het Nederlandse boek in vertaling. Deze bibliografie omvat zowel literair als niet-literair werk. Vanaf 1954 bestaat er een Stichting ter Bevordering van de Vertaling van Nederlands Letterkundig Werk die sinds 1960 met België samenwerkt en van Belgische en Nederlandse zijde gesubsidieerd wordt. Vergelijking tussen de opgaves van de Stichting Vertalingen (om het maar een beetje te verkorten) en de Bibliografie in O.E. leert dat de eerste alleen literair proza en poezie opneemt (wat haar naam ook aangeeft), en dat de laatste wat opgave van vertaald literair werk betreft, niet volledig is maar daarnaast wel vertalingen van niet-literair werk vermeldt. Het werk van de Stichting Vertalingen is heel belangrijk: door subsidies kan ze zich uitsluitend bepalen tot dat ene doel: aandacht wekken in het buitenland voor Nederlandstalige auteurs, buitenlandse uitgevers ertoe proberen te bewegen vertaald werk uit te geven en voor al uitgegeven vertalingen reklame maken. De Stichting Vertalingen heeft in het buitenland overal vertalers die ze voorziet van boeken en dokumentatie en eventuele subsidies/stipendia. Om zowel vertalers als uitgevers te interesseren geeft ze een bulletin uit: Writing in Holland and Flanders. Het verschijnt vier maal per jaar. Twee maal in de vorm van een boekje waarin ze heel uitgebreid een Zuid- en een Noordnederlandse auteur bespreken (in januari 1970 ging dat over Jef Geeraerts en J.F. Vogelaar), en twee maal in de vorm van een map met gestencilde losbladige artikelen over nieuw Nederlandstalig literair werk dat het afgelopen halfjaar verschenen is. Er staat niet bij wie de keuze heeft bepaald van de auteurs waarvan het werk op deze manier onder de aandacht van de potentiële koper en vertaler in het buitenland wordt gebracht. (Een andere publikatie van hun is Netherlands books, waarvan tot nu toe drie nummers verschenen zijn: okt. 1968, maart 1969 en maart 1970; in tegenstelling tot Writing enz. geeft deze publikatie op welk werk al in vertaling | |||||||
[pagina 159]
| |||||||
verschenen is.) Niet alle werk van haar vertalers is uitgegeven; de Stichting Vertalingen beschikt volgens de laatste mij ten dienste staande opgaafGa naar eind(1.) over ongeveer 350 manuskripten, fragmentarische of hele vertalingen die nog geen onderdak bij buitenlandse uitgevers gevonden hebben. De Stichting Vertalingen gebruikt ze als ‘aanbevelingsmateriaal’ bij die uitgevers. Wel werken de vertalers - streng geselekteerd - meestal op haar initiatief.
Writing in Holland and Flanders en Netherlands books zijn bijna helemaal op de uitgevers in het buitenland georiënteerd, voor ‘gewone lezers’ zijn ze minder interessant. Voor die laatste kategorie, de potentiële kopers dus, zijn veel interessanter de bloemlezingen van vertaalde Nederlandstalige auteurs en de speciale nummers van buitenlandse literaire tijdschriften die gewijd zijn aan Nederlandstalige literatuur en die meestal ook een bloemlezing van vertaalde gedichten en prozafragmenten bevatten. Met recht steunt de Stichting Vertalingen deze twee laatste soorten kultuuruitdraging ekstra. Ze vormen n.l. een belangrijke stimulans tot het kopen van het werk van de in dit zoeklicht geplaatste schrijvers. Als men de lijst van resultaten (hele vertalingen, bloemlezingen en Nederlandnummers) en aktiviteiten (zorgen voor een uitgebreid bestand aan vertaalde manuskripten, ‘aanbieding’ in Writing enz. en aan de andere kant ook weer bloemlezingen en Nederlandnummers) overziet, dan vallen er twee dingen op:
