1993
C.J. van Rees & G.J. Dorleijn: De impact van literatuuropvattingen op het literaire veld. Aandachtsgebied literaire opvattingen van de Stichting Literatuurwetenschap
Den Haag, Stichting Literatuurwetenschap
In opdracht van de toenmalige Stichting Literatuurwetenschap van NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) ontstond het artikel van Van Rees en Dorleijn over de impact van literatuuropvattingen op het literaire veld naar aanleiding van een Utrechts symposium (december 1992) over het nieuwe aandachtsgebied ‘Literatuuropvattingen’ om ‘het literatuurwetenschappelijk onderzoek in Nederland te stimuleren’ (p. 1). Als wijdreikend voorstel en pleidooi voor de complementariteit en derhalve de noodzakelijke integratie van de vanouds gescheiden onderzoeksrichtingen van het traditionele poëticaonderzoek en de institutionele benadering van literatuur, kan het artikel worden beschouwd als een van de meest invloedrijke en tegelijkertijd meest controversiële bijdragen in de Nederlandse literatuurwetenschap van de laatste twintig jaar.
Uitgangspunt van hun voorstel is de definitie dat een literatuuropvatting - het woord dat zij prefereren boven ‘poëtica’ - moet worden gezien als de ‘verzameling van normatieve denkbeelden over de aard en functie van literatuur alsmede een verzameling definities van teksteigenschappen en literaire technieken (procédés)’ (p. 2). In hun voorstel voor onderzoek naar de rol van literatuuropvattingen onderscheiden Van Rees en Dorleijn twee aandachtsgebieden: de denkbeelden van de deelnemers in het literaire veld zouden moeten worden gereconstrueerd en gesystematiseerd, en de rol van literaire instituties hierbij zou moeten worden onderzocht. Na deze uiteenzetting over hun doelen in hoofdstuk 1 gaan zij in hoofdstuk 2 nader in op het onderzoeksobject: het literaire veld en de impact van literatuuropvattingen op het literaire veld. Het ‘literaire veld’ dient in hun opvatting als metafoor voor de door ‘materiële en symbolische productie’ bepaalde interactie tussen de verschillende in dit veld agerende personen en instellingen (literatuurkritiek, literatuuronderwijs, media, uitgeverijen enzovoort). De in het veld ontstane beeldvormingsprocessen over literaire werken zijn in grote mate bepaald door expliciet verwoorde of impliciete onuitgesproken literatuuropvattingen.
Van Rees en Dorleijn pleiten voor de bewuste keuze van literatuuropvatting als een onderzoeksobject, een perspectief dat in hun ogen het best via twee complementaire benaderingen onderzocht kan worden: het ‘reconstrueren en systematiseren van denkbeelden over literatuur’ enerzijds en de ‘institutionele benadering’ anderzijds (p. 8). In hoofdstuk 3 worden beide benaderingen nader uitgewerkt. Voor de eerste benadering kiezen zij als uitgangspunt Abrams' theory of poetry die - afhankelijk van de vier factoren auteur, publiek, tekst, afgebeelde werkelijkheid