| |
| |
| |
Wie gedoogt wie?
Kroniek cultuur en maatschappij
Arie Pos (Instituut voor Vergelijkende Literatuurwetenschap Margarida Losa, Universiteit van Porto)
Inleiding
Frits Bolkestein, Rita Verdonk, Paul Scheffer en Geert Wilders, ze lijken in de extramurale colleges Nederlandse cultuur en maatschappij serieuzer te worden genomen dan in Nederland. Het traditionele tolerante Holland lijkt te hebben afgedaan en te hebben plaatsgemaakt voor het onverschillige Nederland van de cynische VOC-mentaliteit: elke buitenlander is welkom als die ons geld oplevert en zo lang we geen last van ze hebben zal het ons worst wezen wie ze zijn, waar ze vandaan komen, hoe ze erbij lopen en wat ze doen, denken, eten of geloven.
De moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 lijkt een nogal abrupt einde te hebben gemaakt aan de Dutch tolerance die de Hollanders vanaf de zeventiende eeuw heeft gekenmerkt, als we de handboeken over de Nederlandse cultuur en mentaliteit van voor 1990 mogen geloven. Sindsdien kwam de bruine onderbuik van Nederland breed aan het woord, aanvankelijk vooral in media van het Telegraafimperium (naast de gelijknamige krant de blogs GeenStijl en Powned), maar de laatste jaren bieden ook voorheen ‘fatsoenlijk linkse’ kranten en weekbladen als Volkskrant, Parool, HP/De Tijd en Groene Amsterdammer, een veelheid van blogs ruimhartig plaats aan, laten we zeggen, minder linkse geluiden.
Op de aanzwellende golf islamo- en xenofobie grondvestte Geert Wilders zijn Partij voor de Vrijheid. Geen traditionele, democratisch gestructureerde politieke partij met leden, partijbijeenkomsten, -verkiezingen en -debatten, maar een ‘moderne’ eenmanspartij, die zich met populistische programmapunten de Tweede Kamer in liet stemmen door zo'n anderhalf miljoen mensen bij de verkiezingen van juni 2010. Ze maakten de PVV met 24 zetels de derde partij van Nederland en lieten de politiek in verwarring achter. Een kabinet van VVD en CDA met de PVV als getalsmatig legitimerende ‘gedoogpartner’ regeerde totdat Wilders op 21 april 2012 de stekker eruit trok, zoals dat tegenwoordig heet.
| |
| |
| |
Van Gogh, Fitna en daarna
Met Portugese studenten las en besprak ik in 2004-2005 kranten- en tijdschriftartikelen over de moord op Theo van Gogh. We discussieerden over Paul Scheffers ‘Het multiculturele drama’ (2000) en over opinieartikelen rond Bolkestein, Verdonk en Wilders. Later volgden we de ophef rond Fitna; begin april 2008 bekeken we de film en Wilders' CNN-interview. De studenten waren verbijsterd. Al die commotie om een filmpje waarin iemand een bladzij uit een telefoonboek scheurt? Wat een botte anti-islam hetzerij. Een tijdbom die als een nachtkaars uitgaat.
Vier jaar later lijkt de ophef rond de film onvoorstelbaar en alleen te verklaren uit de sinds 11 september 2001 razendsnel gepolitiseerde islamofobie. Na de dood van Pim Fortuyn was de moord op Van Gogh door een geradicaliseerde Marokkaanse jongere de aanleiding die Wilders - twee maanden tevoren uit de VVD-fractie gestapt en voor zichzelf begonnen omdat hij fel tegen het partijstandpunt over toetreding van Turkije tot de EU was - nodig had om zichzelf en zijn ‘partij’ te lanceren, de spanningsboog naar Fitna op te bouwen en optimaal politieke munt te slaan uit onrust en angst. Dat deed en doet hij met een toon en taalgebruik die politieke tegenstanders keer op keer overdonderen. Maar de Nederlandse moslimgemeenschap radicaliseerde niet na november 2004 en evenmin na april 2008. De daad van één geradicaliseerde enkeling is nog altijd de enige nationale rechtvaardiging voor Wilders' kruistocht tegen Islam en Koran. Verder moet hij het doen met de eeuwige hoofddoekjes en Marokkaanse straatcrimineeltjes, aangevuld met gruwelverhalen over het internationale moslimcomplot, vrouwenbesnijdenis, eerwraak, ritueel slachten, haatimams en te bouwen moskeeën. Daarmee wist hij een vijandbeeld te creëren dat de nogal vage gevoelens van onvrede van veel Nederlanders een strak kader bood. Ironisch genoeg radicaliseerde Wilders zelf harder dan de Nederlandse moslims.
