Neerlandica extra Muros. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgorderestricties en andere karakteristieke eigenschappen: principiële verschillen tussen nevenschikking en onderschikking
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Nevenschikkende en onderschikkende verbindingswoordenNevenschikkingen zijn constructies bestaande uit twee of meer taalelementen (...) die een reeks van (zonder meer) naast elkaar geplaatste, gelijkwaardige leden vormen, en die door (nevenschikkende) voegwoorden of reeksvormers verbonden zijn of althans verbonden kunnen worden (Geerts e.a. 1997: 1440). (1) en (2) zijn voorbeelden van nevenschikkingen met en en of als nevenschikkende voegwoorden.
In dit artikel zal aan nevenschikkende voegwoorden gerefereerd worden middels de term nevenschikkende verbindingswoorden (CO), aan de verbonden taalelementen met de term leden. Onderschikkende verbindingen, zoals die in (3) en (4), worden gelegd door twee verschillende woordsoorten: die van de onderschikkende voegwoorden en die van de preposities. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderschikkende voegwoorden zijn voornamelijk beperkt tot het leggen van zinsverbanden, terwijl preposities over het algemeen zinsdelen en zinsdeelstukken verbinden. Omdat in dit artikel de dichotomie nevenschikking-onderschikking centraal staat en niet die van zinsverbanden versus zinsdeelverbanden worden hier beide woordgroepen samengenomen onder de term onderschikkende verbindingswoorden (SUB). In de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS; Geerts e.a. 1984; 1997) wordt een strikt onderscheid gemaakt tussen onderschikkende en nevenschikkende verbindingswoorden. In Rijpma & Schuringa (1969) wordt echter met betrekking tot een aantal verbindingswoorden opgemerkt dat ze zowel nevenschikkende als onderschikkende eigenschappen bezitten. Als, zoals en evenals zijn voorbeelden daarvan. Deze verbindingswoorden worden net als de onderschikkende verbindingswoorden gevolgd door een zin met een afhankelijke woordvolgorde.
Ze delen echter met onder andere en de eigenschap samentrekking toe te staan.
In de spraakkunst van Paardekooper (1976) vinden we behalve in de reeks behalve-ook gekarakteriseerd als ‘net geen nevenschikkend voegwoord’ (p. 411). Behalve verbindt net als nevenschikkende verbindingswoorden zinsdelen met dezelfde grammaticale waarde ((7)).
Behalve vormt echter in tegenstelling tot en en of niet één zinsdeel met de leden die het verbindt.
Deze observaties en ook andere uit de spraakkunsten van Rijpma & Schuringa en Paardekooper zijn in strijd met het strikte onderscheid dat in de ANS tussen nevenschikkende en onderschikkende verbindingswoorden wordt gehanteerd. Het lijkt ons dan ook zinvol dit strikte onderscheid op te geven en in plaats daarvan een gradueel onderscheid voor te stellen, zoals dat ook door Quirk (e.a. 1985) is gedaan voor Engelse verbindingswoorden. We zullen hieronder een aantal eigenschappen opsommen waarin nevenschikking van onderschikking verschilt en een aantal verbindingswoorden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemen die zowel nevenschikkende als onderschikkende eigenschappen vertonenGa naar eind(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. CO verbindt gelijkwaardige leden.Deze gelijkwaardigheid wordt in de ANS geïnterpreteerd als een functionele gelijkwaardigheid: elk lid kan functioneren als het geheel. Zo kunnen zowel Jan als de buren als object optreden van het werkwoord uitnodigen in (10).
Dat is niet mogelijk in de onderschikking (11).
Behalve-ook, behalveGa naar eind(2), in plaats van, uitgezonderd, net als, evenals, zoals, als en dan die in de ANS bij de onderschikkende verbindingswoorden ingedeeld worden, verbinden net als en en of gelijkwaardige leden. (12) en (13) zijn twee voorbeelden daarvan.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. CO verbindt elke syntactische categorie.Er zijn geen categoriale beperkingen op de leden in een nevenschikking. De taalelementen die in een onderschikking kunnen optreden zijn wel beperkt. Zo kunnen participia en adjectieven wel door een nevenschikkend verbindingswoord verbonden worden, maar niet door een onderschikkend.
Een uitzondering hierop vormt want dat uitsluitend zinsverbanden legt. Wanneer het twee zinsdelen verbindt, resulteert dat in een ongrammaticale of marginale constructie.
