| |
| |
| |
Transnationale neerlandistiek: taal zonder natie, culturen zonder muren
Emmeline Besamusca, Arie J. Gelderblom en Jan D. ten Thije
Een themabijeenkomst over interculturele neerlandistiek op het Zeventiende Colloquium Neerlandicum (Utrecht, 25 augustus 2009) sloot inhoudelijk rechtstreeks aan op het advies Naar een internationale en interdisciplinaire neerlandistiek van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren van maart 2009. De colloquiumsessie veroorzaakte zo veel respons, dat het voor de hand lag om een aantal van de daar gehouden voordrachten gezamenlijk af te drukken. De redactie van IN verklaarde zich bereid er een afzonderlijke aflevering van het tijdschrift aan te wijden. Een gastredactie, bestaande uit Emmeline Besamusca, Arie J. Gelderblom en Jan D. ten Thije, heeft de bijdragen verzameld, en heeft verder nog enkele auteurs uitgenodigd om een artikel te schrijven dat het thema zou kunnen illustreren.
De leidende gedachte achter de themabijeenkomst was het besef dat zich in de internationale neerlandistiek een paradigmawisseling voltrekt. Traditioneel werden de relaties tussen de neerlandistiek in Vlaanderen en Nederland enerzijds en die buiten het taalgebied anderzijds aangeduid met de termen intra muros en extra muros. Echter, zo'n model dat uitgaat van een centrum en een periferie, een kern en een marge, is in tijden van globalisering, veranderende internationale verhoudingen en supranationaal verkeer achterhaald. Het is tijd voor een nieuw denkmodel op basis van gelijkwaardigheid van vakgenoten-neerlandici, ongeacht hun geografische locatie. Taal, literatuur en cultuur werden tijdens de negentiende eeuw uitgeroepen tot pijlers van de natiestaat; daardoor was de studie van de talige cultuur ook een toegang tot de essentiële waarden van de nationale staat, zowel in Nederland als in Vlaanderen/België. Nu de natiestaat aan het begin van de eenentwintigste eeuw haar unieke positie als ijkpunt geleidelijk aan verliest, wordt ook van de taal-, cultuur- en literatuurstudie een nieuwe oriëntatie verwacht. Perspectieven worden verruimd, interactie van studenten en docenten over de grenzen heen is geen uitzondering meer, maar regel. In de internationale neerlandistiek zijn deze nieuwe richtingen inmiddels ingeslagen. Ze lopen parallel met wat er internationaal gebeurt in verwante disciplines. Zo ontstond in Duitsland de interculturele en transnationale germanistiek (Gutjahr 2007), in Frankrijk de interculturele romanistiek (Lüsebrink 2007; Zarate 2008) en in Groot-Brittannië de interculturele anglistiek (Erll & Gymnich 2007). Een belangrijke opgave voor de taal- en literatuurstudies zal in de komende tijd bestaan uit het ontwikke- | |
| |
len van nieuwe concepten, die de positieve resultaten van het traditionele, nationaal georiënteerde onderzoek bruikbaar weten te maken in een
post-nationale context. Op zulke transformatieprocessen is de term transnationaal van toepassing.
De neerlandistiek buiten het taalgebied heeft de laatste decennia kwalitatief en kwantitatief een enorme groei doorgemaakt. Was de discipline in het verleden aanvankelijk nog dikwijls een afgeleide van de ‘intramurale’ neerlandistiek, en werd het curriculum grotendeels gemodelleerd naar intramuraal voorbeeld, de laatste jaren is op vele plaatsen de ‘extramurale’ neerlandistiek actief bezig vanuit de eigen context en de eigen behoeften een eigen profiel en een eigen expertise te ontwikkelen (vergelijk Van den Heuvel 2000). Uiteraard gebeurde dat aanvankelijk op het gebied van de vreemde-taalverwerving, maar daarnaast zijn inmiddels talrijke nieuwe velden ontgonnen, zowel in het onderzoek als in het onderwijs.
