1996
Dirk de Geest: Literatuur als systeem, literatuur als vertoog. Bouwstenen voor een functionalistische benadering van literaire verschijnselen
Leuven, Peeters
De in 1996 onder de titel Literatuur als systeem, literatuur als vertoog gepubliceerde teksten maakten oorspronkelijk deel uit van de Habilitations-proef die Dirk de Geest in 1993 aflegde. De Geest formuleert daarin theoretische en methodologische voorstellen tot het overbruggen van een volgens hem bestaande kloof tussen literatuurwetenschappelijke theorievorming en literair-historische praktijk. De bouwstenen voor de gepresenteerde benadering, die als functionalistisch, systemisch en discursief geïntroduceerd wordt, zijn enerzijds afkomstig uit een systeemtheoretische context: ‘de polysysteemtheorie (Itamar Even-Zohar, Gideon Toury en José Lambert), het constructivistische systeemmodel van Siegfried Schmidt, en de sociologische systeemtheorie van Niklas Luhmann’ (p. 2). Anderzijds wordt een beroep gedaan op Michel Foucaults concept van discursiviteit, ondanks het feit dat zijn omgang met sociale en historische fenomenen onder andere door Schmidt en Luhmann werd afgewezen.
De probleemstelling van het boek wordt vanuit de paradoxale bevinding ontwikkeld dat literatuurgeschiedenis noodzakelijk, maar onmogelijk is. Omdat de literaire realiteit niet volledig gerepresenteerd kan worden, moet selectie plaatsvinden. Deze gaat echter bijna onvermijdelijk gepaard met reductie en met waardeoordelen van de literatuurhistoricus. Daartegenover pleit De Geest ervoor het literaire systeem met zijn processen van canonisering, marginalisering en censuur in kaart te brengen, waarbij waardeoordelen en selectiemechanismen beschreven en verklaard moeten worden. Op deze manier zou men de complexiteit en tegenstrijdigheden van het literaire verleden meer recht doen.
De Geest toetst verschillende systeembenaderingen van de literatuur op hun bruikbaarheid voor zijn doeleinden. De polysysteemtheorie van Even-Zohar beschouwt literatuur als complex systeem met een open, heterogene structuur. Het literaire systeem onderhoudt enerzijds relaties met andere culturele en maatschappelijke systemen en bestaat anderzijds zelf uit diverse subsystemen. Dit theoretische model biedt volgens De Geest de mogelijkheid om een groot aantal feiten te bestuderen waaraan de literatuurwetenschap tot dan toe nauwelijks aandacht besteed had, maar is methodologisch niet voldoende uitgewerkt.
De bespreking van de constructivistische benadering van Siegfried J. Schmidt maakt, vooral vanuit hedendaags perspectief, duidelijk hoe beslissend de invloed van diens studie Die Selbstorganisation des Sozialsystems Literatur im 18. Jahrhundert (1989) voor een sociologisch georiënteerde literatuurgeschiedschrijving was. Schmidt beschrijft literatuur als een zelfreferentieel en zelforganiserend, hoewel