ontwikkelingen in het buitenland. Hierbij heeft ongetwijfeld meegespeeld dat het onderzoeksklimaat in Nederland en Vlaanderen veel internationaler is geworden. Om een onderzoekssubsidie te kunnen binnenslepen is internationale uitstraling en theoretische diepgang van een project inmiddels een vereiste geworden en Engelstalige artikelen mogen niet meer ontbreken op een academisch cv. Om als onderzoeksgebied te kunnen overleven moest de neerlandistiek daarom dringend verbouwd worden. Het opmerkelijkste resultaat van deze beweging is voorlopig de oprichting van Journal of Dutch Literature (JDL), waarvan het eerste nummer begin 2011 verschenen is. Het blad verschijnt evenals Internationale Neerlandistiek zowel op papier (zij het als printing on demand optie) als vrij toegankelijk op het internet, wat een maximale verspreiding garandeert. Het publiceert artikelen waarin een interdisciplinaire benadering gevolgd wordt en Nederlandse literatuur binnen een internationaal theoretisch perspectief behandeld wordt.
Het eerste nummer bevat vijf artikelen en een recensieartikel. Saskia Pieterse geeft de buitenlandse lezer de belangrijkste literairkritische informatie over Max Havelaar, naast een eigen visie op Multatuli's boek. Said had er zijn voordeel mee kunnen doen. Geert Buelens vergelijkt de reacties van twee Britse dichters op de Britse oorlogsfilm The battle of the Somme (1916) met die van een inwoner van het tijdens de Eerste Wereldoorlog neutrale Nederland, Jacobus van Looy. Liesbeth Minnaard biedt een postkoloniaal gemotiveerde interpretatie van de relatief onbekende roman Blank en geel (1894) van Lodewijk van Deyssel, terwijl Timothy de Paepe de architectuur van Antwerpse schouwburgen in de zeventiende en achttiende eeuw beschrijft. Gaston Franssen bespreekt de auteurssubjectiviteit van Menno ter Braak en Jan Cremer. Alle artikelen hebben met elkaar gemeen dat onderwerpen uit de neerlandistiek binnen een internationaal referentiekader geplaatst worden. Voor de neerlandicus veroorzaakt dit vaak een verfrissend vervreemdingseffect.
Ik wil wel enkele kanttekeningen plaatsen bij deze lovenswaardige onderneming. De redactie van JDL bestaat overwegend uit Nederlandse en Belgische leden en alle auteurs in het eerste nummer zijn verbonden aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten. Het internationale profiel van het tijdschrift is daarom vooralsnog beperkt. Natuurlijk heeft dat te maken met de kleine omvang van de neerlandistiek die zijn zwaartepunt binnen het Nederlandse taalgebied heeft, maar ik ken wel een paar ‘extramurale’ neerlandici die ook iets hadden kunnen bijdragen.
De internationale statuur van het blad had ook groter kunnen zijn indien men de studie van het Afrikaans tot de neerlandistiek had gerekend. Tijdens de discussies die voorafgingen aan de samenstelling van de nieuwe Nederlandse literatuurgeschiedenis werd voor de zoveelste keer vastgesteld dat de Afrikaanse literatuur erg verschilt van de Nederlandse en dat ze daarom buiten de neerlandistiek gehouden moest worden. Wat hiervan ook waar mag zijn en of verschil een reden moet zijn voor uitsluiting, benadeelt deze opvatting in elk geval de internationale draagwijdte van de neerlandistiek, aangezien Zuid-Afrika als deel van de Engels-