De verbindingswoorden die bij de eerste eigenschap genoemd zijn, sluiten zich ook wat betreft deze eigenschap bij de nevenschikkende verbindingswoorden en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en of aan, zoals de voorbeelden (20) en (21) laten zien.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. CO staat voorwaartse en achterwaartse samentrekking toe.(22) en (23) zijn voorbeelden van voorwaartse samentrekking, (24) en (25) van achterwaartse.
Ook verbindingswoorden als behalve en dan staan beide soorten samentrekking toe.
Omdat want beperkt is tot het leggen van zinsverbanden staat het noch voorwaartse, noch achterwaartse samentrekking toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. CO met het daaropvolgende lid heeft een vaste volgorde met betrekking tot het eerste lid.Hoewel in een onderschikking het onderschikkend verbindingswoord met het daaropvolgende lid voor het eerste lid kan komen te staan, is dat in een nevenschikking niet mogelijk.
De hierboven genoemde verbindingswoorden richten zich nu niet tot de nevenschikkende verbindingswoorden, maar tot de onderschikkende. Hun positie ten opzichte van het eerste lid is niet aan volgorderestricties onderhevigGa naar eind(3).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Echter evenmin/zomin als dat in de ANS bij de nevenschikkende verbindingswoorden wordt behandeld, kan voorop in de zin geplaatst worden. Met betrekking tot deze eigenschap sluit het zich dus aan bij de onderschikkende verbindingswoorden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. CO kan niet voorafgegaan worden door een nevenschikkend verbindingswoord.
Ook hier onderscheidt evenmin/zomin als zich van de andere nevenschikkende voegwoorden, aangezien het gecoördineerd kan worden.
Het graduele onderscheid tussen nevenschikkende en onderschikkende verbindingswoorden dat we hier aan de hand van een aantal verbindingswoorden hebben laten zien, is schematisch weergegeven in (37).
Dit schema dat de graduele indeling duidelijk maakt van verbindingswoorden bij de nevenschikkende verbindingswoorden dan wel de onderschikkende, impliceert geenszins dat het verschil tussen nevenschikking en onderschikking ook gradueel is. Integendeel, ons inziens bestaan er twee principiële verschillen tussen beide | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vormen van verbinding. Deze verschillen kunnen in verband gebracht geworden met de hierboven genoemde vijf nevenschikkende eigenschappen. De eerste drie zijn het gevolg van een syntactische eigenschap van nevenschikkende verbindingswoorden, een eigenschap die de onderschikkende verbindingswoorden missen. Eigenschap 4 en 5 duiden op een structureel verschil tussen nevenschikking en onderschikking. Het bovenstaande schema laat zien dat de verdeling van plussen en minnen zo goed als parallel verloopt aan deze reductie van de vijf eigenschappen tot twee principiële verschillen. Met andere woorden, de verbindingswoorden in het schema delen ofwel de eerste drie eigenschappen met de nevenschikkende verbindingswoorden, zoals in plaats van en dan, ofwel de laatste twee, zoals want. De hier gepresenteerde graduele indeling van verbindingswoorden is dan ook een duidelijke aanwijzing voor de verschillen tussen nevenschikking en onderschikking. Deze verschillen worden in paragraaf II respectievelijk III uiteengezet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Verschillen tussen nevenschikkende en onderschikkende verbindingswoordenZoals in de inleiding is gezegd, gaat men er in de huidige literatuur van uit dat het verschil tussen onderschikking en nevenschikking wordt veroorzaakt door een verschil in eigenschappen van beide soorten verbindingswoorden. Dit verschil wordt gekarakteriseerd als het verschil tussen een gouverneur en een niet-gouverneur. Hiermee wordt bedoeld dat een onderschikkend verbindingswoord, dat een gouverneur is, syntactische invloed uitoefent op het lid dat erop volgt. Zo deelt van in (38) een naamval uit aan het persoonlijke voornaamwoord hem.
Ook bepaalt een onderschikkend verbindingswoord de grammaticale categorie van het lid. Zo volgt er op van een naamwoordelijke of prepositionele woordgroep, maar is een zin of een adjectivale woordgroep in die positie onmogelijk.
