2007
Mona Arfs: Rood of groen?
Göteborg, Göteborger germanistische Forschungen/Acta Universitatis Gothoburgensis 49
Een halve eeuw hoofdbrekens over de eindgroep.
Het verschijnen in 2007 van het proefschrift van Mona Arfs, Rood of groen? illustreert niet alleen hoe de neerlandistiek intra muros en extra muros naar elkaar zijn toegegroeid, het markeert ook het punt waarop de studie van een weerbarstig, typisch Nederlands verschijnsel is gekomen nadat talloze taalkundigen van verschillende theoretische komaf zich hierover hebben gebogen gedurende een halve eeuw (en eigenlijk langer - zie het proefschrift van Arfs voor een overzicht). De taalkundige hoofdbrekens die Nederlandse werkwoordelijke eindgroepen opleveren, hebben zelfs buiten de neerlandistiek carrière gemaakt, al moet je je daar ook weer niet al teveel bij voorstellen. Toen onlangs (14 maart 2011) Noam Chomsky, ongetwijfeld de meest gezichtsbepalende taalkundige van deze tijd, na een lezing in Leiden gevraagd werd hoe het gezien zijn zojuist gepresenteerde nieuwe inzichten nu verder moest met de Nederlandse werkwoordelijke eindgroep, keek hij met een gezicht dat leek uit te drukken: nog nóóit van gehoord.
Wat is het probleem met die Nederlandse werkwoordelijke eindgroepen? Eigenlijk gaat het om meerdere problemen, waarbij ruwweg twee grote vragen spelen. De eerste draait om het verschijnsel dat de werkwoorden aan het einde van de Nederlandse zin ogenschijnlijk niet op een logische wijze gekoppeld zijn aan de erbij horende subjecten en objecten. Neem een zin als (1a), waarin de dirigent het subject is van liet, terwijl de mannen het subject is van het na liet komende werkwoord zingen. Ook het object deze partij staat voor liet, terwijl het bij zingen hoort. Hoe anders in een taal als het Engels, waar keurig bij elkaar staat wat bij elkaar hoort. Sprekers van het Nederlands lijken geen last lijken te hebben van dit gekluts en de vraag is hoe dat kan en wat dat zegt over menselijke taal.
(1) a. (Ik denk) dat de dirigent de mannen deze partij liet zingen
b.... that the conductor let the men sing this part
Zeer veel onderzoekers hebben zich met deze vraag bezig gehouden, waarbij het werk van de briljante taalkundigen Evers en Huybregts richtingbepalend is geweest. De eerstgenoemde heeft sinds zijn proefschrift uit 1975 zo ongeveer zijn hele carrière als onderzoeker aan dit verschijnsel gewijd, de tweede publiceerde nauwelijks (zie echter Huybregts 1976), maar zijn inspirerende ideeën bereikten desalniettemin veel onderzoekers.