| |
De schijn-élite van valse munters
Wie wil weten wat en wie precies de ‘linkse kerk’ is waar Geert Wilders met zijn vierentwintig kamerzetels en zijn anderhalfmiljoen kiezers dagelijks tegen ten strijde trok, leze De schijn-élite van valse munters. Drees, extreem rechts, de sixties, nuttige idioten, Groep Wilders en ik van Wilders' partij-ideoloog Martin Bosma. De linkse kerk blijkt niets minder dan het hele politieke bestel in Nederland - van PvdA, SP en GroenLinks tot VVD, CDA, Christenunie en SGP, en verder alle Nederlanders die tot de welgestelde en hoogopgeleide elites behoren die, bezield door de idealen van soixante huit, de oude nationale orde omverwierpen en zichzelf naar hoge posities opwerkten, waar ze nu de baantjes verdelen, subsidies slurpen en de kas beheren, én hun kosmopolitische ‘multikul’ verkopen omdat ze, stelt Bosma, sinds de val van de Muur van Marx tot Mohammed zijn bekeerd. Hun cultureel- | |
| |
marxistische ideaal is volgens hem het oude Nederland te vervangen door een nieuwe postraciale Multiculturele Heilstaat en de massa-immigratie is daarbij hun belangrijkste wapen. Welnu, onder de bezielende leiding van Wilders, aldus Bosma, zal het volk zorgen dat die vlieger niet opgaat. Hij kan het mooi vertellen, net zoals Wilders, die Bosma's talrijke welluidende anti-linkse invectieven vaardig rondmitrailleert.
Wat men ook van zijn denkbeelden moge vinden, Martin Bosma kan schrijven als een tierelier. De eerste hoofdstukken lezen als een spannend jongensboek: de moord op Theo van Gogh was zijn Damascusmoment, de ‘woestijnjaren’ van Geert en Martin, armoe troef, weggemarginaliseerd naar een benauwd zolderkamertje op het Binnenhof, Geert in zijn kogelvrije vest, Martin als zijn stagiair, massa-immigratie een non-issue voor de andere partijen. Maar hun wraak is zoet als ze na de Kamerverkiezingen van 2010 de ‘megagrote’ fractiekamer van het zwaar verliezende CDA overnemen en zestig man personeel aanstellen.
De politieke geloofsbelijdenis-in-hoofdstukken die de rest van het boek vormt is eveneens spannende lectuur. Geert en Martin blijken vanaf ground zero soulbrothers en vullen en voelen elkaar perfect aan. Bosma's analyse van het Nederlandse politieke landschap in de afgelopen halve eeuw levert onthullende doorkijkjes op, evenals zijn ontleding van de nationale wortels van het gedachtegoed waar de PVV voor staat. Dat is het ‘onvervalst rechtse geluid’, dat Wilders tot ‘de antichrist van de linkse kerk maakt’, maar waarvan de immigratieopvattingen volgens Bosma in een lange onverdachte traditie staan: van PvdA-denker Jacques de Kadt, aan wie hij de titel van zijn boek ontleende, via vadertje Willem Drees sr. (PvdA) en zoon Willem Drees jr. (DS'70), langs de bij links én Bosma minder populaire Hans Janmaat (Centrumpartij en Centrum-Democraten), de glorieuze Frits Bolkestein (VVD) en Mohamed Rasoel, naar de PVV. Opvallende afwezige is Paul Scheffer (van de gehate PvdA).
