nederlandse taal- en kultuurpolitiek
nederlandse taal en kultuur in het buitenland
Kulturele samenwerking tussen Nederland en Indonesië.
(eerste halfjaar 1970)
Onlangs werd onder de studenten van een zevental universiteiten, hogescholen en scholen voor hoger beroepsonderwijs in Bandung een enquête gehouden met het doel na te gaan welke rol de Nederlandse taal tegenwoordig vervult. Door de enquêteurs, docenten aan de lerarenopleiding te Bandung, werden 10.000 formulieren uitgereikt, waarvan er 6.300 beantwoord terugkwamen. Wat blijkt? Thuis spreekt 3,79% van de antwoordenden Nederlands, een aantal dat nog hoger ligt voor de studenten van het dit jaar jubilerende I.T.B. - vroeger de T.H. -, n.l. 7,9%. Voor 12,9% van de ouders is het Nederlands thuis nog steeds de voertaal. Buitenshuis spreekt 1,55% van de studenten naast Indonesisch of een daerahtaal - Javaans en Sundanees vooral - óók Nederlands. Toch verliest het Nederlands buitenshuis terrein: 2,55% gaf op naast Indonesisch of een daerah-taal een andere vreemde taal, n.l. Engels, te gebruiken. Verplichte of aanbevolen boeken in de Nederlandse taal worden opgegeven aan 33,21% van de studenten; slechts 14,84% verklaart geen taalmoeilijkheden te ondervinden. Een derde heeft ooit Nederlands geleerd; hiervan zegt 35% het op school te hebben opgestoken. Wat Hilversum zal interesseren: 4,3% luistert regelmatig naar de Nederlandse uitzendingen van de Wereldomroep. Slechts 21,3% heeft nooit een Nederlands boek of tijdschrift gezien. Tenslotte: 77% meent een passieve kennis van de Nederlandse taal nodig te hebben; hiervan is 68,6% bereid daarvoor moeite te doen.
Zelfs als we in het oog houden dat een derde deel van de ondervraagden niet antwoordde - de niet in het Nederlands geïnteresseerden zullen eerder geneigd zijn geweest niet op deze enquête te reageren -, is het resultaat bemoedigend genoeg. Het gebruik van het Nederlands als voertaal sterft uit, maar zolang een groot aantal studenten een passieve kennis van het Nederlands noodzakelijk acht, zal de wetenschappelijke belangstelling voor het Nederlands niet verdwijnen, integendeel, de jonge generatie zal die belangstelling juist stimuleren. Indonesië zal op korte termijn jonge neerlandisten moeten opleiden die kunnen voldoen aan de vraag naar onderwijs in de Nederlandse taal. De jongeren zullen deze taak moeten overnemen van de generatie die de vijftig nadert en nog met het Nederlands vertrouwd is. Daarom is aan de Universitas Indonesia een volledige studierichting Nederlandse taal- en letterkunde geopend. Andere universiteiten zullen dit voorbeeld wel niet gauw volgen, maar wel wordt aan enkele universiteiten het Nederlands in sommige richtingen als verplicht bijvak gedoceerd.
Het bezoek van Prins Bernhard heeft de belangstelling voor de kursussen Nederlands buiten universitair verband enorm gestimuleerd. De Lembaga Persahabatan Indonesia Belanda (De Vriendschapsvereniging Indonesië-Nederland) wilde in Djakarta, gesteund door de Nederlandse Ambassade, een kursus beginnen. Drieduizend gegadigden meldden zich aan, vierhonderd konden geplaatst worden. De Lembaga streeft ernaar een kursus op te bouwen die als voorbeeld gebruikt zou kunnen worden in geheel Indonesië. Om dit werk te begeleiden heeft de Ambassade het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen gevraagd een onderwijskracht te sturen die én een goed organisator is én op de hoogte is van de didaktiek van de Nederlandse taal.
Prins Bernhard opende in Djakarta het Erasmushuis. In dit kulturele centrum - Han Resink schonk het de naam - worden door de Lembaga enkele kursussen gegeven; een talenlaboratorium zal er binnenkort geinstalleerd worden. Maandelijks worden er kauserieën gehouden over de moderne Nederlandse literatuur door Gerard Termorshuizen, altijd aan de hand van boeken die in de leeszaal - met ruim 3500 banden - aanwezig zijn. Het Erasmushuis beschikt over films, filmapparatuur en een prachtige geluidsinstallatie. ‘Een ontmoetingscentrum tussen de Indonesische en de Nederlandse cultuur’, zo formuleerde minister Klompé de taak van het nieuwe kulturele centrum bij haar bezoek aan Indonesië in juni 1970. In Bandung en Djogjakarta zijn ook Nederlandse leeszalen - ieder met ruim 3000 banden -; een nieuwe leeszaal werd in mei 1970 geopend als onderdeel van de stadsbiblioteek van Makassar.
De Nederlandse Ambassade geeft een drie-maandelijks tijdschrift uit in de Indonesische taal, Serba Serbi Negeri Belanda, dat in een oplage van 10.000 eksemplaren belangstellende Indonesiërs over het moderne Nederland informeert. Serba Serbi besteedt ook aandacht aan de literatuur in de Nederlandse taal: Rob Nieuwenhuys gaf een voorproef van wat we straks allemaal in zijn boek over de Nederlands-Indische belletrie kunnen lezen. Hella Haasse leidde de moderne Nederlandse literatuur in; Gerard Termorshuisen zal deze inleiding systematisch uitwerken. Vertalingen van Nederlandse poëzie gaan een vaste rubriek vormen.
Een honderd verschillende Nederlandse tijdschriften - variërend van Lingua tot Libelle - worden aan meer dan tweeduizend adressen, waaronder leeszalen, universiteiten