2003
Michiel van Kempen: Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur
Breda, De Geus
Deze literatuurgeschiedenis is een tweedelige uitgave van encyclopedische allure, 1396 bladzijden dik. Het eerste deel behandelt de orale en de geschreven literatuur van 1596 tot 1957, het tweede deel die van 1957 tot 2000. Maar deze geschiedenis behandelt veel meer, want ook komen onderwerpen aan bod als culturele oriëntatie, taalpolitiek en onderwijs, drukkerijen, boek en boekhandel, kranten en periodieken, leespubliek en leesgenootschappen, loges en genootschappen, toneelgezelschappen en theaters, kortom de culturele en maatschappelijke context waarin de Surinaamse literatuur tot stand kwam. Ook wordt er soms iets gezegd over beeldende kunst en muziek. Daarnaast werpt de auteur in een historische subtekst een persoonlijk licht op heikele begrippen als slavenhandel en slavernij, kerstening en evangelisatie, urbanisatie, verwestersing, rassenmenging, discriminatie, racisme, Surinaams idealisme en nationalisme, de relatie Suriname-Nederland, het militarisme (de coup van 1980, de decembermoorden van 1982, de censuur), alsook de transmigratie naar Nederland en de daarmee samenhangende thematiek van ontheemding, onrust en soms ontreddering.
Rob Nieuwenhuys heeft in zijn Oost-Indische spiegel (1972, 1978) het model gegeven voor een literatuurgeschiedenis die zich in de keuze van het corpus niet door esthetische criteria laat beperken en die ook aandacht schenkt aan de historische, culturele, sociale en politieke context waarin de (literaire) teksten zijn ontstaan. Van Kempen gaat hierin verder dan Nieuwenhuys; de grote bladspiegel van zijn boek stelt hem in staat om allerhande informatie te verwerken in noten en bibliografische aantekeningen. De indeling van de hoofdstukken en subhoofdstukken is zeer inzichtelijk; de hoofdtekst wordt af en toe onderbroken door close-ups en profielen rond een bepaald thema, respectievelijk een culturele instelling of literaire figuur. Gaandeweg de twee delen verschijnen er steeds meer profielen. Wat Van Kempen biedt, is een culturele geschiedenis van Suriname waarin de literatuur weliswaar centraal staat, maar is ingebed in een veelzijdige context. Zijn kennis van de Surinaamse literatuur en van het wetenschappelijke discours erover (voor zover dat zich heeft ontwikkeld) is indrukwekkend. De linguïstische fijnproever kan plezier beleven aan wat hij zegt over de talen waarin de teksten zijn geschreven: behalve Nederlands en Sranan-Tongo ook Sarnami, Surinaams-Nederlands en inheemse talen. Dat Van Kempen met kennis van zaken spreekt over regionale verschillen in het Sranan-Tongo, toont aan hoe intiem zijn band is met het land waar hij tussen 1983 tot 1987 woonde. Een prachtig voorbeeld hiervan is de close-up ‘De creatie van een literaire taal: liefdespoëzie van Slory’ (pp. 786-788), waarin hij Michaël Slory's werk ‘een monument van taal- en