kleinkunst
Heist achteraf.
Nog even napraten over Heist 70. Vele Nederlandse journalisten weten met de benaming ‘humorfestival’ niet goed raad. Zal wel ‘leuk doen op z'n Vlaams’ wezen... Dat IS het ook vaak. Toch hebben deze journalisten ongelijk er zich verder maar niet om te bekommeren. Trouwens, de lolbroekerij kan even goed uit het Nederlandse, als uit het Vlaamse kamp komen. Dit jaar bijvoorbeeld van de ploeg van Vararegisseur Nico Knapper: aftands, humorloos. Te Heist dekt de vlag trouwens al lang de lading niet meer: er is ruimte voor poëzie, chanson, folksong. Er is de belangrijke tentoonstelling van kartoons. Er waren dit jaar vooral de uren in de ‘Schuur’ ('s avonds heette die ‘Grinniktent’), met artiesten als Hans Otjes, Schobert en Black, Redd Sullivan en Martin Winsor, Dorris Henderson, Ernie Vann, Andrée Simons. En niet vergeten: de Nederlander Rien Kroon en zijn poppenkast Paradaas, ongelooflijk goed. Kroon werd te Heist met uitbundig entoesiasme begroet. Het pleit niet voor de Nederlanders dat ze deze man al niet heel lang op een podium hebben geplaatst. Klacht van Kroon: ‘... ach ja, in Nederland denken ze ook dat poppenspel alleen maar voor kinderen kan zijn’.
Langzaam groeit Heist naar een écht festival. Ook dit jaar zat er nog veel kaf tussen het koren, maar organisator Huib Gobert blijft met grote hardnekkigheid naar dé formule zoeken die het festival van de middelmatigheid moet redden. Dit jaar had hij de verantwoordelijkheid over het niveau van de avondvoorstellingen op de schouders geschoven van drie Nederlandse en drie Vlaamse ploegleiders. Het is niet de schuld van Gobert dat sommigen niet tot een homogene, waardevolle prestatie kwamen. Hij dwong de groepen ook nieuwe teksten mee te brengen, dit om te voorkomen dat de artiesten te Heist nog eens vlug vlug hun klassieke nummers kwamen debiteren. De artiesten zélf moeten dit festival au sérieux gaan nemen, dan wordt het wel wat.
Van meetaf heeft de Vlaamse Televisie een belangrijke rol gespeeld in dit Heistse festival. Niet altijd is dit het festival zelf ten goede gekomen, en allerminst dit jaar. Immers: wat de tuisblijvende kijkers voorgeschoteld kregen was vaak ouwe koek, kletskoek. Gobert kan de (financiële) steun van de televisie niet missen, akkoord. Maar de tuisblijvers hebben toch recht op een stukje écht festival? Dus toch maar eens overwegen of er geen tv-kamera in de Schuur kan komen? Ofwel: acht dagen lang filmen en achteraf een montage? De pompeuze ‘beker voor zangvoordracht’ van Knokke zat vol verbijsterende banaliteiten; Heist kàn aantonen dat - artisliek gezien - één avond kleinkunst belangrijker is dan heel het gezeur van Knokke. Maar dan moet er wel uitgekeken worden wàt er op het scherm komt! Nu nà 1 januari '71 Heist en Knokke één grote gemeente worden, zal Gobert aan zijn kollega's-organisatoren moeten duidelijk maken dat zijn festival in elk geval moet blijven bestaan, ook al zit half Europa zich te vergapen aan het Casino-schouwspel.
Belangrijk voor Heist blijft: de jaarlijkse speurtocht naar jong talent. (Gobert moet er maar niet langer ‘humoristisch’ talent van maken.) Wie de schiftingen meemaakte vraagt zich toch af of het systeem van voor-selekties zo onbruikbaar is. Er zijn jonge mensen die alle zin voor zelfkritiek missen. Maar hoe dan ook: voor de winnaars kan Heist belangrijk zijn. Een bekroning brengt hen een ogenblik op het voorplan; ze krijgen wellicht kansen. Als ze zo verstandig zijn om na Heist niet de planken op te stappen als ‘vedetten’, is de speurtocht verantwoord. De revelatie dit jaar van deze speurtocht was ongetwijfeld Roland Van Tongelen. Een ongewone verschijning, dat wel; on-Vlaams want bizar, met vreemde gedachtensprongen, erg persoonlijk. Van Tongelen zal moeizaam een eigen publiek vinden; zijn gekke konferences kunnen net zo goed volkomen de mist in gaan als op uitbundig applaus worden begroet. Leen Persyn: je bent er éigenlijk vlug op uitgekeken omdat het allemaal nog erg onpersoonlijk is, nog niet ‘van binnen uit’. Maar wat ze vertolkt, doet ze behoorlijk.
Belangrijk van Vlaamse zijde vond ik in dit festival ook Het Kliekske: een folkloristische groep die voortreffelijk oude straatballades zingt. Ik weet dat velen vol vooroordelen tegen groepen als Het Kliekske zitten aan te kijken. M.i. hebben die velen ongelijk. Herman Dewit zou er echter wel goed aan doen niet zo belerend op de planken te staan. Al die oude instrumenten: het is reusachtig interessant maar het hindert wel; het breekt volkomen de sfeer. Ik onthou vooral het aangrijpende volkse liefdelied dat ze in de finale van de speurtocht zongen.
Verder: Della Bossiers. Schichtig, freel, bescheiden, vast van plan om in het vak te slagen. Talentvol is ze; getuige daarvan haar Haren Budaliedje. Ook belangrijk te Heist was Jan De Wilde: non-konformistisch, ironisch, met veel zelfspot: allemaal dingen die we in die kleine wereld van de Vlaamse kleinkunst tot op heden moesten missen. Wij zijn op de goede weg als mensen uit het vak het genre beginnen te relativeren. Lamp en Lazerus, een duo dat bij De Wilde past.
Blijft de Werkgroep Cabaret (Bert Verhoye, Jan Geysen, Piet Piryns). Na Heist schreef Jan Geysen in ‘De Bond’ over de bedoeling van ‘Cabareutel’: ...‘Verder meen ik dat de toegepaste zwarte humor al voorbij de hara-kiri tijdschriften is, maar veel eerder aansluit bij de huidige underground beweging in de Amerikaanse comics en dito-literatuur. Daarom ook in Cabareutel geen gezoek naar zinnige argumenten, naar positieve kritiek (een dooddoener die helemaal geen betekenis meer heeft), naar een smaakvolle aanpak en “niveau”, maar wel naar een systematisch nihilisme.’ Een ander lid van de werkgroep, Piet Piryns in Humo: ‘...Het publiek was opgesplitst in voor- en tegenstanders, verbolgen huisvaders verlieten de zaal, nà de voorstelling waren er opstootjes op straat. De Werkgroep Cabaret was erg blij met deze gang van zaken, het bewijst dat kabaret in dit land nog een maatschappijkritische funktie kàn hebben.’
Mijn mening is: de Werkgroep vergist zich als hij aan ‘Cabareutel’ een maatschappij-kritische funktie toeschrijft. Daarvoor was het werkstuk te onbenullig. Je kan natuurlijk altijd van de daken roepen dat je lak hebt aan ‘niveau’ en dat de vormgeving je geen barst kan schelen. Het is een mooi alibi om slechte teksten barslecht te debiteren. De akteurs van de Werkgroep stonden maar wat te gillen, ze akteerden met zoveel nadruk als gold het een schoolfeestje van retorika-studenten. Een ideeënarm, slechtgeschreven boek wordt nog geen BOEK al roept de uitgever nog zo van ‘nieuw! lek-