1979
Jan Renkema: Schrijfwijzer
's-Gravenhage, Staatsuitgeverij
Een ideale taalgids moet aan drie eisen voldoen: 1) hij moet een heldere uitleg van de meeste actuele taalproblemen bevatten; 2) hij moet logisch opgebouwd zijn en een goed register hebben zodat je je er makkelijk in kunt oriënteren; 3) hij moet als gezaghebbende bron gelden. Als het meezit, dan is hij ook prettig leesbaar en kan hij je taalhorizon verbreden.
Als docente Nederlands voor Russen en literair vertaalster Nederlands-Russisch heb ik het geluk om zelfs twee voortreffelijke gidsen te hebben, twee Virgiliussen, die mij telkens uit de hel van onbegrip via het vagevuur van nadenken naar het paradijs van de kennis van deze twee talen leiden: de Schrijfwijzer van Jan Renkema en zijn Russische tegenhanger door D.E. Rosenthal. Omdat ik deze twee talen dagelijks met elkaar vergelijk - woord voor woord, klank voor klank - om de smaak van iedere zin in de mond te voelen, durf ik erover mee te praten.
Rosenthal is inmiddels aan zijn vijftiende druk toe, maar ook Renkema is zeer succesvol gebleken. We kennen vier edities, met vele oplages: de eerste uit 1979 (bruin), de tweede uit 1989 (groen), de derde uit 1995 (blauw), en een vierde uit 2002 (rood); van deze laatste is in 2005 alweer een vierde, ditmaal aangepaste editie verschenen, eveneens rood. De achtste oplage daarvan, ook rood, dateert van 2010. De omvang is toegenomen van 202 naar 466 pagina's. Een nieuwe editie is op dit moment in de maak (2012).
Het heeft overigens lang geduurd voordat ik het boek van Jan Renkema durfde open te slaan. Ten eerste omdat ik niet tot de doelgroep van de Schrijfwijzer behoor, die oorspronkelijk werd geschreven op initiatief van de voorzitter van de Tweede Kamer en gericht was op Nederlandse ambtenaren. Ik ben geen Nederlandse en geen ambtenaar. ‘Vooral door ambtenaren wordt dikwijls gebruik gemaakt van de lijdenvorm. Of, minder stijf gezegd, vooral ambtenaren maken dikwijls gebruik van de lijdende vorm’ (p. 39). Renkema spreekt zelfs van ‘passivitivis’ (p. 40). Uit dit citaat blijkt al, dat het Renkema niet alleen om een handboek voor duidelijk taalgebruik gaat, maar dat hij ook adviezen geeft voor prettig leesbare teksten. Een te ruim gebruik van de lijdende vorm maakt ‘de tekst overdreven zakelijk, onpersoonlijk of al te gewichtig’ (p. 41).
Ten tweede was ik bang voor de titel, die mij als een streng bevel in de oren klonk: Schrijf wijzer! Ik ben nu eenmaal niet zo wijs als de mensen in de Tweede Kamer, hoe kan ik dan wijzer leren schrijven. Weliswaar werd de Schrijfwijzer vanaf de groene (tweede) editie niet meer vooral afgestemd op schrijvers in overheidsdienst, maar op een breder publiek, maar ik las op Internet dat het ‘het meest geraadpleegde taalorakel van Nederland’ was en ‘dé politieagent van het Neder-