Die grotendeels onverdachte traditie richtte zich echter, tot Bolkestein en Rasoel (en Scheffer), niet specifiek tegen moslims en moslimimmigratie en welbeschouwd is dat het enige PVV-programmapunt waar het boek over gaat. Op dat gebied heeft Bosma's argumentatie een hoog demagogisch shock and awe gehalte. Voor wie niet gelooft in een door links gesteund perfide mondiaal moslimcomplot dat alle andersdenkenden, de joden voorop, de keel wil afsnijden en een middeleeuws-bloedige totalitaire wereldheerschappij zal vestigen waarin vrouwen als vee worden behandeld, homo's worden opgehangen en alle westerse waarden met voeten worden getreden, overschreeuwt hij zich deerlijk. Het maakt echter wel duidelijk waarom ‘Geert en ik’ zo onverbeterlijk pro-Israël zijn:
Israël is onze eerste verdedigingslinie. Het land is een barometer van onze toekomst. Wat er met dat land gebeurt, zal een voorspellende waarde hebben voor hoe het verdergaat met het Westen. Gaat Israël ten onder, dan is er weinig hoop meer voor ons. Marcheren de legers van Hamas en Hezbollah door
| |
| |
de straten van Tel Aviv, dan zijn Amsterdam en Parijs reddeloos verloren (Bosma 2010, p. 275).
Het klinkt nogal Amerikaans, evenals de namen van veel in Nederland weinig bekende (rechtse) denkers die Bosma citeert. Niet alleen het Israël-idee maar ook de gedachten over de sixties generation en de linkse kerk, over de zegeningen van het monoculturalisme en de opstand van de elites tegen de gewone man zijn naar de Nederlandse situatie vertaalde American import, lees: Richard Bernstein, Jerry Z. Muller en Christopher Lasch. Daarmee schurkt Bosma aan tegen de meest rechtse vleugel van de Amerikaanse neo-conservatives, wier voorloper en profeet Leo Strauss hij regelmatig citeert, zoals hij ook een lans breekt voor de in Nederland verguisde communistenvreter Ronald Reagan. De PVV als een soort anti-islamitische Teaparty dus. Maar het moet gezegd: Bosma weet waar hij het over heeft. Hij maakte kennis met deze Amerikaanse tunnelversie van de werkelijkheid toen hij meewerkte aan de presidentscampagne van Bill Clinton (1992) en sindsdien hield hij zijn contacten en lectuur bij. Treurig is dat in Nederland alleen Maarten van Rossem en een klein handjevol America-watchers lijken te weten waar hij het allemaal vandaan haalt.
Even Amerikaans klinkt Bosma's merkwaardige redenatie over een matige kunstschilder van Oostenrijkse afkomst die vegetariër en een groot dierenvriend was en het ooit tot rijkskanselier van een bevriende buurnatie bracht. Bosma is zich er terdege van bewust dat de ‘reductio ad Hitlerum’ (© Leo Strauss 1951) iedereen treft die zich tegen massa-immigratie verzet. Het is een wapen dat de linkse kerk keer op keer gebruikt tegen Wilders en de PVV. Daar heeft hij een punt, maar vandaar naar een argumentatie die Hitler ziet als nationalistische (!) socialist die moet worden verdedigd tegen de verwaten linkse aantijgingen dat de goede man extreem rechts zou zijn geweest, is een aantal zeer bedenkelijke bruggen te ver. Hier raakt Bosma lelijk in de knoop en de uitkomst Hitler-is-links-dus-fout-en-wij-zijn-rechts-dus-goed werkt alleen voor iemand met een extreem rechtse draai van 180 graden in zijn hersens.
Intussen zetten Wilders en Bosma de reductio ad Hitlerum met veel succes in als politiek chantagemiddel: over iedere vermeende AH-vergelijking wordt moord en brand geschreeuwd. Het is een slim spelletje: terwijl Geert en Martin in hun strijd tegen de linkse kerk en de oprukkende islamisering telkens opnieuw de grenzen van het welvoeglijke exploreren, beschuldigen ze hun tegenstanders van demoniseren en haatzaaien. Zo snijdt het mes aan twee kanten: door zelf te polariseren en te beledigen (‘zevende-eeuwse woestijnideologie’, ‘islamfascisme’, ‘islamitische Mein Kampf’, ‘kopvoddentax’, ‘shariasocialisten’) pleasen ze hun achterban, die op zijn achterste benen staat zodra de helden worden ‘gedemoniseerd’ door de linkse elites.
