Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012
(2012)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||
2006
| |||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||
‘Vorwort’ van Grüttemeier en Leuker zien we dat uitgangspunt nader beargumenteerd: Zunächst geht es ja darum, dem deutschsprachigen Leser ein Bild der niederländischen Literatur zu vermitteln, wobei der angepeilte Leserkreis breit gefasst wurde und von Studierenden des Niederländischen und der Komparatistik über Übersetzer und Literaturkritiker sowie Niederländisch-Lehrer und Niederländisch lernende Oberstufenschüler bis hin zu allen an der niederländischen Literatur interessierten reicht. Als eerder inleidend overzicht van de Nederlandse literatuurgeschiedenis voor een breed publiek zijn de wetenschappelijke pretenties dus bescheiden. Daarbij mag intussen wel het curieuze feit gesignaleerd worden dat een dergelijk goed toegankelijk, maar door periodespecialisten geschreven inleidend handboek over de Nederlandstalige letterkunde van alle perioden momenteel in het Nederlands ontbreekt. Grüttemeier en Leuker geven nóg een onderscheid tussen Niederländische Literaturgeschichte en een ‘gewone’ Nederlandse literatuurgeschiedenis, dat aanleiding geeft voor literatuurwetenschappelijke reflectie. Het boek wil namelijk auch die Besonderheiten der Geschichte der niederländischen Literatur im Deutschen Sprachraum ins Auge fassen [...], gerade da, wo sich Abweichungen vom Bild ergeben, das der flämischen oder niederländischen Innensicht entspricht. Zelf noemen zij dan Anne Frank en Cees Nooteboom als ‘sehr relevante Beispiele’ van auteurs van wie in hun boek een heel ander beeld geschetst wordt dan in een Nederlandse literatuurgeschiedenis. Is er iets concreets te zeggen over dat verschil? Laten we daartoe de genoemde casussen Nooteboom en Frank kort nader beschouwen. Een eerste indicatie voor de aandacht voor een auteur is simpel te geven door, aan de hand van het personenregister, het aantal bladzijdes te vergelijken waarop een auteur genoemd wordt. Hiertoe vergelijk ik de namen van vijf prominente moderne Nederlandse auteurs in het hoofdstuk over de naoorlogse letterkunde in Niederländische Literaturgeschichte (dat Grüttemeier zelf schreef) en in Brems' Altijd weer vogels die nesten beginnen. Uiteraard is de omvang van de tekst over de naoorlogse letterkunde in het Duitse boek veel beperkter dan Brems' dikke standaardwerk. Niettemin geeft de vergelijking een indruk, tussen vierkante haken de positie in de ‘top vijf’. | |||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||
Zelfs dit kleine overzichtje toont opmerkelijke verschillen. Hugo Claus als nummer één bij Brems mag misschien een kleine verrassing heten (en ook het feit dat Mulisch niet eens nummer twee is). Dat Nooteboom, als ‘Duitse’ nummer één, bij Brems slechts de helft van het aantal vermeldingen krijgt van de op-één-na-laatste geplaatste Reve, is een verschil dat je (ook statistisch ongetwijfeld) significant mag noemen. Nooteboom en Mulisch als eerste twee in Duitsland is zeer verklaarbaar. De omgekeerd evenredige aandacht voor Nooteboom in beide geschiedenissen is volledig begrijpelijk, zeker vanuit het Duitse perspectief. Het ‘Schlüsselmoment der Geschichte der modernen niederländischsprachigen Literatur’ waarmee Grüttemeier zijn hoofdstuk begint, namelijk de ongekend positieve televisierecensie van Marcel Reich-Ranicki over de Duitse vertaling van Het volgende verhaal die in 1991 Nootebooms Duitse doorbraak betekende, ontbreekt bij Brems. Sterker nog: zelfs het boek in kwestie komt in zijn literatuurgeschiedenis niet voor. Ook een blik op Anne Frank in beide boeken levert opmerkelijke verschillen op. Bij Brems wordt zij vier keer genoemd, steeds in een opsomming van meerdere oorlogsgerelateerde boeken. De eerste keer onder verwijzing naar het internationale succes van Het achterhuis en één keer met de vermelding dat het dagboek ‘in de loop der jaren meer en meer als jeugdboek is gaan functioneren’. Inhoudelijk zegt Brems nergens iets over de tekst van Anne Frank. Binnen de veel bescheidener ruimte die Grüttemeier ter beschikking stond, weet hij wel een zeer informatieve tekst te schrijven - met, in het licht van Brems' observatie, misschien wel als meest opmerkelijke waarneming dat Das Tagebuch der Anne Frank in de tijd dat het in Nederland nog louter gezien werd als historisch document ‘bereits einer der Schlüsseltexte der Auslandsniederlandistik [war]. Dabei gerieten zunehmend auch die literarischen Qualitäten des Tagebuchs ins Blickfeld’. Deze twee voorbeelden geven aan wat je als Nederlandse lezer van een Nederlandse literatuurgeschiedenis makkelijk uit het oog verliest vanuit je vanzelfsprekende referentiekader, namelijk dat zelfs de meest integere, afgewogen, partijloze literatuurhistoricus voortdurend door tijd en plaats bepaalde keuzes presenteert. Leuker en Grüttemeier stellen dass gerade der Blick von Außerhalb der Niederlande und Flandern auf die niederländische Literatur andere Akzente setzen kann und soll, weil darin eine Bereicherung der Diskussion im Zentrum des Sprachgebietes gesehen wird. | |||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||
Wat dat betreft is het spijtig dat de Niederländische Literatuurgeschichte binnen neerlandistieke kringen zo relatief geruisloos ontvangen werd en geen katalysator werd in een theoretisch debat over de positie van de literatuurgeschiedschrijver.
Jos Joosten, Nijmegen
|
|