om zijn eigen werk zo gunstig mogelijk te presenteren binnen de context van de heersende literaire situatie. Dat betekent dan ook dat de wetenschapper poëticale uitspraken moet interpreteren, ze niet als neutraal kan behandelen en zich soms sceptisch moet opstellen. Van den Akker beschrijft die context als zowel nationaal als internationaal: ‘Een [...] mogelijke werkwijze is de poëtica te plaatsen in de nationale, literair-historische context. [...] Het comparatistisch perspectief kan zich ook uitstrekken over de landsgrenzen [...]’ (Van den Akker 1985, p. 46). Het materiaal dat de onderzoeker ter beschikking staat bij het bepalen van de poëtica van de schrijver kan worden ingedeeld in verscheidene categorieën, namelijk versintern en versextern; beide categorieën zijn verder onder te verdelen in impliciet en expliciet.
Hoe belangrijk de publicatie van Van den Akkers boek ook is geweest als ijkpunt voor ons poëticabegrip, de bredere gevolgen ervan voor de neerlandistiek zijn nog groter. Invloed kan ook van institutionele aard zijn. De publicatie (onder andere) van Een dichter schreit niet en de benoeming van Van den Akker tot hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de toenmalige Rijksuniversiteit Utrecht, en later tot decaan Geesteswetenschappen (inmiddels Universiteit Utrecht), heeft verstrekkende gevolgen gehad in institutionele zin, voor het vak in het algemeen, en in het bijzonder voor de IVN. Dat alles heeft ertoe bijgedragen dat het centrum van de neerlandistiek verschoof. Daarom is het zinvol om daar hier even bij stil te staan. Zoals Van den Akker bij het bepalen van een poëtica de context belangrijk acht, zowel de nationale als de internationale, zo heeft hij ook altijd oog gehad voor binnen- én buitenland, specialisatie en bredere perspectieven, kennis en interpretatie, dat wil zeggen, de meerwaarde van een dialoog. Dit duidt op een werkvorm, een inzicht in de gang van zaken die hem in vele situaties eigen is. Indien men het ‘zowel-als’ niet onderkent, schijnt Van den Akker keer op keer aan te geven, ziet men slechts een gedeelte van het beeld, en ziet men belangrijke factoren over het hoofd.
Van den Akker heeft zich als hoogleraar en als decaan met inzicht en toewijding ingezet voor studentenuitwisselingen, docentenuitwisselingen en samenwerkingsverbanden met buitenlandse universiteiten. Bovendien heeft hij zijn invloed en status als hoogleraar in Nederland wellicht meer dan wie dan ook gebruikt om verschuivingen binnen de internationale neerlandistiek te stimuleren. Hij was een van de eerste hoogleraren ‘van binnen’ die de IVN au sérieux namen; hij pleitte binnen en buiten de vereniging - in die tijd heette dit tijdschrift nog Neerlandica extra Muros - voor een vervaging van de verdeling van het vak in de categorieën ‘binnen en buiten de muren’. Hij zag duidelijk in dat, hoewel de buitenlandse neerlandistiek uiteraard anders is en moet zijn dan die binnen de Lage Landen, een dialoog tussen de verscheidene soorten zinvol is: een genuanceerd ‘zowel-als’.
Terugblikkend op 1985 zou men haast durven verwijzen naar het betoog van de auteur van Een dichter schreit niet, die aantoonde dat inhoud en context, versinterne