Een nevenschikkend verbindingswoord daarentegen oefent zelf geen syntactische invloed uit, maar zorgt ervoor dat syntactische kenmerken die worden veroorzaakt door elementen buiten de nevenschikking op de leden van de nevenschikking worden overgedragen. Zo wordt de naamval van haar niet uitgedeeld door en, maar door van. En geeft die naamval als het ware aan zijn leden door.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het nevenschikkende verbindingswoord verbindt daardoor gelijkwaardige leden (eigenschap 1). Ook legt het geen restricties op aan de categoriale waarde van zijn leden. Het kan immers elke syntactische categorie verbinden (eigenschap 2) en ook onvolledige leden (eigenschap 3). In Van der Heijden & Klein (1995) wordt erop gewezen dat verbindingswoorden die samentrekking toelaten, als talige tegenhanger gezien kunnen worden van een rekenkundig teken of een teken uit de verzamelingenleer of de formele logica. Anders geformuleerd: de verbindingswoorden waarbij samentrekking kan optreden, drukken allemaal een kwantiteit uit. Dienovereenkomstig worden in het genoemde artikel die verbindingswoorden rekenkundige voegwoorden genoemd. Niet alleen samentrekking maar ook het in deze paragraaf aangegeven verschil tussen nevenschikkende en onderschikkende verbindingswoorden kan in verband gebracht worden met deze kwalificering, en wel op de volgende manier. Wanneer een verbindingswoord geen invloed uitoefent op het lid dat daarop volgt, dan drukt dat verbindingswoord een kwantitatieve betekenis uitGa naar eind(5). Wanneer we kijken naar het schema (37), dan zien we dat de verbindingswoorden die de eerste drie eigenschappen bezitten een kwantitatieve betekenis uitdrukken. De betekenis daarentegen van onderschikkende verbindingswoorden als nadat en omdat en ook van het verbindingswoord want, die hun leden wel syntactische eisen opleggen, kan omschreven worden als kwalitatief. We kunnen die dan ook niet tot de rekenkundige voegwoorden rekenen. We hebben hiermee het eerste syntactische verschil tussen nevenschikking en onderschikking en de daarmee gepaard gaande semantiek besproken. Daarmee zijn echter nog niet alle verschillen tussen nevenschikking en onderschikking verklaard. Het structurele verschil tussen nevenschikking en onderschikking zal in de volgende paragraaf uiteengezet worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Een structureel verschil tussen nevenschikking en onderschikkingDat de delen van een nevenschikking een vaste volgorde vertonen, en dat nevenschikkende verbindingswoorden niet door nevenschikkende verbindingswoorden voorafgegaan kunnen worden (eigenschap 4 en 5), duidt op een structureel verschil tussen nevenschikking en onderschikking. We karakteriseren dit verschil als syntactische n-valentie (n>1) versus syntactische univalentie. Met de ‘syntactische n-valentie (n>1)’ van nevenschikkingen wordt bedoeld dat een nevenschikkend verbindingswoord zich met al zijn leden tezamen als een zelfstandige syntactische eenheid gedraagt. ‘Syntactische univalentie’ geeft aan dat in onderschikkingen het onderschikkende verbindingswoord alleen met het daaropvolgende lid als een zelfstandige syntactische eenheid functioneert. Deze karakteriseringen zijn schematisch weergegeven in (42) en (43). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar eind(6) In Munn 1993 waaraan in de inleiding werd gerefereerd, wordt structuur (43) voor nevenschikking voorgesteld, natuurlijk met vervanging van SUB door CO. Deze structuur kan echter niet de juiste zijn, zoals we hieronder zullen laten zien. In de andere aangehaalde studies wordt wel structuur (42) voorgesteld voor een nevenschikking met twee ledenGa naar eind(7). Vreemd genoeg echter wordt het verschil met de structuur voor onderschikking in (43) in deze studies niet opgemerkt. Nevenschikking en onderschikking worden beschouwd als ‘structurally alike’ (Rijkhoek 1996: 29). Ons inziens maken syntactische n-valentie versus syntactische univalentie een belangrijk structureel verschil uit tussen nevenschikking en onderschikking. We zullen hieronder aanwijzingen voor dit structurele verschil presenteren aan de hand van data die in de genoemde studies dan ook niet aan bod komen. Op de eerste plaats kan SUBP verplaatst worden en voor het eerste lid komen te staan (eigenschap 4).
Het nevenschikkende verbindingswoord met het daaropvolgende lid ((CO') in (42)) kan dat niet.
(45) is wel mogelijk wanneer het nevenschikkend verbindingswoord met al zijn leden vooropgeplaatst wordt.
Op de tweede plaats komt het nevenschikkend verbindingswoord met alleen het lid dat erop volgt niet voor in contexten waarin een maximale woordgroep vereist wordt, zoals in initiële nevenschikking (zie Neijt 1979).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het nevenschikkende verbindingswoord met al zijn leden (COP) evenals het onderschikkende verbindingswoord met alleen het lid dat erop volgt (SUBP), zijn wel mogelijk in deze context.
