haar drie verhalenbundels, en ‘De heidendochters juichen’ is de Nederlandse titel van haar roman.
De tweede voornaam van Riana Scheepers is Wilhelmina. Die verwijst naar Nederlandse wortels. Haar voorouders trokken in 1701 uit Gelderland naar Zuid-Afrika. Riana groeide op een boerderij in Pongola, een dorp in het subtropische Zoeloeland, het huidige Kwazulu-Natal. Zoeloekinderen waren haar speelkameraadjes. Apartheid was er onbestaande. Riana kreeg zelfs een Zoeloenaam: Ntombenhle, wat mooi meisje betekent, en ze was er zelfs heel lang van overtuigd dat ze ooit met haar zwarte vriendje Bubesi zou trouwen. (‘Hij was niet alleen mijn vriend, hij was ook mijn bloedbroeder, mijn broer en mijn zuster.’ Dit zegt de Ntombenhle die in ‘Die heidendogters jubel’ aan het woord komt.) Het landschap en de mensen van die kinder- en jeugdjaren zijn nadrukkelijk in haar literaire werk aanwezig. Belangrijk voor de schrijfster was de ‘swart ouma’, de oudste vrouw van het dorp, naar wiens verhalen ze, als kind tussen de andere kinderen, 's avonds bij een open vuur ademloos luisterde. Het waren spannende verhalen over allerhande wrede dingen, over rovers, kidnappers en moordenaars, die uiteraard begonnen met: ‘Er was eens lang geleden...’ Aan het eind van het verhaal spuugde de vertelster in het vuur. Dit was een ritueel waarmee ze de vertelling als het ware doodde en zo belette dat de kinderen er nachtmerries van zouden krijgen. Op een dag begon Riana de verhalen van swart ouma op te schrijven zonder ook maar de ambitie te koesteren schrijfster te worden. Vooraleer het zo ver was, had ze al een hele weg afgelegd. Ze was weggegaan van haar geboorteland om in Bloemfontein Nederlands en Afrikaans te studeren. Ze trouwde er een rijke man met wie ze twee kinderen kreeg. Het huwelijk liep op de klippen en ze keerde naar haar geboortegrond terug. Ze nam een baan als docente Nederlands en Afrikaans aan de universiteit. Ze vindt het opmerkelijk dat ze pas begon te schrijven toen ze gescheiden was en een vaste job had, en niet toen
ze een rijke society-dame was met personeel en tijd zat. Niet dat ze de romantische idee koestert dat een kunstenaar honger moet lijden, maar toch.. Ook nu heeft ze een voltijdse baan. Schrijven gebeurt in de vrije tijd.
De Zoeloecultuur is bijzonder hard. De man is de heerser, de vrouw niet meer dan een slavin. De besnijdenis van de vrouw is een wijd verspreide praktijk. De reden voor deze wreedheid is de gedachte dat de vrouw op deze manier wel geen behoefte zal voelen haar man te bedriegen. Een Zoeloegezegde luidt dat een vrouw nog minder is dan een koe, want de laatste heeft vier spenen. Koeien zijn vaak een onderdeel van de lobola, de bruidsschat. Een Zoeloevrouw mag haar man niet aankijken en niet samen met hem eten. Zelfs de eerste lettergreep van zijn naam moet ze volledig uit haar taalgebruik bannen. Ze moet er een ander woord voor zoeken. Pas als ze een kind krijgt, mag ze haar man ‘de vader van...’ noemen. Blijft ze onvruchtbaar, dan ziet haar leven er verder allerminst rooskleurig uit. De schoonfamilie eist de bruidsschat terug, de eigen familie verstoot haar omwille van de schande. En hoe onwaarschijnlijk het ook lijkt, toch zegt Riana dat ook een Zoeloehuwelijk met liefde begint.
Riana Scheepers voelt zich heel nauw verbonden met haar Zoeloezusters. Ze heeft het in haar verhalen heel vaak over gebeurtenissen uit hun harde bestaan. Ook het tropische Zoeloelandschap is een opvallende factor in haar werk. ‘Er vindt in Zoeloeland als het ware een symbiose plaats tussen mensen en landschap,’ zegt de auteur. Ze hanteert een mooie, poëtische taal waar een grote suggestieve kracht vanuit gaat en die hier en daar aan Hugo Claus doet denken. Scheepers moet het niet van breedvoerige beschrijvingen hebben, wel van haarscherpe waarnemingen. In haar jeugd schreef ze wel eens gedichten maar nu vindt ze dat ze daar eigenlijk geen talent voor heeft. ‘Goede gedichten schrijven is zeer moeilijk,’ zegt ze, ‘ik kan het niet.’
Het feit dat Scheepers vaak over vrouwen schrijft, heeft niets met vrouwenstrijd of feminisme te maken. Nog minder met het willen brengen van een boodschap. Ze koestert niet de ambitie een wereldverbeteraar te zijn. Ze griezelt bij de gedachte alleen al. Ze schrijft over de dingen die ze kent en probeert dat zo goed mogelijk te doen. Punt. Dat ze als blanke over Zoeloevrouwen schrijft, heeft alleen met haar afkomst te maken. Ze heeft niet de pretentie te beweren dat ze de Zoeloecultuur van binnenuit beschrijft. Dat is nog iets heel anders. Maar als vrouw en als moeder kan ze zich heel intens inleven in de gevoelswereld van haar (Zoeloe) zusters. Er zijn gevoelens en angsten die alle moeders ter wereld met elkaar delen, welke huidskleur ze ook hebben, welke graad van beschaving ze ook bereikt hebben, en dat is zeker zo in landen waar geweld en oorlog permanent aanwezig zijn. Scheepers probeert te begrijpen en brengt daarvan verslag in haar boeken.
Een andere gave die vrouwen volgens de auteur met elkaar delen is de creativiteit om in bijzonder penibele omstandigheden te overleven. Haar eerste roman ‘Die heidendogters jubel’ is het relaas van een jong meisje dat een week lang als soldatenwip in een legerkamp vertoeft. Het is vooral Scheepers' poging om dit fenomeen, maar nog meer de diepere motieven van geweld en oorlog, te doorgronden. Scheepers heeft zich uitgebreid voor dit boek gedocumenteerd door vele gesprekken met vrouwen die soldatenhoer geweest waren, door bezoeken aan kampen, enzovoort. Scheepers kreeg na het verschijnen van het boek heel wat kritiek te slikken. Nogal wat moeders namen aanstoot aan