Van afgestudeerde anderstalige neerlandici worden niet alleen culturele kennis en sociale vaardigheden verwacht, maar ook meertaligheid, internationale ervaring en interculturele competenties. Ze worden als cultuurtolken beschouwd, in de meest brede zin van het woord. Doorgaans hebben studenten een toekomst in de eigen regio voor ogen, en dus is het van belang de Nederlandse taal en cultuur expliciet in de eigen lokale context te plaatsen. Bovendien zijn er, in antwoord op de potentiële behoeften van de plaatselijke arbeidsmarkt, nieuwe componenten aan de invulling van het vak toegevoegd, zoals ‘technisch vertalen’, ‘zakelijk Nederlands’, ‘interculturele communicatie’, ‘Nederlands als bronnentaal’ of ‘literair vertalen’. Maar ook in het onderzoek kristalliseren specialismen vanuit de eigen context zich uit, zoals receptie-onderzoek over taal- en cultuurgrenzen heen, vertaalonderzoek en vergelijkend terminologie-onderzoek, of op een specifiek doel gerichte lexicografie.
Dit themanummer wordt geopend door Konrad Ehlich met een introductie op de transnationale Germanistik in Duitsland. In een historische ontwikkelingslijn toont hij hoe bepalend het natiedenken was en is voor de talige en literaire situatie in Europese landen. Van oudsher zijn de termen en de categorieën waarin en waarmee over taal, literatuur en cultuur gedacht wordt, bepaald door het ‘Project Natie’. Na de Tweede Wereldoorlog, in de postkoloniale tijd, veranderde de historische en maatschappelijke context zodanig, dat het denken in termen van nationale categorieën zijn gezag steeds meer verloor. Thans moeten transnationale wetenschapsstructuren een antwoord bieden op de vraag wat dat voor taalen cultuurstudies betekent. Het leren omgaan met het vreemde zou het centrale oriëntatiepunt moeten zijn. Het verwerven van een vreemde taal is misschien wel de meest directe, en meest gebruikelijke vorm om het eigen perspectief te verruimen. In dit nummer van IN worden enkele belangrijke aanzetten gegeven.
| |
| |
Paul Wackers laat aan de hand van het Reynaert-onderzoek zien dat de in de Nederlandstalige cultuur gecanoniseerde tekst Van den vos Reynaerde in transcultureel perspectief een nieuwe, gerelativeerde positie krijgt. In de receptiegeschiedenis van het verhaal zijn een prenationale, een nationale en een postnationale fase te onderscheiden, waarin verschillende varianten om voorrang streden: Reynaerts historie bijvoorbeeld, met een ander slot, is mede door Goethes bewerking ervan vooral beroemd geworden buiten het Nederlandse taalgebied. Moderne wetenschappelijke uitgaven van de Reynaert-stof en vertalingen in het Duits en Engels ten behoeve van de internationale mediëvistiek blijken zich rekenschap te geven van een geschakeerde postnationale lezerskring.
Gerdi Quist bespreekt de ontwikkeling van de ideologische vooronderstellingen van intercultureel onderwijs, van natiegericht via contrastief naar transnationaal. Ze onderzoekt in de praktijk hoe ze haar studenten een ‘kritisch intercultureel bewustzijn’ kan aanleren. Haar didactiek gebruikt ‘cultuurteksten’ als bronteksten en is gericht op het herkennen van het vreemde. Ook al herkennen de studenten niet alle ideologische implicaties van een tijdschriftartikel, het onderwijs levert wél nieuwe vormen van reflectie op.
De nationaal ingekaderde visie kon nooit voor honderd procent recht doen aan de historische complexiteit van een talig of literair verschijnsel. Geert Buelens demonstreert dat overtuigend aan de hand van de vele verschillende mogelijke recepties van poëzie uit en over de Eerste Wereldoorlog. Zelfs binnen het Nederlandse taalgebied zijn de verschillen aanzienlijk, doordat Vlamingen en Nederlanders een zeer verschillende ervaring met deze oorlog hebben: andere kennis, maar vooral ook andere emoties. Nog gecompliceerder wordt de benadering van deze stof wanneer we denken aan de poëzie van joodse dichters uit de elkaar bestrijdende legers. Transnationale literatuurdidactiek is bij uitstek geschikt om deze problemen te belichten. Ze zal zich rekenschap moeten geven van deze divergenties én van de verschillende soorten achtergrondkennis en leeservaring van hedendaagse studenten in verschillende landen.