| |
| |
| |
De eeuwige terugkeer van het fascisme
Iemand die het spelletje doorheeft is Rob Riemen, directeur van het humanistische Nexus Instituut in Tilburg en auteur van het anti-Wilders pamflet De eeuwige terugkeer van het fascisme. Het biedt een doortimmerde analyse van de manier waarop het verschijnsel Wilders en zijn beweging konden ontstaan. Ze zijn ‘het logisch gevolg van een nihilistische massamaatschappij waar wij allen verantwoordelijk voor zijn.’ Het grootste gevaar ziet Riemen niet in het moslimfundamentalisme maar in de ‘crisis van de geest, de almaar groeiende trivialisering en debilisering van onze samenleving.’ Een beschavingscrisis dus.
Riemens betoog heeft een hoog Ter Braak (en Nietzsche, Scheler, Ortega y Gasset en Thomas Mann) gehalte en dat is geen toeval. Hij wil laten zien dat de opkomst van het ‘hedendaags fascisme’ à la Wilders grote sociale, economische, politieke, ideologische en historische overeenkomsten vertoont met de opkomst van het Duitse (en Italiaanse) fascisme van u-weet-wel-wie. Let wel: met de opkomst, niet met de uitkomst, benadrukt hij. Maar die subtiliteit was niet aan Wilders en consorten besteed, want die konden weer luidruchtig hun reductio ad Hitlerum-kaart spelen. Waarvan akte. Op 12 september 2011 stelde Martin Bosma een gepeperde Kamervraag. Riemen zou in zijn ‘pseudo-wetenschappelijke blinde haat tegen de PVV’ niets minder dan ‘keiharde wetenschappelijke fraude’ hebben gepleegd door de antifascist Ter Braak verkeerd en tendentieus te citeren. De staatssubsidie aan het Nexus Instituut moest daarom onmiddellijk worden ingetrokken, vond Bosma. Het is een mooi staaltje spijkers op laag water zoeken. Riemen citeert en parafraseert heel consciëntieus.
| |
Hitler-taboe
Hoe sterk het door W & B afgedwongen politieke taboe op Hitler-vergelijkingen is werd op 2 november 2010 gedemonstreerd in een Nieuwsnet-televisiedebat tussen Riemen en historicus en voormalig VVD-kamerlid Arend Jan Boekestijn. Hij noemde fascisme een ernstige beschuldiging, vond Riemens historische vergelijking mank gaan en wenste Wilders absoluut niet als fascist te zien. Boekestijn nam de Wilderskiezers in bescherming: hun stemmotieven mochten niet verdacht gemaakt of in twijfel getrokken worden door beladen vergelijkingen met het fascisme. Een nobel standpunt.
Ook Frits Bolkestein liet van zich horen en nam het op voor zijn inmiddels geblondeerde vroegere VVD-pupil. In De Volkskrant van 13 november 2010 denderde hij over Riemen heen, die zich moest schamen voor ‘zoveel onzin’. Als apotheose haalde Bolk de meest sleetse vergoelijktoop van stal die in dergelijke gevallen gebruikt wordt: ‘Door Wilders met het fascisme in verband te brengen, trivialiseert Riemen het werkelijke fascisme.’ Het is een beproefd recept waar je voor ‘het
| |
| |
fascisme’ naar believen ‘Hitler’, ‘de holocaust’, ‘het nationaal-socialisme’ of ‘de Tweede Wereldoorlog’ kunt invullen.
Riemen onderbouwt zijn ‘verdachtmakingen’ echter voorbeeldig en wanneer Boekestijn en Bolkestein (de rij is flink uit te breiden, ook buiten de VVD) zich niet zouden laten gijzelen door het door Wilders en Bosma keer op keer meesterlijk uitgespeelde AH-taboe, dan zouden ze moeten toegeven dat Riemen gelijk heeft.
