Neerlandica extra Muros. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Neerlandica extra Muros - mei 1998]
Bezonken rood in Frankrijk
| |
[pagina 2]
| |
Een en ander betekent evenwel niet, dat alleen een in een dronken bui geschreven flaptekst of een beroerde vertaling verantwoordelijk zijn voor het sneuvelen van een monumentaal Nederlands werk in Frankrijk. Meestervertaler Philippe Noble kwam in de jaren tachtig met zeer wervende en wervelende vertalingen van Het stenen bruidsbed en Rituelen, die weliswaar niet sneuvelden, maar toch ook weer niet het Franse publiek dusdanig verlokten, dat er sprake kon zijn van ‘monumentvorming’ zoals in Nederland. Wellicht heeft het feit, dat beide boeken zijn verschenen bij Calmann-Lévy, een kleinere, kwalitatief overigens hoogstaande, uitgeverij daar iets mee te maken, al is de naam Gallimard op zich ook weer geen waarborg voor - al is het maar tijdelijk - succes. Een gunstige uitzondering vormt uiteraard Het verdriet van België, door Alain van Crugten vertaald onder de titel Le chagrin des Belges, dat in de jaren tachtig een bestseller werd, piramidaal verkrijgbaar in elke boekhandel, zelfs tot in verre stationskiosken op Corsica. Waar lag dat aan? Aan Van Crugten, die erin was geslaagd een meer dan voortreffelijke Franse tekst te leveren? Aan Julliard, gerenommeerde uitgeverij met - wie weet - uitstekende p.r.? Aan België, even aanwezig in het Franse collectieve onderbewuste als in het onze en in Frankrijk dus ook met allerlei mogelijke, zeer herkenbare connotaties? Wie zal het zeggen? Zoveel is in elk geval zeker, dat Vals licht van Joost Zwagerman, door dezelfde Van Crugten briljant vertaald en voorzien van de titel La chambre sous-marine hopeloos flopte. Toch weer die kleinere uitgeverij (Calmann-Lévy)? Of is Zwagerman minder monumentaal? Niet in mijn ogen.
Paul Gellings (l.) in gesprek met Jeroen Brouwers op vrijdag 12 april 1996 in literair café ‘In de Sinnepoppen’ te Zwolle (Foto: Harry Pierik)
| |
[pagina 3]
| |
Brouwers' triomfWaarom dus? Waarom heeft Brouwers wèl een belangrijke literaire prijs gekregen in Frankrijk, en wordt hij gelezen, en goed besproken, en heeft hij de facto daarmee al zijn illustere, naoorlogse, Nederlandse voorgangers geklopt? Het antwoord op deze vraag is, nog zonder dat men zich in het Franse lezerspubliek verdiept, tegelijk complex en zeer eenvoudig. Boek en titel zijn goed vertaald. Meer dan goed, in die zin dat alles een meerwaarde krijgt. Rouge décanté noemde ik al een lyrische titel. Beter kan het echt niet, wil men recht doen aan Bezonken rood. Daarbij heeft Patrick Grilli er een Frans boek van gemaakt, een Franse tekst bij het lezen waarvan eenieder meteen vergeet dat het gaat om vertaalde literatuur; Grilli is een stilist van het zuiverste water, hij heeft Brouwers herschreven in het Frans. Of - heel paradoxaal - door Brouwers met gebruikmaking van zijn eigen, eigenzinnige, lyrische Frans - los te laten heeft hij Brouwers juist recht gedaan. Patrick Grilli verdient ook een prijs en het deed mij deugd te merken, dat Jeroen Brouwers zelf die mening onverkort deeldeGa naar eind(3). Natuurlijk hangt de meerwaarde van Rouge décanté ook samen met het Indische verleden van Nederland, een hoofdstuk uit onze geschiedenis dat de Franse lezer de fascinatie biedt van een andere wereld. Niet meer de interieurs van Vermeer of - op een wat hedendaagser niveau - de vrije liefde zoals bedreven in andere Nederlandse boeken of films, maar het geheimzinnige en grimmige universum van het toenmalige Nederlands-Indië met zijn jappenkampen. Er is echter nog een andere, belangrijker meerwaarde en dat is de reusachtige, innerlijke noodzaak waaruit Bezonken rood is ontstaan en waarvoor men in Frankrijk kennelijk zeer gevoelig is. Wie kent het verhaal niet? Na de dood van zijn moeder kijkt de verteller, niemand minder dan Brouwers zelf, terug op zijn vroege kindertijd in het jappenkamp Tjideng in de buitenwijken van Batavia. Centraal in het geheel staat de sterke, schier onverbrekelijke relatie moeder/ kind. In het begin wordt de moederfiguur nog gezien als een trouwe pelikaan, die voedsel voor haar jong