Jan D. ten Thije introduceert het concrete concept van de lingua receptiva, dat het begrijpen van het vreemde/de vreemdeling als uitgangspunt neemt. In verschillende internationale politieke, educatieve, zakelijke en wetenschappelijke contexten bewijst het gebruik van de LaRa of ‘luistertaal’ inmiddels zijn nut: mensen met een verschillende talige achtergrond kunnen elk hun eigen moedertaal blijven spreken, omdat zij de taal van de ander verstaan. Het is een uitdaging voor de bestaande universitaire talenstudies om dit onderdeel in het curriculum te integreren.
Marketa Å tefková en Lucia Brezániová bespreken, uitgaande van Ehlichs observaties, de mogelijkheden van de toepassing van een transnationaal model van de didactiek van vreemde talen, en van het didactische model van de lingua receptiva in de opleiding tot tolk/vertaler. Zij presenteren de ontwikkeling van een nieuw BA-curriculum neerlandistiek in Slowakije, dat nadrukkelijk vertrekt vanuit de eigen
| |
| |
talige en culturele context, gebaseerd op uitgangspunten als meertaligheid en interculturele competentie. Tegelijkertijd blijkt uit hun bijdrage dat in de context van nieuwe landen in Centraal-Europa de nationale connotaties van talen nog zeer actief en actueel zijn.
Dirk de Geest en Pieter Verstraeten ten slotte pleiten voor een transnationale benadering van literatuur en cultuur waarin het Nederlandstalige systeem met zijn eigen wereldbeeld een fundamenteel referentiepunt blijft. ‘Transnationaal’ en ‘neerlandistisch’ zijn complementaire dimensies; pas door beide systemen tegelijk in overweging te nemen, komt men betekenisvolle verschillen op het spoor, zoals ze laten zien aan de hand van de streekliteratuur - die tijdens het interbellum een reusachtige internationale opgang maakte - en de receptie van het modernisme in Vlaanderen.
De veranderende richting van de neerlandistiek is in de recente tijd door diverse vakgenoten gesignaleerd (vergelijk Van Alphen en Korsten 2004, Musschoot 2007, De Geest 2008). Concrete ontwikkelingen in onderwijs en onderzoek geven inmiddels al blijk van een transnationale oriëntatie. De online-versie van dit tijdschrift geeft beschrijvingen van enkele projecten (www.internationaleneerlandistiek.nl). Hopelijk functioneren ze als een verrijking en aanvulling van de open access-versie van dit jubileumnummer. In de Centraal-Europese regio (Slowakije, Tsjechië, Oostenrijk, Hongarije, Polen) is een gemeenschappelijke BA-opleiding opgezet, DCC (Dutch Language, Literature and Culture in a Central European Context). Elders mikt men eveneens op een transnationaal (onderdeel van het) curriculum, zoals de MA-opleiding ‘Comparatieve neerlandistiek’ van de Universiteit van Amsterdam en de Freie Universität Berlin, en NEVA, het Grundtvig Lerend Partnerschap ‘Nederlands voor anderstaligen’ van de universiteiten van Wenen en Tilburg en de Katholieke Hogeschool Kempen (Vlaanderen). Ook de universiteiten van Groningen en Keulen kennen een gezamenlijke MA; Nijmegen en Münster werken samen op het terrein van het vertalen.
Ook gemeenschappelijk onderzoek komt van de grond. Op het gebied van de historische letterkunde loopt thans een omvattend researchproject dat Beatrijs-vertalingen inventariseert en onderzoekt; de lexicografie kan wijzen op concrete producten, zoals het Leerwoordenboek zakelijk Nederlands, een resultaat van samenwerking tussen de universiteiten van Lille, Louvain-la-Neuve en Amsterdam (VU). Studenten die met de nieuwe opvattingen hebben kennisgemaakt, zijn doorgaans enthousiast: ze leren centrale domeinen van taal en cultuur vanuit verschillende blikrichtingen te beschouwen en daarbij zowel een binnen- als een buitenperspectief in te nemen.