Zoals Ter Braak - en in diens voetspoor Riemen - al stelde is die vergoelijkende houding funest. De PVV heeft in zijn verkiezingsprogramma inderdaad een flinke waslijst sociaaleconomische lokkertjes staan voor Jan Modaal en Miep Doorsnee, ofwel Henk en Ingrid zoals Wilders de doorsnee Nederlander heeft gedoopt. Maar Wilders windt zich vooralsnog liever op over het moskeebezoek en het hoofddoekje van koningin Beatrix of het staatsbezoek van de Turkse president Gül dan over de verhoogde pensioenleeftijd of de gigabezuinigingen, waarvan de tweede ronde inmiddels stukliep. Help de moslims Europa uit, om te beginnen in Nederland, is en blijft zijn enige prioriteit, ook al koos hij in de aanloop naar de verkiezingen van 12 september 2012 vooral voor anti-EU standpunten. Dat Wildersstemmers zich met een dergelijk racistisch, islamofoob of discriminerend (kiest u maar) programma encanailleerden, zou die stemmers, de vergoelijkers en de rest van Nederland te denken moeten geven, evenals het feit dat PVV-stemmers Wilders wederom een blanco volmacht geven om gedurende vijf jaar zijn moslimhaat ad lib uit te dragen.
| |
De Ramdas-variant
Een andere lezing, die opvallend dicht bij Riemen ligt, is de Ramdas-variant. De Hindoestaans-Surinaamse sociaal-geograaf, journalist en programmamaker Anil Ramdas (1958-2012) publiceerde op 9 september 2010 op de opiniepagina van deburen.eu een column waarin hij onder de titel ‘Het culturele drama’ na tien jaar terugkeek op Scheffers ‘Het multiculturele drama’. Ramdas signaleerde twee ‘dramatische vergissingen’: ‘ten eerste dat “de oude sociale kwestie”, de achterstand van Hollanders, zou zijn opgelost. Ten tweede dat “de sociale kwestie” belangrijker is dan “de culturele kwestie”’. Scheffer meende dat autochtone Nederlanders dankzij een eigen huis, een eigen auto en buitenlandse vakanties gaandeweg tot de middenklasse waren gaan behoren. Volgens Ramdas stelde Scheffer deze puur materiële stijging op de maatschappelijke ladder ten onrechte gelijk met beschaving:
De culturele beschaving van een groot deel van de Hollanders is net zo mislukt als die van een groot deel van de allochtonen. En dat komt omdat we cultuur minder belangrijk vonden, en omdat we onder de sociale kwestie alleen de materiële kanten verstonden.
| |
| |
Wederom Riemens beschavingscrisis, ditmaal vanuit een eigentijds sociologisch perspectief. Ramdas noemde de weinig beschaafde autochtonen die PVV stemden onder meer ‘tokkies’ (zie http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Tokkies) en ‘white trash’. Behalve een scherp geformuleerde gedachtenexcercitie was het een interessant experiment: wat gebeurt er als een aantal in het PVV-discours gangbare vooroordelen tegen (niet-westerse) allochtonen wordt geprojecteerd op blanke Nederlanders (en dan ook nog door een hoogopgeleide niet-blanke medelander)? De tokkies reageerden furieus en Ramdas zag zijn white trash-theorie bewezen. Joost Zwagerman wierp zich op als felle verdediger van het PVV-electoraat en speelde vanaf het begin op de man. Hij maakte Ramdas onder meer uit voor ‘erger dan Wilders’, ‘leugenaar’ en ‘volbloed en hardcore racist’. De twee vochten een wekenlange strijd uit op het internet en in De Volkskrant. De afsluiting kwam op 20 september 2010 bij Pauw & Witteman, waar Zwagerman zijn opponent zonder recht op weerwoord mocht afbranden, nadat hij had geweigerd in debat te gaan met Ramdas, die al was uitgenodigd en zijn medewerking had toegezegd.
| |
Terug naar de linkse kerk
We kunnen het met Wilders en Bosma eens zijn dat Nederland sinds soixante huit volledig gedomineerd wordt door één grote, allesbeheersende en geen andere opinies duldende ‘linkse kerk’. Immers, voor wie zich, zoals zij, uiterst rechts buiten het bestaande politieke spectrum plaatst, is alles wat je ziet links, linkser en linkst. Dat heel Nederland bovendien in handen zou zijn van een elite van anti-nationale, kosmopolitische, welgestelde, hoogopgeleide multiculti's, subsidieslurpers, shariasocialisten, vergoelijkers en cultuurrelativisten behoeft echter enige nuancering.