We zien dat eigenschap 5 uit paragraaf 1 met dit structurele verschil samenhangt. Zoals (49) laat zien, kan een onderschikkend verbindingswoord voorafgegaan worden door een nevenschikkend verbindingswoord; een nevenschikkend verbindingswoord zelf kent deze mogelijkheid niet. Het nevenschikkende betrekkingswoord vereist immers al de verbonden leden binnen zijn bereik. Een andere positie waar maximale woordgroepen worden vereist, is die van het lid volgend op een onderschikkend verbindingswoord. Ook in deze positie is een onderschikkend verbindingswoord met één lid, een nevenschikkend verbindingswoord slechts met al zijn leden mogelijk.
Een derde aanwijzing voor het genoemde structurele verschil tussen nevenschikking en onderschikking betreft contexten met meer dan één onderschikking of nevenschikking. (53) is zo'n context. Het is een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord met daaraan verbonden twee afzonderlijke SUBP's.
Deze afzonderlijke SUBP's kunnen van positie wisselen.
In (55) is sprake van twee nevenschikkingen.
Deze constructie kan echter niet dezelfde structuur hebben als (53), aangezien omkering van de nevenschikkende verbindingswoorden een interpretatieverschil teweegbrengt.
In (55) en (56) is daarentegen sprake van een ingebedde nevenschikking. Een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de leden van een nevenschikking is zelf weer een nevenschikking. De mogelijke structuren voor (55) en (56) zijn: [X CO [Y CO Z]] en [[X CO Y] CO Z]. Beide structuren zijn syntactisch bivalent. In de hier gepresenteerde karakterisering van nevenschikking als een syntactisch n-valente woordgroep behoren niet alleen alle leden, maar ook alle verbindingswoorden uit één nevenschikking tot dezelfde syntactische eenheid. Het optreden van verschillende nevenschikkende verbindingswoorden leidt dan ook automatisch tot het optreden van verscheidene nevenschikkingen, waarvan door de syntactische n-valentie (n> 1) de ene ingebed is in de andere. Wanneer er verschillende onderschikkende verbindingswoorden optreden, hoeft er daarentegen van ingebedde onderschikking geen sprake te zijn. Elke SUBP bestaat immers slechts uit één verbindingswoord en één lid.
Tot slot kunnen in een opeenvolging van verscheidene nevenschikkende verbindingswoorden in dezelfde nevenschikking, die verbindingswoorden weggelaten worden. In een opeenvolging van onderschikkende verbindingswoorden is dat onmogelijk.
Ook deze laatste twee voorbeelden zouden erop kunnen wijzen dat er in (62) sprake is van één COP, terwijl er verscheidene SUBP's in (63) aanwezig zijn. Het niet-lexicaal realiseren van bepaalde elementen zou beperkt kunnen zijn tot identieke onderdelen van één woordgroep en niet mogelijk zijn bij identieke elementen uit verschillende woordgroepen. We hebben hiermee de eigenschappen 4 en 5 veralgemeniseerd tot een structureel verschil tussen nevenschikking en onderschikking. Wanneer we nu weer kijken naar schema (37), dan zien we dat de verbindingswoorden als in plaats van, dan en evenmin als die zich met betrekking tot de karakterisering uit de vorige paragraaf als nevenschikkend lieten betitelen, met betrekking tot de structuur onderschikkend genoemd moeten worden. Hun syntactische univalentie blijkt uit het feit dat ze alleen met het lid dat op hen volgt vooropgeplaatst kunnen worden en als lid in een nevenschikking kunnen optreden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want daarentegen, dat geen rekenkundig voegwoord genoemd kon worden, gedraagt zich structureel zoals en en of. Constructies met want zijn dan ook syntactisch n-valent (n>1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. SlotsomWe hebben in dit artikel laten zien dat nevenschikking in twee opzichten van onderschikking verschilt. Op de eerste plaats stellen verbindingswoorden die een nevenschikkend verband leggen, in tegenstelling tot onderschikkende geen eisen aan het lid dat op hen volgt. Op grond van hun overeenkomstige semantiek hebben we ze in navolging van Van der Heijden & Klein (1995) rekenkundige voegwoorden genoemd. Daarnaast verschilt nevenschikking structureel van onderschikking, een verschil dat we hebben aangeduid als syntactische n-valentie (n>1) versus syntactische univalentie. Dit verschil hebben we onder andere met volgordeverschillen tussen de delen van een nevenschikking en die van een onderschikking in verband gebracht. Studies die nevenschikking als structureel identiek aan onderschikking beschouwen, zien dit laatste verschil tussen nevenschikking en onderschikking over het hoofd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|