tagma). Hij beschrijft de syntactische systematiek van de taal door de distributie van woordgroepen en zinsdelen in de zin na te gaan. In hoofdstuk 2-6 van het boek wordt de binnen- en buitenbouw van verschillende patronen in detail beschreven wat betreft beperkingen, types en onderlinge plaatsing van de patroononderdelen. In de volgende hoofdstukken van het boek worden nevenschikking, samentrekking, gesprekzinnen, patroonsplitsingen, niet-zinnen, abstracte patronen en teksteigenaardigheden behandeld.
Het systeem Paardekooper wordt gekenmerkt door het didactisch gebruik van typografische symbolen om de zinsdelen bij het redekundig ontleden aan te geven. Een zin wordt beschreven vanuit twee perspectieven: syntagma (als een horizontale lijn) en paradigma (als een verticaal rijtje woorden of woordgroepen). Eerst worden de syntagma (woordgroepen of patronen) in de zin geïnventariseerd wat betreft hun distinctieve kenmerken en van ontleedtekens, haakjes, onderstrepingen enzovoort voorzien, bijvoorbeeld:
(onderwerp) (persoonsvorm), {alle andere werkwoorden}, [naamwoordelijk deel van het gezegde], <onderschikkend voegwoord>,
lijdend voorwerp,
1. (De voordeur van die huizen die pas gebouwd zijn) (klemt)
(Paardekooper 1986, pp. 5-6)
De hele zin is een syntagma. Het onderwerp is een syntagma dat verder onderverdeeld dient te worden en de twee meerwoordige bijwoordelijke bepalingen op het eind zijn ook syntagma.
Daarna worden de paradigma (de woorden die deel uitmaken van een syntagma) bekeken wat betreft de onderlinge verplaatsbaarheid en vervangbaarheid met andere woordgroepen of woorden (de binnenbouw). Hier wordt een voorbeeld van het paradigma van het laatste syntagma verticaal weergegeven:
2. (De voordeur van die huizen die pas gebouwd zijn) (klemt)
minder;
vlugger;
te erg;
te weinig;
te vlug;
enzovoorts
Vervolgens wordt ook de onderlinge verplaatsbaarheid en verbindbaarheid van de syntagma in de buitenbouw (de onderlinge verhouding tussen de syntagma in de hele zin) onderzocht. Door alle denkbare distributiemogelijkheden van de onderdelen van de syntagma en paradigma na te gaan kan de taal aan de hand van deze methode zeer gedetailleerd beschreven worden.
In 1957 verscheen Noel Chomsky's Syntactic structures, waarin een heel andere manier van taalbeschrijving aan de orde komt, de generatieve taalkunde, gebaseerd op het principe dat de taalgebruiker met behulp van een eindige reeks re-