verzamelt. Later, wanneer zij door de kampcommandant Sone zwaar wordt mishandeld voor de ogen van de jonge Brouwers, houdt het kind op van haar te houden. Terug in Nederland ziet de hoofdpersoon deze breuk nog eens bekrachtigd, wanneer zijn ouders besluiten hem naar een kostschool te sturen. Met name van de kant van zijn moeder ervaart hij dit als hoogverraad, waarmee de verwijdering tussen haar en hem nu definitief is ingezet. Op het moment van haar overlijden heeft hij al in geen jaren contact met haar gehad en ook bij haar crematie is hij niet aanwezig. Zijn volwassen leven beschrijft hij als een en al verscheurdheid, onafgemaakte relaties, drank en tranquillizers, waarin voortdurend de herinnering aan de gruwelen van Tjideng (door hem als kind, juist omdat hij nog kind was, niet als gruwelen ervaren) de kop opsteekt. Daarbij is het boek een wonderschone reflectie op vergankelijkheid, op mensenlevens die elkaar vluchtig als de wind (dit beeld is een belangrijk leitmotiv in het verhaal) even aanraken om daarna te eindigen in pure onmacht en ten slotte in de dood. Deze gedachte, die de schrijver voortdurend met zich meedraagt, culmineert ten slotte in de laatste | |
[pagina 4]
| |
regels van het boek tot deze wel zeer evocatieve confrontatie met zijn spiegelbeeld: ‘Later begon het te waaien, en ontstonden er waterdruppels tegen de buitenkant van het raam, die langzaam over het glas begonnen te schuiven, zodat er tussen mij en mijn andere ik een webachtig traliemotief ontstond en ik mijn gezicht in de mist in vloeibaarheid zag ontbinden.’ (p. 125) Door Patrick Grilli meesterlijk vertaald met: ‘Plus tard, le vent s'est mis à souffler, et des gouttes d'eau sont apparues sur la face extérieure de la fenêtre qui ont commencé à glisser lentement sur la vitre, de sorte qu'un motif de grillage évoquant une toile d'araîgnée s'est tissé entre moi et mon autre moi et que j'ai vu dans le brouillard mon visage se décomposer, se liquéfier.’ (p. 153) Deze gruwelijke schoonheid heeft men in Frankrijk dus ook opgemerkt, getuige de prijs en getuige het indrukwekkende ‘dossier de presse’, waaruit blijkt dat de Franse kritiek Brouwers - overigens al voor de toekenning van de Fémina - met open armen heeft binnengehaald. In Le Monde des livres van 29 september 1995 omschrijft Nicole Zand het boek als ‘proza van een grote schoonheid, laconiek en lyrisch, buitengewoon helder, steeds dieper wordend, steeds verdergaand [...] un magnifique témoignage d'amour.’ Waarmee ze de toon zet voor de onvoorwaardelijke Brouwers-receptie die gaat volgen. ‘Het verhaal van een man die veertig jaar lang met een tijdbom op zak heeft geleefd, en die zijn vrijheid pas terugkrijgt als de zaak tot ontploffing wordt gebracht,’ luidt het geestdriftig commentaar van Catherine Argand in het oktobernummer van het vooraanstaande boekenmagazine LIRE. ‘Een verhaal zo wreed dat je er tevergeefs ook maar iets kunstmatigs in aan zou treffen’, vindt Céline-expert Frédéric Vitoux in Le nouvel Observateur van 5 oktober. Volgens Michèle Gazier is ‘Rouge décanté het tegendeel van een nostalgisch, teder boek’. ‘Het is een vulkaan’ schrijft zij op 18 oktober in Télérama. ‘Een explosie, een voortdurende uitbarsting van gruwelijke en ongerijmde beelden, een lavastroom die alles met zich meesleurt.’ Alain Bosquet betitelt Brouwers in de Figaro littéraire van 19 oktober als een schrijver die ‘in staat is te ontroeren en “ademloosheid” vast te houden.’ In La Quinzaine littéraire van 1 november vergelijkt Maurice Mourier Brouwers met Proust en Claude Simon. ‘Ce qui n'est pas rien,’ voegt hij daar aan toe. ‘Een dramatisch liefdesgedicht’ noemt Gérard Pussey het boek in Elle op 6 november 1995. ‘Een prachtig, bevrijdend boek, hartstochtelijk en wanhopig, dat naar vuur en as ruikt.’ ‘Rouge décanté is een roman die de lezer tekent als witheet ijzer. [...] een grote roman noir die je niet mag laten liggen!’ schrijft ten slotte André Rollin in Le Canard enchaîné van 6 december. | |
