Ook de nacht is een zon.
‘In Ook de nacht is een zon is de sociaal geëngageerde Albert Bontridder (laureaat Arkprijs van het Vrije Woord 1957, prijs provincie Brabant 1960) voor de derde maal uitgegaan van een krantebericht, dat het dramatische thema vormt van een architectonische cyclus, waarin de gedichten als indrukwekkende, gotisch zuivere woordkathedralen oprijzen.
In Dood hout was het thema de terechtstelling van de Amerikaanse neger Willie Mac Gee; in Open einde, de dubbele moord door een priester in het Franse dorpje Uruffe. Deze maal is de “held” de krankzinnig geworden student Karel Whitman, die op 2 augustus 1966 van op het dak van het torengebouw van de universiteit te Austin, Texas, veertien personen neerschoot en ten slotte zelf werd doodgeschoten.
De openingscyclus, Min is meer, wellicht de mooiste die Bontridder ooit heeft geschreven, is één bespiegeling over het vaderschap. Geen wonder dat het spiegelmotief overheerst in deze bundel, wanneer blijkt hoe de vader in zijn zoon zichzelf herkent als in een spiegel.
Deze zorgvuldig geconstrueerde poezie, met haar hoogst originele beeldenreeksen, met haar breed uitdeinende versregels, die vaak een even grote vlucht neemt als de beste poëzie van Saint-John Perse, wordt gekenmerkt door haar bezwerende toon, zo typisch voor deze metafysisch gekwelde woordestheet, deze heidense priester.’
Deze verhelderende, dichterlijke tekst van Willem M. Roggeman prijkt op de achterkant van de zesde bundel van Albert Bontridder Ook de nacht is een zon (Uitgeverij Monas p.v.b.a. - Uitgeverij De Galge p.v.b.a., Antwerpen 1969, Galgeboek 38).
Deze ‘modernistische’ architektdichter werd op 4 april 1921 te Anderlecht geboren. Samen met Jacques Dupuis vormt hij een team, dat tot de witte raven in de Belgische bouwwereld behoort. Bontridder ontwierp o.m. woningen voor Louis-Paul Boon en Marcel Wauters. Ook voor zijn eigen gezin plande hij een huis te Sint-Genesius-Rode.
Hij schreef veel over zijn vak. In 1962 publiceerde hij een instruktief boek over de hedendaagse Belgische bouwkunst, getiteld Dialoog tussen licht en stilte (Uitgeverij Helios, Antwerpen). Als dichter behoort Bontridder tot de groep van het tijdschrift Tijd en Mens. De in alle bescheidenheid werkende schrijver liet achtereenvolgens aan poëzie verschijnen: Poésie se brise (1951), Hoog water (1951), Dood hout (1955), Bagatelle-Hangende Vis (1962), Open einde (1967) en de reeds genoemde bundel.
De omslag van Ook de nacht is een zon (vgl. voor deze titel het motto verderop) werd ontworpen door de dichter zelf en uitgevoerd door Jan Verhaert. De typografie was in handen van Jef Sprankenis. Op de achterzijde staat een foto van Bontridder door F. Tas naast de aangehaalde tekst van Roggeman.
De bundel wordt ingeleid door een motto van Nietzsche op blz. 6:
‘Schmerz ist auch eine Lust,
Fluch ist auch ein Segen,
Nacht ist auch eine Sonne.’
Daarachter volgen vier cykli: Min is meer (1-7, p. 7-16), Aanwezigheid van Jan Walravens (1-8, p. 17-26), Schaduw en slang (1-8, p. 27-36), en Metafysiek van de spiegel (1-18, 37-58). Deze zesde bundel van Bontridder wordt duidelijker nog dan Open einde gekenmerkt door de verschraling van de beeldvorming en de verrijking aan filosofisch ideeenmateriaal, dat in een glanzende struktuur verwoord is. Dikwijls maakt de dichter daarin gebruik van de paradoks, waarin hij de tegenstellingen in mens en maatschappij tracht te verzoenen (vgl. bijv. de titel Min is meer, ‘De mindere is de meerdere’, ‘Nimmer zag ik vuur en vocht/het enkele vernielen,/het meerdere leven geven.’).
De vier cykli lopen in elkaar over en zijn naar woordgebruik zeer verwant.
De eerste cyklus heeft als meditatiekern ‘de bankreet “vader”’ (ook de titel van de bloemlezing die Bontridder in 1968 uit zijn eigen werk samenstelde). Het vaderschap heeft twee facetten: een introverte blik op zichzelf via de spiegel in het heden en de onzekere verlenging van zichzelf door de zoon in de toekomst:
‘Meten het korte dat ik was, raden het bedreigde dat ik word’ (p. 9).
‘Komt hij voorbij de laatste grens waar ik wil aanwezig zijn?’ (id.).
Al spoedig verlaat Bontridder zijn individueel existentieel probleem om het te verwijden tot een algemeen
Albert Bontridder (foto F. Tas - AMVC).
menselijk tema: het ‘ik’ van de vader en het ‘jij’ van de zoon wordt ‘de derde persoon met name mens’ (p. 10). En dan vraagt de dichter zich af of die uit zijn begrenzing kan ontsnappen. Dat blijkt onmogelijk: wij zijn ‘afwezig van elkaar’, wij leven elkanders dood (p. 10). Zelfs in een eterische science-fiction-wereld is voor de ‘horizontmens’ ontsnappen utopisch: hij leeft gekneveld in zijn zwevend huis. Maar:
is verzaken aan de tegenwoordigheid’ (p. 12).
Eén ontsnappingsmogelijkheid rest de mens: de vrouw. Maar God is wreed en onverzadigbaar. Trouwens het bewustzijn van de angstige mens streeft hem voorbij. Tenslotte vindt de dichter zijn rechtvaardiging in zijn eigen werkzaamheid, want hij is de ‘Enige verdediger van de auto-