1968
Albert Kraak & Willem Gerrit Klooster: Syntaxis
Culemborg / Keulen, Stam-Kemperman
Het boek Syntaxis uit 1968 van A. Kraak en W.G. Klooster is een klassieker uit de Nederlandse taalkunde. Het is het eerste handboek generatieve grammatica in het Nederlandse taalgebied. De generatieve taalkunde was ten tijde van publicatie een nog relatief jonge discipline. Slechts een tiental jaar eerder (in 1957) had de Amerikaan Noam Chomsky een geheel nieuwe manier van taalbeschrijving gelanceerd in zijn boek Syntactic structures: de transformationeel-generatieve grammatica. Met het handboek van Kraak en Klooster worden die ideeën voor het eerst toegankelijk gemaakt voor een breed neerlandistisch publiek. Het werk vormt op die manier het startpunt van een lange en bloeiende onderwijs- en onderzoekstraditie binnen de generatieve taalkunde in de Nederlanden. Van Bree, Van den Toorn en Van der Wal (2007) geven een mooi overzicht van de opmars van de generatieve taalkunde in de neerlandistiek.
Het boek telt elf hoofdstukken, die uiteenvallen in twee grote delen. In de eerste drie hoofdstukken worden de principes van de transformationeel-generatieve taalkunde uit de doeken gedaan. De nieuwe taalkundige opvatting van Chomsky biedt volgens Kraak en Klooster ‘het duidelijkste en meest genuanceerde theoretische kader dat op het ogenblik voor de bespreking van syntactische vraagstukken voorhanden is’ (p. 14). In de daaropvolgende hoofdstukken worden die theoretische inzichten toegepast op een reeks casestudies uit de Nederlandse syntaxis. Die tweedeling zorgt ervoor dat Syntaxis zowel een boek over syntaxis is in het algemeen als een boek met syntaxis van het Nederlands. In wat volgt zal ik de inhoud van beide delen kort schetsen.
Kraak en Klooster leggen in het eerste hoofdstuk om te beginnen uitvoerig uit wat ze bedoelen met ‘generatieve’ grammatica. Samen met Chomsky gaan ze ervan uit dat de grammatica van een taal opgebouwd is uit een set van regels die voorspellen welke woordcombinaties een grammaticale zin kunnen ‘genereren’. Die regels nemen in het boek van Kraak en Klooster de vorm aan van relatief eenvoudige substitutieregels zoals ‘Z → NC VC’ wat zoveel betekent als ‘de zin wordt gesubstitueerd door een nominale constituent en een verbale constituent’. Op de output van een dergelijke substitutieregel kunnen vervolgens andere substitutieregels toegepast worden tot uiteindelijk de gehele zinsdeelstructuur van de zin ‘afgeleid’ is. Die zinsdeelstructuur kan inzichtelijk weergegeven worden in een hiërarchische boomstructuur; een praktijk die later is uitgegroeid tot één van de meest herkenbare eigenschappen van de generatieve taalkunde.
Naast de daarnet besproken substitutieregels spelen ook zogenaamde ‘transformaties’ een essentiële rol in de transformationeel-generatieve grammatica,