veel voor de bekendheid van Nederlandse literatuur in Frankrijk. Afspraken met de uitgever en het Fonds (dat de vertaling wilde bekostigen) waren snel gemaakt. Met twee mederedacteuren, Jaap Goedegebuure en Frits van Oostrom, stelde Hanna Stouten een team van vakgenoten samen dat in de reeks van Fayard voor het eerst voor een Frans lezerspubliek een doorlopende geschiedenis schreef van de Nederlandse letteren vanaf het begin tot in de jaren 1990. Dat Herman Pleij, Eddy Grootes, Riet Schenkeveld-van der Dussen, Willem van den Berg, Ton Anbeek, Anne Marie Musschoot en de drie redacteurs daarbij tevens de literaire relaties tussen Frankrijk en de Lage Landen zouden belichten, sprak vanzelf. Zo is uiteraard Olfert Dapper (1635-1689) niet vergeten, de Amsterdamse arts die zijn land nooit verliet, maar op basis van gepubliceerde bronnen geografische standaardwerken schreef, ‘le premier africaniste de tous les temps’. In Parijs is een museum van Afrikaanse kunst naar hem vernoemd.
De Histoire de la littérature néerlandaise (Pays-Bas et Flandre) is door de auteurs in het Nederlands geschreven; Jeanne Verbij-Schillings werkte mee aan de eindredactie en de ‘Annexes’: chronologisch overzicht, bibliografie en indexen. Met ruim 900 bladzijden is het ‘Handboek-Fayard’ een monument voor de Nederlandse literatuur, een rijk naslagwerk voor de Franstalige lezer en een sieraad in de internationale reeks van de uitgever. Bezien vanuit het perspectief van de transnationale neerlandistiek is het evenwel - maar in de jaren negentig van de vorige eeuw kon het nauwelijks anders - ook een voorbeeld van eenrichtingverkeer: ondanks de talrijke relaties die de hoofdstukken leggen tussen Nederland/Vlaanderen en Frankrijk, blijven het teksten van intramurale deskundigen voor een extern publiek. Hier en daar zouden vanuit het Franse literaire veld waarschijnlijk nét iets andere accenten zijn gelegd of andere feiten vermeld. Jef Last (1898-1972) bijvoorbeeld komt met zijn zeer ‘Hollandse’ tekst Zuiderzee ruimschoots aan de orde, maar zijn nauwe vriendschap met André Gide blijft ongenoemd. Toch zou het de Franse lezer kunnen boeien dat Last jarenlang intensief correspondeerde met Gide en hem vergezelde bij diens befaamde bezoek aan de Sovjet-Unie in 1936.
Begin juli 1999 werd de Histoire gepresenteerd in Amsterdam. Hella Haasse overhandigde het eerste exemplaar aan de Franse ambassadeur. Inmiddels had het boek al voor zijn verschijnen een belangrijk effect. Onder neerlandici was het al enige tijd bekend dat er werd gewerkt aan een Nederlandse literatuurgeschiedenis voor Frankrijk, en in de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, het hoogste adviesorgaan van de Nederlandse Taalunie, leidde dat tot de vraag waarom zo'n boek er niet kon komen voor het eigen taalgebied. De discussies daar, geëntameerd door Anne Marie Musschoot, hebben een groot project als resultaat gehad dat in 1997 kon beginnen en inmiddels zijn voltooiing nadert: de meerdelige Geschiedenis van de Nederlandse literatuur.
Hierna zijn in andere taalgebieden eigen geschiedenissen van de Nederlandse literatuur verschenen, of zijn plannen daarvoor in een gevorderd stadium. Voor de Angelsaksische wereld kwam in 2009 A literary history of the Low Countries van de