GevolgenHet najaar van 1995 zou nooit meer hetzelfde zijn, al was het alleen maar vanwege de gevolgen die deze succesvolle ontvangst bleek te hebben. Allereerst is sindsdien de positie van de Nederlandstalige letteren in het huis Gallimard aanzienlijk verstevigd. In een ongebruikelijk hoog tempo werden in 1996 maar liefst drie romans aangekocht: Het verzonkene van Brouwers (en het is te | |
[pagina 5]
| |
hopen dat Gallimard De Zondvloed op een dag aandurft, zodat uiteindelijk ook Frankrijk haar Indië-trilogie zal hebben); De meisjes en de partizanen van de Perzisch-Nederlandse auteur Kader Abdolah, en Het boek van violet en dood van Gerard Reve. Ook accepteerde Gallimard in het voorjaar van 1996 een tweede Franse bloemlezing van gedichten van Rutger Kopland, getiteld Souvenirs de l'inconnu. Dankzij Brouwers was er nu dus eindelijk sprake van een (zij het vooreerst bescheiden) doorbraak voor de Nederlandse literatuur in Frankrijk, een soort van hype. Daarbij zij onmiddellijk aangetekend dat Franse uitgevers niet snel werken, waar het vertaalde literatuur betreft. De mogelijkheid bestaat dan ook dat voornoemde doorbraak op den duur niet bestendig zal blijken te zijn, al is dat wellicht nog maar twee jaar na dato een wat sombere uitspraak. Wenselijk is in ieder geval, dat Gallimard niet al te lang wacht met de uitgave van Het verzonkene (L'Eden englouti). De vertaling van Patrick Grilli is in ieder geval al klaar en, wederom, een huzarenstukje van vertalerslyriek. Het zou dus, zowel voor de auteur als zijn Franse uitgever, zeer te betreuren zijn als de continuïteit van Brouwers binnen het fonds geofferd zou worden aan laksheid en bureaucratie. Maar hoe het ook zij, het aankoopbeleid van Gallimard is sinds Brouwers veel minder terughoudend en inmiddels (1997) zijn ook De zwarte met het witte hart van Arthur Japin en De reis van de lege flessen van Kader Abdolah geaccepteerd. Een ander - minder aangenaam - gevolg van Brouwers' succes in Frankrijk is de breuk tussen hem en uitgeverij de Arbeiderspers. Er was al langer sprake van wrevel, maar de Fémina-prijs was voor Brouwers de druppel die de emmer deed overlopen. AP-directeur Ronald Dietz verweet hij een overcommerciële instelling in het algemeen en verregaande onverschilligheid tegenover de succesvolle, Franse ontvangst van Bezonken rood in het bijzonder. Want Dietz adverteerde te laat met een heruitgave van het boek in Nederland, vaardigde bij feestelijkheden - ondanks zijn persoonlijke vriendschap met de schrijver - alleen maar redacteuren af en zou ook nog geweigerd hebben Brouwers' verblijfkosten in Parijs ten tijde van de prijsuitreiking te vergoeden. Grieven, grieven en nog eens grievenGa naar eind(4). Voor Brouwers in ieder geval allemaal even zovele redenen om begin 1996 van de Arbeiderspers over te stappen naar uitgeverij Atlas. | |
ConclusieHeel voorzichtig ten slotte zou ik aan het voorafgaande de conclusie willen verbinden dat, wil de Nederlandse literatuur kans van slagen hebben in een veel groter taalgebied, er kennelijk een prijs moet worden toegekend. Weliswaar waren de kritieken in eerste instantie al zeer lovend, maar er was pas sprake van een herdruk (zeer fors, om en nabij de 30.000 exemplaren) en erkenning bij een breder publiek, toen Rouge décanté werd bekroond met een van Frankrijks belangrijkste prijzen (niet een ordinaire fooi van een ton van een bankinstelling of kioskenketen zoals in Nederland, maar een echte, van oudsher literaire prijs). Moge dat lot ook beschoren zijn aan Arthur Japin, Kader Abdolah en vele | |
[pagina 6]
| |
anderen, totdat er misschien op een dag - maar dan moet de Nederlandse literatuur in Frankrijk al wel een begrip zijn - geen prijzen meer nodig zijn voor grotere erkenning.
Maar voorlopig blijft mijn hoop toch gevestigd op het Franse literaire prijzencircus. Misschien ligt er nog een voor de tweede Brouwers in het verschiet of voor De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch dat in 1998 in een vertaling van Philippe Noble en Isabelle Rosselin eveneens bij Gallimard zal verschijnen en wel onder de titel La découverte du ciel. Het klimaat is in ieder geval gunstig, want in Duitsland en Amerika heeft Mulisch met zijn boek al onmiskenbare furore gemaakt. En dat weten ze in het land van Rouge décanté maar al te goed. |
|