vaak begon bij het Engels).
De betekenis die Cornelis uiteindelijk voor het Nederlandse worden-passief formuleert, is: ‘process towards a final state, the causer of which should not be identified with’. Dat lijkt misschien een mager resultaat, maar het is het volstrekt niet. Als je het vergelijkt met de vele functionele beschrijvingen van het passief die in de literatuur bestaan (Cornelis bespreekt ze uitvoerig), dan is dit een aanmerkelijke verbetering. Onder andere omdat de ‘patiënt’, het ‘subject’, het ‘topic’ etc. er geheel uit weggenomen zijn. Dat heeft vergaande gevolgen voor de beschrijving van het passief, maar de stap lijkt me in essentie juist. Ook als basis voor de verschillende discourse-functies die Cornelis in deels experimenteel onderzoek blootlegt, blijkt haar formulering van de passiefbetekenis uiterst bruikbaar.
Van de zeven discourse-functies die uitgewerkt worden (zo'n lijst is per definitie niet volledig) noem ik er hier slechts twee: het passief is heel geschikt voor negatief te beoordelen gebeurtenissen (De keuken wordt nooit opgeruimd), en voor gebeurtenissen met een vage of onduidelijke veroorzaker (De kosten worden verhaald op de bewoners).
Het boek van Cornelis bevat nog heel veel meer dan hier te zeggen is, maar hopelijk is dit al genoeg om het aan te bevelen. Het is geen boek voor praktische taalbeheersers, ook al bevat het wel het fundament voor adviezen. Wel verplichte kost voor grammatici.
* * *
Iedere kroniek is ergerlijk onvolledig. Deze ook. Maar om het niet te gek te maken, wil ik nog enkele boeken noemen.
Het is in Nederland en België de gewoonte geworden dat geleerden die met pensioen gaan, of 50 jaar worden of iets anders te vieren hebben, een feestbundel aangeboden krijgen, hetzij met artikelen van vrienden en collega's, hetzij met eigen werk. Als het een beetje meezit, krijg je allebei. Voor de toegankelijkheid van wetenschappelijke artikelen is dit een ramp, want er is geen beginnen aan om al die bundels aan te schaffen. Alleen de zeer grote bibliotheken kunnen zich dat permitteren. En ondertussen krimpt het bestand aan Nederlandse vaktijdschriften... Enfin, zo hadden we het afgelopen jaar dus de feestbundel voor A. Hagen (Taalvariaties, Dordrecht 1996; ISBN 90 6765 533 3) onder redactie van R. van Hout en J. Kruysen, en de feestbundel voor Ina Schermer-Vermeer (Grammaticaal spektakel, Amsterdam 1997; ISBN 90 801021 6 4) onder redactie van E.H.C. Elffers-van Ketel, J.M. van der Horst en W.G. Klooster. Beide bundels bevatten uiteenlopende en vaak heel interessante bijdragen van tal van auteurs. G. Geerts kreeg bij zijn Leuvens emeritaat een bundeling van eigen werk aangeboden (Nederlands, een en veelzijdig, uitg. Universitaire Pers Leuven 1995; ISBN 90 6186 694 4).
P.G.J. van Sterkenburg en M.C. van den Toorn onderzochten in Veertig jaar journaal, veertig jaar taal veranderingen in het recente Nederlands (uitg. Sdu, Den Haag 1997; ISBN 90 12 08349 4), hetgeen een charmant boekje heeft