het, dus hij schrijft de juiste definitie op: ‘het geluid dat een druppel maakt als hij van op grote hoogte neergelaten wordt op een glazen oppervlak’. Anderen schrijven iets anders. Niet grappig, maar juist, d.w.z. iets waarmee je mensen kan beetnemen. Briefjes worden ingeleverd en de man die het woord heeft, leest ze alle zes voor. Is ‘plink’ ten eerste dit, dat of dat? Als je het juist hebt, krijg je een punt. Als je definitie vals was, krijg je een punt per mens die je hebt beetgenomen en de spelleider krijgt een punt per persoon die het niet juist wist. En zo gaat het door. Ik stuurde het idee naar Van Dale, maar ze stuurden het terug, het bestaat al.
En wat ligt er in de schuif met proza te wachten?
Ik heb nu zeven verhalen klaar. Als ik niet schrijf, verveel ik mij toch maar op vakantie. En ik heb ook nog een heel goed idee voor een toneelstuk dat ik wel eens wil schrijven. Het toneelstuk dat ik al schreef was geen goede ervaring en nu wil ik het wel eens echt goed doen. ‘A well-made play’, zoals ze zeggen. Het wordt iets spannend, een soort psychologische thriller. Een titel heb ik al, ‘Kill your darlings’. Maar misschien moet ik dat niet zeggen, anders is er iemand in Nederland die dat pikt.
Is het zo dat u tegen Nederland aankijkt?
Ik heb een tijd met Nederland gedweept. Toen ik een jaar of twintig, vijfentwintig was, begon iedere jongeman met Nederland te dwepen, dankzij de Nederlandse televisie natuurlijk. De opkomst van Kees Van Kooten en Wim de Bie. Het programma ‘Hadimassa’. Hans Verhagen. Alles uit Nederland was goed toen. En ze spraken toch zo goed en bij ons spraken ze toch zo slecht. Ik was toen geabonneerd op Vrij Nederland en de Haagse Post, jaren heb ik dat genomen. Carmiggelt vond ik goed, Renate Rubinstein. En dan stilaan begin je de slechte kantjes te zien, word je daarvan gesatureerd. Dat drammerige, dat gelijkhebberige, dat afbijten principiëel in details en daar dan nog eens principiëel over zitten emmeren. Tot voor kort, want nu begint dat ook te veranderen, lieten we ons hier zowat alles aannaaien en het stak allemaal zo nauw niet, dat was niet goed, maar in Nederland vond ik dat ze wat overdreven: Mierengeneuk en Prinzipienreiterei. Nu is dit gekanaliseerd. Ik volg nog Remco Campert, Van Kooten, Kossmann en Mulisch, Hermans, Reve. En het boek ‘Mijn beter ik’ van Rubinstein heb ik ingekort en wordt binnen afzienbare tijd op de radio voorgelezen.
Dat boek gaat over een relatie, net zoals veel van uw werk over relaties gaat, al is de invalshoek daar zelden of nooit ernstig.
Ja, ik kan me niet voorstellen dat ik daar ooit een larmoyant boek over zou schrijven. Over hoe ze me verliet of zo, dat krijg ik niet over mijn lippen, dus het is altijd wel wat geamuseerd. Relaties houden me nogal bezig, maar vaak als spel, absoluut.
Ik ben op een college opgevoed, dus het eerste meisje dat ik dierf aanspreken, dat heeft nogal lang geduurd. Ik herinner me bijvoorbeeld een zomeravond op de fiets waarbij ik achter het buurmeisje reed, die ik al lang vanop afstand bewonderde. Ik fietste langs haar, sprak haar aan en maakte een afspraak aan het park. Een half uur later ging ik op een bank zitten. Ik was er, zij ook en.... ze had een vriendin bij. Ik ging naast haar zitten op een bank en toen ik een arm om haar heen sloeg, stond ze op en fietste ze weg met haar vriendin. Dat is waarschijnlijk een trauma voor de rest van mijn leven geweest. Aan de andere kant weet ik ook nog het moment dat ik een lief had en toen, plots, door een verstrooide vergissing een tweede lief, en dat ik dacht: ‘Dat lukt eigenlijk vrij aardig, die hoeven het van mekaar niet te weten.’
U gaat prat op het vrijgezellenbestaan?
Ik ga er prat op aan de ene kant, maar aan de andere kant zou ik ook niet alleen oud willen worden, dus ik heb de hoop om binnen de vijf jaar de vrouw van mijn leven te vinden. Een die mee met mij lacht als iemand ‘de impromptu's van Chopin’ op z'n Latijns uitspreekt op de televisie. Ik ben wel streng, maar ook rechtvaardig. Ik heb eens een paar keer een grappig lief gehad, al kan het natuurlijk ook zijn dat ik ze alleen grappig vond omdat ze met mijn grappen lachte, maar er zijn er toch ook andere. Ik zou ooit tegen Marc Uytterhoeven gezegd hebben - die heeft dat toch onthouden: ‘Als ik ooit een grappige vrouw vind, dan trouw ik met haar.’
Zal u dan de rust vinden om een roman te schrijven of heeft u dat al gedaan?
Eén jeugdroman, bij Lannoo. Het raadsel van Rose Cottage. Ik weet dat ik de lengte aankan, maar ik heb eigenlijk minder zin in een roman schrijven dan je denkt, hoor. Ten eerste heb ik uitgerekend dat er verschrikkelijk veel werk in kruipt en dat je daar heel weinig mee verdient en ik begin meer en meer belang te hechten aan dat meer verdienen en minder aan hoe geweldig beroemd ik er mee zal worden. Ik had eens een vriend aan wie ik vroeg: ‘Wat wil jij eigenlijk worden, beroemd of rijk?’ En die zei altijd: ‘rijk’ en ik zei altijd ‘beroemd’, maar nu treed ik hem eerder bij. Geld, veel geld, lijkt me wel leuk. Maar een roman, dat weet je ook, 3000 exemplaren en je hebt al een bestseller. Daar verdien je dan een maandloon mee als je alles uitrekent en je werkt er dan waarschijnlijk een jaar aan.