2008
Voltooiing Dialectatlassen FAND, MAND en SAND
In haar overzicht van de ontwikkeling van de dialectcartografie beschrijft Nicoline van der Sijs (2011, 2011a) dat en hoe er in de negentiende eeuw onder taalkundigen voor het eerst belangstelling ontstond voor de dialecten. Een van de eerste studies over dit onderwerp was het Dialecticon van Johan Winkler uit 1874, waarin hij (becommentarieerde) vertalingen gaf van de gelijkenis van de verloren zoon in 186 Nederduitse, Nederlandse en Friese dialecten. Nog iets later werd er voor het eerst gewerkt met dialectenquêtes om een beter beeld te krijgen van de variatie binnen het Nederlandse taalgebied. Op basis van de gegevens die op deze manier beschikbaar kwamen, ontstonden er twee nieuwe taalkundige vakken, de dialectgeografie en de dialectcartografie. ‘De eerste kaart van een Nederlands taalkundig verschijnsel werd in 1899 getekend door de taalkundige Jan te Winkel’, aldus Van der Sijs (2011a, p. 246). Te Winkels kaarten gingen over de regionaal bepaalde uitspraak van klanken. De eerste woordkaart werd volgens Van der Sijs getekend door Jos Schrijnen in 1917. Het was een kaart met de verschillende benamingen voor ‘vlinder’ in een aantal Nederlandse dialecten.
Er volgden in de twintigste eeuw diverse kaarten en atlassen; ook grotere projecten konden worden gerealiseerd, zoals de Reeks Nederlandse dialectatlassen (RND), waarvan zestien delen verschenen tussen 1925 en 1982. Ook vanuit huidig perspectief zijn dit grote prestaties, mijlpalen in het dialectologisch onderzoek. Een recent hoogtepunt is het verschijnen van het drieluik van atlassen die bekend staan onder de acroniemen FAND, MAND en SAND.
Het begin werd gemaakt door de FAND. Onder leiding van Jan Goossens en Johan Taeldeman verschenen er tussen 1998 en 2005 vier delen van deze Fonologische atlas van de Nederlandse dialecten. In 2005 verschenen ook de eerste delen van de MAND, de Morfologische atlas van de Nederlandse dialecten, en de SAND, de Syntactische atlas van de Nederlandse dialecten. Drie jaar later, in 2008, verscheen van beide atlassen het tweede deel, weer bij Amsterdam University Press. De atlassen bestaan telkens uit een gebonden kaartdeel (tweetalig, Nederlands en Engels) en een gebrocheerd commentaardeel. Van dit laatste is er naast een Nederlandstalige telkens ook een Engelstalige versie. Door deze tweetalige opzet komen de resultaten van het dialectologisch onderzoek in Nederland en Vlaanderen ook beschikbaar voor een breed internationaal publiek van geïnteresseerde taalkundigen.
Deel I van de MAND bevat onder andere kaarten over de vorming van het meervoud van zelfstandige naamwoorden, over de distributie van verschillende diminutiefsuffixen en over het genus van zelfstandige naamwoorden (af te lezen bijvoorbeeld aan de vorm van het lidwoord). In deel II volgen dan gegevens over de