Bijgaande grafiek geeft een overzicht van de persentages Vlamingen en vrouwen in de bloemlezingen en NederlandnummersGa naar eind(2.) voor de eerste vertikale lijn, van de uitgegeven vertalingen tot maart 1969 en tussen maart 1969 en maart 1970 na de eerste vertikale lijn, in de aankondiging van nieuw Nederlandstalig werk in Writing enz. laatste nummer na de tweede vertikale lijn, en in de voorhanden zijnde 350 mss. die o.a. gebruikt worden als propagandamateriaal in de laatste vertikale kolom. Het persentage naar voren gebrachte Vlamingen wisselt heel sterk, het varieert van nul tot 45 à 50 prosent, maar deze laatste aantallen worden minder vaak gehaald als die nul prosent. Alleen Johannessen en Hillner schijnen er oog voor te hebben dat in Zuid-Nederland de literatuur minstens even weelderig bloeit als in het Noorden. De zienswijze dat op dit ogenblik zowat alle fascinerende roman-eksperimenten in Vlaanderen ondernomen worden, komt totaal niet uit in de grafiek van vertaling-aktiviteiten. Zou men een gemiddelde nemen van de aangegeven persentages (ik ben me ervan bewust dat het een gemiddelde is van niet helemaal gelijksoortige aktiviteiten), dan zou men tot een aandeel van 15% in de vertalingkoek voor de Vlamingen komen. En dit getal is nog gunstig beïnvloed doordat tussen maart 1969 en maart 1970 5 van de 11 vertaalde werken van Vlaamse auteurs waren (desondanks zou men bijna zeggen). Wat ook het aandeel van gerichte Stichting-aktiviteit hierin moge zijn en wat het aandeel van het toeval is (maar vertalen is meer zaak van keiharde business dan van toeval of literair talent puur), het blijft een zaak om je over te verwonderen. Vooral als je dan ziet dat in de voorhanden zijnde mss. zelfs geen fragment van b.v Dendermonde ligt of van het niet-essayistische werk van De Wispelaere en maar één fragment van ‘groten’ als Vandeloo, Michiels en Krijgelmans (van deze laatste dan nog een jeugdwerk dat al lang niet meer representatief voor hem is). Hetzelfde lot, maar dan een graadje erger, delen de vrouwen. Opmerkelijk is dat degenen die wel oog hadden voor het aandeel van de Vlamingen in Nederlandstalig proza en poezie, er juist totaal niet van op de hoogte schijnen te zijn dat in deze landen ook vrouwen wel eens een literair lettertje op papier plegen te zetten: in de grafiek gaan hoogtepunten voor de Vlamingen samen met absolute dieptepunten voor de vrouwen. Nu zal ik de eerste zijn om toe te geven dat er lang niet zoveel vrouwelijke als mannelijke auteurs zijn, maar een gemiddelde van 5% aandacht voor de schrijfsters in de Lage Landen lijkt me, zacht gezegd, wel een beetje aan de héél lage kant. Bovendien zie je in die 5% dan nog steeds dezelfde namen opduiken: de onsterfelijke Blaman, Ellen Warmond en Maria Dermoût. In de voorhanden zijnde propagandamanuskripten ontbreken namen als Maria Rosseels, Christine d'Haen, Ida Gerhardt, F. ten Harmsen v.d. Beek, Bea Vlamen totaal, terwijl er van de ‘groten’ als Hella Haasse, Andreas Burnier en Jacoba van Velde resp. twee, een en nul fragmenten voorradig zijn. De enige bloemlezing die het tot een min of meer aanvaardbare 20% vrouwen brengt (de Stichting Vertalingen steunt bloemlezingen financieel vanwege de hoge kosten bij de samenstelling daarvan), is de Nyere Hollandsk Prosa, maar een van de twee samenstellers daarvan was dan ook een vrouw: Clara Hammerich. Kwamen Vlamingen er heel bekaaid van af, voor vrouwelijke auteurs is de toestand op vertaalgebied helemaal zorgwekkend. Het zal dan ook niemand verbazen dat er voor de Vlaamse vrouw die literair publiceert, in al deze aktiviteiten totaal niets gedaan is. Vlaming en vrouw schijnt wat dit betreft de ongelukkigste kombinatie te zijn die denkbaar is. Hanneke Paardekooper-van Buuren, Eindhoven |
|