In No satisfaction. Hoe we werden wie we zijn laat Chris van Esterik - in mijn interpretatie, ik zeg het er maar bij voordat de auteur zich wegens haatzaaien en demoniseren voor de rechter moet verantwoorden - prachtig zien dat Wilders' vijandbeeld van een linkse, kosmopolitische, welgestelde, sociaal gearriveerde elite van ‘rijkeluiszoontjes’ een door en door polariserende constructie is waarvoor in Nederland geen reële basis bestond of bestaat. Waarom niet? Omdat de ‘geslaagden’ in de na-oorlogse Nederlandse samenleving juist voor het leeuwendeel het product zijn van een post-WOII Bildungsbürgertum. Het zijn de kinderen uit lagere milieus die via de democratisering van het gymnasium, de beroepskeuze- en intelligentietest vanaf begin jaren zestig van de vorige eeuw en, later, de Mammoetwet, naar het vwo en de universiteit konden (zoals ik).
Van Esterik geeft fraaie grote lijnen en voorbeelden van de wijze waarop de sociaal lagere echelons tot aan de middenklasse, en niet de elites, die Bildung (met een glansrol voor de moeders van arme, soms ‘asociale’ gezinnen) met beide handen aanpakten om hun kinderen ‘door te laten leren’ en ‘letters te laten eten’,
| |
| |
zodat ze het verder zouden brengen dan hun ouders (loonwerkers, huishoudsters, fabrieksarbeiders, kleine middenstanders).
Met hun ‘linkse kerk’ en hun ‘opstand van de elites tegen de gewone man’ suggereren Wilders en Bosma dat deze ‘doorleerders’ zich binnen één generatie keihard tegen hun milieu en hun ouders keerden. Onzin. De ‘linkse kerk’ is een demagogische constructie waarmee de PVV een onderscheid tussen haves (de linkse elites) en have nots (‘het volk’) forceert dat niet bestaat in Nederland. Waar halen ze het vandaan? Wederom uit de meest rechtse hoek van neo-conservatief Amerika.
| |
Terug naar de ‘reductio ad Hitlerum’
Nog een leestip: Dat nooit meer. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland, de handelseditie van het niet onomstreden proefschrift van Chris van der Heijden, die na zijn geruchtmakende Grijs verleden (2001) nog duidelijker laat zien hoe de kwestie ‘goed’ of ‘fout’ in de nawerking van de Tweede Wereldoorlog tot op heden een sociale en politieke factor van betekenis bleef. Het onderscheid werd schaamteloos misbruikt als het zo uitkwam (zie de politieke karaktermoord op Willem Aantjes) en wordt in het laatste decennium wederom op alle mogelijke manieren tegen politieke tegenstanders ingezet (Pim Fortuyn als Mussolini, Hitler, Eichmann, enzovoort). Met name het negenentwintigste hoofdstuk, getiteld ‘Gesleten emoties, nieuwe clichés en vreemde vergelijkingen. Hoe en waarom de oorlog ook uit Nederland niet verdween’, is in dit verband hoogst leerzaam.
Veelzeggend is intussen dat Van der Heijden in het hele boek maar één keer terloops naar Wilders verwijst. En dat in een najaar 2011 verschenen wetenschappelijke studie over het oorlogstaboe. Ik houd het erop dat de auteur terdege besefte dat vroegere NSB- of AH-sympathisanten nogal confronterend kunnen herleven in huidige Wildersstemmers. Hij heeft liever niet meteen de PVV-politie aan zijn broek hangen.
| |
Tot besluit
De sinds jaar en dag op het scherp van de juridische snede opererende Wilders maakt handig gebruik van de reductio ad Hitlerum als afweermiddel tegen aanvallen op zijn ‘legitieme’ gedachtegoed. Vrijwel de hele Nederlandse politiek en de intellectuele elite staan er met ‘machteloos’ gekruiste armen bij en kijken er met een cynische desinteresse naar: ‘het zal zo'n vaart niet lopen’, ‘het is juridisch niet aan te pakken’, ‘we kunnen anderhalf miljoen kiezers niet van kwade trouw beschuldigen’. Degenen die durven spreken - zoals Riemen en Ramdas - worden voor elitaire hatemongers uitgemaakt en geostraciseerd door een politiek en intelligentsia die zich laten koeioneren door en zich bedenkelijk gedienstig onderwer- | |
| |
pen aan de door de man van anderhalf miljoen afgedwongen politieke correctheid van de dag.
