Ik mag geen verkeerde gedachten over Zanne Zijlstra hebben.
Ik mag geen verkeerde gedachten (enz. 1250 keer).
En daaronder, op een prachtig omlijste wandtekst, in gotische letters:
Geef mij heilige gedachten, Heer, dan slaap ik zo gerust.
Bovenstaande passage bestaat uit drie verschillende vormen: een dialoogje, een aantal strafregels en een bijbeltekst. Ze staan los van elkaar, gescheiden door een regel wit, maar ze hebben toch wel duidelijk met elkaar te maken. De lezer kan ze combineren tot een eenheid die een wereld in het klein oproept: een paar jongetjes uit de hoogste klas van een lagere school, een kristelijke lagere school, ergens in Friesland?, een boze hoofdonderwijzer die het dialoogje verneemt (heeft iemand geklikt?) en die in een vorm die niet aanstotelijk is voor de eerbaarheid, strafregels opgeeft, en vervolgens de hele situatie thuis in het gezin, waar - om met Achterberg te spreken - de godsdienst zwaar tegen de hanebalken hangt.
Een vernuftig ballet rond het begrip porno! zegt de I.D.I.L.-boekbespreker.
Hij heeft het ‘voedsel’ dat Gerrit Krol hem gaf, inderdaad verwerkt op een menselijke manier en er stinkende ontlasting van gemaakt.
In De ziekte van Middleton wordt geschreven over een zekere Pipper (een naam die in het Amerikaanse slang poep betekent), een komputerprogrammeur, die peinst over de dingen des levens, onder anderen over het verschil tussen mens en komputer: Waarin een mens zich van de computer onderscheidt, ook de moeite waard. Er zijn mensen, en meestal zijn dat degenen die een opleiding aan de universiteit gevolgd hebben en met vrucht voltooid, die alles wat zij om zich heen zien, zien als voorbeelden van de wetten en de stellingen die deel uitmaakten van die opleiding, welke doorgaans en vooral aan de universiteiten niet erg universeel is zodat je vandaag aan de dag zoveel mensen ontmoet, die, als ze gevraagd wordt hun opinie over de mens te geven zeggen: de mens is niet anders dan dit (een chemisch proces) of nauwelijks meer dan dat (een of ander dier), deze mensen hebben door hun studie geleerd hun oog en hun verstand te concentreren op die verschijnselen die een illustratie zijn van de stellingen waarin vóór hen al zoveel anderen werden onderwezen en die daarom, ook al hebben ze ze zelf niet ontdekt, een groot deel van de Waarheid uitspreken, maar in de lange lijst van vergelijkingen neemt de computer (‘de mens is een computer’) een bijzondere plaats in omdat deze vergelijking voor het eerst laat zien waarin de mens zich van elk geregeld proces onderscheidt. Net als de computer bestaat de mens behalve uit materie uit wat die materie betekent. Nu, wat die materie betekent wordt bij een computer van buitenaf bepaald en bij een mens door hemzelf. (p. 77-78).
Dit heeft - geloof ik - weinig met porno te maken, maar wél met het boek en zijn lezer. De ziekte van Middleton kan namelijk zonder meer als onze eerste computerroman beschouwd worden: de schrijver heeft de materie ervan van buitenaf bepaald voor de lezer die - als mens - met die materie mag gaan werken. De materie kan pas betekenis krijgen als er wat mee gedaan wordt en de mens bepaalt van binnenuit wát ermee wordt gedaan. De programmeur kan nóg zoveel in zijn computer stoppen: als er niet iemand is die de computer gaat regelen, blijft de materie betekenisloos. En bij een verkeerde bediening... zie Idil.