De conclusie lijkt voor de hand te liggen dat inhoudelijke samenwerking met buitenlandse partnerinstituten vanuit een intercultureel perspectief een heel aantrekkelijk profiel oplevert. Tegelijkertijd blijkt uit de talrijke concrete, organisatorische problemen die aan een multinationale aanpak kleven, dat de bestaande
| |
| |
structuren taai zijn. Er is zeker nog veel nieuw beleid nodig dat de transnationaliteit bevordert. Dat geldt zowel voor instanties die opereren vanuit een ‘intern’ perspectief (Nederlandse Taalunie, Goethe Institut), als voor Europese organen. De tijd is er rijp voor. Bij verscheidene beleidsvormende wetenschappelijke instanties staat inmiddels de mondiale dimensie van theoretische en methodologische vernieuwingen centraal in de aandacht (vergelijk Verkenningscommissie KNAW 2007).
De redactie hoopt dat dit nummer over transnationaliteit een impuls zal zijn tot blikverruiming en perspectiefwisseling, niet alleen bij de betrokken docenten en studenten, maar ook op het niveau van het universitaire beleid en op dat van de instanties die de wereldwijde neerlandistiek ondersteunen. De al genoemde adviesnota voor de Nederlandse Taalunie van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, Naar een internationale en interdisciplinaire neerlandistiek (maart 2009), die de mogelijkheden én moeilijkheden van dit werkterrein inventariseert, is een goed uitgangspunt voor de ontwikkeling van verder beleid.
| |
Bibliografie
Alphen, Ernst J. van & Frans-Willem Korsten, ‘Hoe verder? Toekomstperspectieven in de studie van de Nederlandse letterkunde’. TNTL 120, 2004, 289-297. |
Erll, Astrid & Marion Gymnich, ‘Interkulturelle Anglistik und Amerikanistik’. Jürgen Straub, Arne Weidemann & Doris Weidemann (red.), Handbuch interkulturelle Kommunikation und Kompetenz. Grundbegriffe - Theorien - Anwendungsfelder. Stuttgart, 2007, 170-179. |
Geest, Dirk de, ‘Naar een “internationale” geschiedenis van de Nederlandse literatuur? Enkele kanttekeningen’. Irena Barbara Kalla en Bozena Czarnecka (red.), Neerlandistische ontmoetingen. Wroclaw, Trefpunt Wroclaw, 2008, 25-39. |
Gutjahr, Ortrud, ‘Interkulturelle Germanistik und Literaturwissenschaft’. Jürgen Straub, Arne Weidemann & Doris Weidemann (red.), Handbuch interkulturelle Kommunikation und Kompetenz. Grundbegriffe - Theorien - Anwendungsfelder. Stuttgart, 2007, 144-154. |
Heuvel, Paul van den, ‘Het specifieke karakter van de studie Nederlands extra muros. Pleidooi voor een interculturele neerlandistiek’. Paul van den Heuvel (red.), Interculturele aspecten van de neerlandistiek in Midden- en Oost-Europa. Bratislava, 2000. |
Lüsebrink, Hans-Jürgen, ‘Interkulturelle Romanistik’. Jürgen Straub, Arne Weidemann en Doris Weidemann (red.), Handbuch interkulturelle Kommunikation und Kompetenz. Grundbegriffe - Theorien - Anwendungsfelder. Stuttgart, 2007, 163-170. |
Musschoot, Anne Marie, ‘Met cultuur over de brug. Enkele beschouwingen over nationalisme en internationalisme in de letterenstudie’. Jane Fenoulhet et al. (red.), Neerlandistiek in contrast. Bijdragen aan het Zestiende Colloquium Neerlandicum. Amsterdam, 2007, 12-24. |
Thije, Jan D. ten & Jeanine Deen, ‘Interculturele communicatie: contrast, interactie en transfer’. Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen, 2009 (2), 31-45. |
Verkenningscommissie Media- en Communicatiestudies, Samenspel in samenhang. Onderwijs en onderzoek in communicatie, media en informatie. Amsterdam, 2007. |
| |
| |
Zarate, G., D. Lévy & C. Kramsch (red.), Précis du plurilinguisme et du pluriculturalisme. Parijs, 2008. |
http://taalunieversum.org/taalunie/0903ADVIESRAAD_NIMNEM.pdf (laatste bezoek 24 September 2010). |
|
|