Vanuit het buitenland gezien is het onbegrijpelijk dat de Nederlandse politiek en de publieke intellectuelen zich laten gijzelen door de door Wilders gedicteerde anti-moslimagenda en zich hier en daar tot diens (naïeve?) pleitbezorgers en fellow-travellers ontpoppen. Ter Braak, Riemen en Ramdas hebben gelijk: gebrek aan historisch besef, intellectueel onbenul en politiek en wetenschappelijk nihilisme hebben in Nederland (en ook in andere westerse landen) een ernstige beschavingscrisis geschapen. De grootste gemene deler daarin is domheid en desinteresse, niet alleen bij het ‘volk’, maar ook bij de ‘elites’. Dat schept, we zagen het eerder, een grote grijze massa die niet reageert - en anderhalf miljoen domme sukkels, cynische egoïsten en/of rechtse engerds die Wilders kozen. En die hoogst genegen lijken hun materialistische en puur getalsmatige eigenbelang te stellen boven multiculturaliteit, democratische waarden en de dito rechten en belangen van een omvangrijke en zeer gediversifieerde moslimminderheid. Ken uw vriend, ken uw vijand, ken uzelf.
Wie gedoogt wie? In de praktijk is het grote gedogen het werk van de haar morele en maatschappelijke plichten verzakende politieke en intellectuele elite, zoals Menno ter Braak al tachtig jaar geleden haarscherp analyseerde. ‘Een volk dat voor tirannen zwicht zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht,’ schreef H.M. van Randwijk, mede-oprichter en hoofdredacteur van Vrij Nederland, ooit. Het staat op een Amsterdams monument voor dertig op 12 maart 1945 geexecuteerde verzetsstrijders in het Tweede Weteringplantsoen, op vijf minuten lopen van de Linnaeusstraat waar Theo van Gogh werd vermoord door een eenling die tot nu toe het enige nationale excuus vormt voor Wilders' internationale anti-jihadkruistocht.
Evenals Ter Braak behoren Van Randwijk en zijn woorden inmiddels tot de oeroude nationale Tweede-Wereldoorlogfolklore die niet meer exclusief herdacht hoeft te worden. Enig historisch bewustzijn is in Nederland tegenwoordig met een lichtje te zoeken - Rob Riemen zei het al, maar werd er stevig om gekapitteld door de hardcore liberalen Bolkestein en Boekestijn. Anil Ramdas probeerde hetzelfde punt te maken via een sociologische benadering en werd weggehoond door een rancuneuze Joost Zwagerman e.t.q. Met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig. Wilders rules OK, geprotegeerd door een cordon Riemen- en Ramdas-bashers. De heren worden bedankt, uit naam van de democratie en het Nederlandse volk (inclusief westerse en niet-westerse allochtonen). Franz Kafka schreef ooit: ‘Men ziet de zon langzaam ondergaan, en toch schrikt men wanneer het plots donker is.’
| |
| |
| |
Bibliografie
Bosma, Martin, De schijn-élite van valse munters. Drees, extreem rechts, de sixties, nuttige idioten, Groep Wilders en ik. Amsterdam, Prometheus, 2010. ISBN 978 9035 136 045. €15,-. |
Esterik, Chris van, No satisfaction. Hoe we werden wie we zijn. Amsterdam, Boom, 2011. ISBN 978 0985 069 850. €19,90. |
Heijden, Chris van der, Dat nooit meer. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Amsterdam/Antwerpen, 2011. Zie datnooitmeer.hu.nl, laatst geraadpleegd op 9 september 2012. |
Riemen, Rob, De eeuwige terugkeer van het fascisme. Amsterdam, Atlas, 2010. ISBN 978 9045 018 560. €9,95. |
|
|