Nog een citaat:
Omdat wij, evenmin als bij een mens, zien hoe een computer er van binnen uitziet, is het belangrijkste ervan: de ingang en de uitgang. De ingang is voor het vervelende werk dat gedaan moet worden. De uitgang levert het werk dat vervelend is omdat het zolang duurt, in een oogwenk af, het is daarom niet vervelend meer. Wat de compter dus doet is dat het vervelend werk verandert in een werk dat niet vervelend is en misschien wel leuk. Als het werk leuk is gaat de tijd eraan besteed snel voorbij, hetgeen juist is, want het gebeurt door een computer. (p. 76-77).
Zoals iedereen weet, wordt de ingang gevoed door de programmeur. Deze stopt er een soort breipatronen in (het woord is van Krol!) en pas daarna kan de mens het breiwerk gaan regelen, waarna de computer het breiwerk aflevert, bij de uitgang. Het breiwerk wordt door de regelaar bepaald!
Opnieuw terug naar het boek De ziekte van Middleton, dat als de eerste computerroman beschouwd zou kunnen worden. Het ingangswerk - het werk van de programmeur: het voeden van de computer - gebeurt daarbij door de schrijver Krol, die weliswaar beseft dat hij het ‘vervelende werk’ opknapt, maar die dit tóch doet, in het besef dat de ‘uitgang’ zijn vervelende werk misschien wel in iets leuks verandert, want ‘dan gaat de tijd daaraan besteed snel voorbij’.
In tegenstelling tot Couperus' Antiek toerisme krijgen we van Krol een moderne toeristische gids die bestaat uit allerlei losse gegevens: advertenties, verhaaltjes, dialogen, vragenlijsten, opinie-onderzoekjes, essaytjes, wensen, cartoons, citaten, zinnetjes, liedjes, gedichtjes in allerlei talen, foto's van bustes tot en met maanlandschappen, sprookjes, overpeinzingen, wiskundesommetjes, waardepunten, weglatingen, naam- en woordenlijsten, dagboeknotities, projekties, stadsbeschrijvingen, tekeningen, kataloguspagina's, strafregels, wandteksten, schema's, visitekaartjes, strips, voetnoten, plattegronden, spelletjes, opdrachten, bijvoegsels, kranteartikelen, landkaartjes, formules, samenvattingen, pasfoto's, signalementen, anekdotes, enz. waarmee hij als programmeur zijn computer voedt en waarvan hij wat-er-uit-komt door de lezer laat bepalen, in de hoop dat die lezer zal inzien dat het vervelende werk reeds voor hem verricht is, in de hoop dat de lezer bij de uitgang méér vindt dan alleen maar ‘ontlasting’, viezigheid; in de hoop dat de lezer het vervelende werk misschien wel in iets leuks verandert, want dan is het niet vervelend meer!
Let er eens op hoe ‘vervelend’ het stukje is over Waarin de mens zich van de computer onderscheidt, enkele alinea's terug. Na de ironische konstatering dat dit onderscheid de moeite waard is, komt de auteur met een zin van welgeteld 181 woorden, een zin die zo ingewikkeld in elkaar zit, dat je hem verschillende malen moet overlezen, voordat je hem overziet. Maar op hetzelfde moment zie je dan ook hoe geraffineerd Krol hier ‘vorm en inhoud’ tot één maakt: in deze bla-bla-zin tekent hij de bla-bla-mens die op een universitair-geschoolde manier zijn gedachten uiteenzet, gedachten die in enkele woorden gevat kunnen worden, zoals Krol in de volgende (korte) zinnetjes laat zien. Een nieuw bewijs voor de stelling dat de programmeur niets voor niets in zijn computer stopt. De bla-bla is even funktioneel als de andere items, breipatronen. Na een korte studietijd weet de ‘regelaar’ hoe de breipatronen zodanig gericht moeten worden, dat ze tot scherpe patronen worden: geen losse flodders maar dodelijke treffers.
‘Schrijven of schieten?’ vraagt Fernand Auwera in zijn gelijknamige bundel interviews. Krol doet beide. Als de voorgaande passages daar-