dat ik zwaar terugsla. Ik ga dat nooit doen. Men moet geen schrik van zijn eigen schaduw hebben als men een publieke functie uitoefent. Al roep ik misschien wat weerstanden op, ik ondervind ook wel een zeker respect. Men moet gewoon durven zeggen waar men voor staat. Mensen reageren soms in eerste instantie negatief, maar men moet ze de tijd gunnen om wat dieper over de dingen na te denken. Het is een bewustwordingsproces. Men kan steeds herhalen hoe slecht iemand is, uiteindelijk willen de mensen toch wel eens zelf zien en oordelen.’
De emoties komen vaak sneller dan de verstandelijke argumenten. ‘Ik heb ter zake ook mijn leergeld moeten betalen,’ zegt Leman en vertelt hoe SP-voorzitter Louis Tobback hem eens vroeg: ‘Hebt gij nu nog niet door hoe irrationeel de massa reageert?’
Er bereiken Leman wel eens brieven waarin mensen hem vragen waarom hij zo tegen het Vlaams Blok is. Ze spreken dan het vermoeden uit dat het om een ‘Belgicistische reflex’ gaat. (Het Centrum is een federale instelling.)
‘Dat is beslist niet zo,’ aldus Johan Leman. ‘Ik heb helemaal geen pro- of anti-Belgische optie. De dag dat het Blok zijn racisme laat varen, spreek ik me er geenszins meer over uit. Ik probeer mijn job zo goed mogelijk te doen. Ik kan er moeilijk naast kijken als mensen affiches verspreiden: migranten op een vliegend tapijt het land uit. Het gedachtengoed van extreem-rechts zorgt voor een stuk luchtvervuiling. Daarenboven luisteren de andere partijen ook zeer goed mee.
Ik begrijp dat er in tijden van economische crisis een voedingsbodem te vinden is voor extreem-rechts. Als ouders hun hele leven hard werken om hun kinderen te laten studeren en als die, eenmaal afgestudeerd, geen werk vinden, dan is dat een ernstige frustratie voor de betrokkenen, ik begrijp dat heel goed. Als op zo'n ogenblik mensen uit Afrika of elders naar hier komen en men krijgt de indruk dat daar wel middelen voor zijn, dan begrijp ik dat dat een xenofobe reactie teweeg brengt.
Culturele verschillen? Japanners en Chinezen hebben ook culturele verschillen. Ik denk dat mensen met culturele verschillen kunnen leven op voorwaarde dat ze er geen last van ondervinden. De reële culturele verschillen hebben te maken met jongeren waar men geen vat op heeft. Vaak zijn het juist jongeren die een stuk van hun cultuur kwijt zijn. Er ontstaat een sociale problematiek in groepen die cultureel anders zijn. Waar men in de steden vaak over struikelt: de duidelijk zichtbare jongerencriminaliteit. Men noemt die de kleine criminaliteit, maar die is desalniettemin zeer hinderlijk.
Er bestaat ook een ander, nogal plat racisme, dat voortkomt uit een gebrek aan cultuur bij de betrokkenen. Ik merk dat nogal eens wanneer ik voor service-clubs ga spreken. Een zeker provincialisme. Men verwart soms het bezitten van veel geld met cultuur hebben.’
In welke mate is de islam een element dat het racisme voedt?
‘Dat speelt mee,’ zegt Leman. ‘Nogal wat mensen hebben schrik van de islam. Ik heb daar enig begrip voor als ik naar Algerije kijk. Voorheen was het Libanon, maar het is de laatste jaren altijd wel ergens geweest. Dat bepaalt het beeld.
De moslims hier geven te weinig tegenwind. Het zou voor ons en de integratie goed zijn als een paar notoire moslims af en toe de stem zou verheffen en zeer duidelijk zeggen: wij, Belgische moslims, gaan niet akkoord. Bijv. met de affaire Rushdie. Dit gebeurt niet genoeg. Maar kijk, ik kan die mensen niet tot heldendom verplichten. De groep die zoiets kan doen, is klein. Ik zou ook willen dat ze duidelijk stelling namen tegenover moslimbroeders. Ik wil niet iedere moslimbroeder over dezelfde kam scheren, het is een zeer heterogene groep, gaande van mensen die geweld principieel afzweren tot andere. Privé hebben de moslims wel duidelijke standpunten, maar niet in het publiek. Een deel van de Vlaamse gemeenschap blijft met de vraag: wat is dat nu met die islam?
De moord op het Marokkaanse meisje Loubna in Brussel heeft, historisch gezien, iets veranderd. Vergelijkbaar met de mijnramp in Marcinelle vroeger. Toen besefte men dat gastarbeiders wel degelijk gevaarlijk werk deden. Nu hebben veel mensen gevoeld - en voelen is vaak belangrijker dan denken -: dat zijn mensen zoals wij en de manier waarop ze behandeld werden, dat kan niet. Belangrijk was het feit dat die mensen continu zo sereen reageerden. Voor velen werd duidelijk dat je niet kunt spreken van dé Marokkaan, dé migrant, dé moslim.’
Directeur Leman vindt de balans van 8 jaar migrantenbeleid positief.
‘Het allereerste dossier dat ik behandelde, ging over de “terugkeerpremie”. April 1989. Men stelde in die periode de mensen voor terug te keren. Men vroeg zich af: werkt dit systeem nu? Moeten de premies de hoogte in? Enzovoort. Men had toen nog de idee: de migrant is iemand die terugkeert. Nu, acht jaar later, is die discussie voorbij. Nu zegt men: de illegalen moeten terug. Goed, dat is een heel ander verhaal. De basisfilosofie is in die acht jaar volledig veranderd. Voor mij betekent dit dat de mensen aannemen dat onze samenleving definitief ook uit allochtonen bestaat. De discussie is nu: op welke manier gaan de allochtonen deelnemen aan het openbaar ambt.’