De bedoeling is dat tot het jaar 2000 in een dertigtal boekwerken de weerslag wordt gegeven van het gelijknamige prioriteitsprogramma, een initiatief van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). En verder kan men lezen: Centraal in het onderzoeksprogramma - en dus ook in de reeks - staan de culturele relaties tussen Nederland en de andere Europese landen in heden en verleden. Bovendien wordt uitgebreid aandacht besteed aan onze cultuur, bezien vanuit zowel Nederlands als Europees perspectief. Daarmee draagt Nederlandse cultuur in Europese context de kennis aan die u nodig heeft om een gefundeerde mening te vormen over Nederlands’ culturele identiteit. Een mening die onmisbaar is om deel te kunnen nemen aan de maatschappelijke discussie over de gevolgen van de Europese eenwording.
De strekking is vanuit algemeen-Nederlands gezichtspunt verbijsterend. Juist in een tijdvak waarin staten minder belangrijk worden en regionalisering op gang komt, ook over bestaande grenzen heen, komt een dergelijk project als achterhaald voor. Duidelijk klinkt in het project de nationalistische ideologie door waarin territorialiteit, cultuur en etniciteit noodzakelijkerwijze en van nature zouden samenvallen. Juist dit ‘homogeneistisch denken’ zoals Jo Tollebeek het noemt in zijn bespreking in Ons Erfdeel van het boek van R. Detrer en J. Blommaert, wordt in ruime kring bekritiseerd. De homogene ‘nationale identiteiten’ en ‘culturen’ worden in dat boek terecht als ‘artificiële constructies’ afgedaan.
Nu is niet te ontkennen dat zeker in de laatste halve eeuw homogeniserende culturele tendensen binnen Nederland en Vlaanderen zijn opgetreden. Toch begint in de laatste decennia het besef alom door te dringen dat er sprake is van een Nederlandstalig cultuurgebied met een boeiende interne culturele verscheidenheid en wisselwerking.
Maar keren we terug naar het programma ‘De Nederlandse cultuur in Europese context’. Ook vanuit zuiver-historische gezichtspunt zijn de nodige bezwaren aan te tekenen. In het programma heeft men gekozen voor vier ‘ijkpunten’: de jaren 1650, 1800, 1900 en 1950. En vermoedelijk niet zonder reden want het jaar 1500 als ijkpunt past niet in het nationale beeld van Nederland. De Nederlanden met als zwaartepunt Vlaanderen en Brabant waren toen het economische en culturele middelpunt van Europa. Holland speelde daarin een ondergeschikte rol, iets wat pas na 1568 veranderde als gevolg van de onafhankelijkheidstrijd. Pas daarna wordt de cultuurgeschiedenis van de hollandocentrische geesten van het project De Nederlandse cultuur in Europese context interessant. Bij de keuze van de ijkpunten 1650 en 1800 kunnen vanuit wetenschappelijk standpunt de nodige vraagtekens geplaatst worden. Nederland binnen de huidige grenzen bestaat pas sedert 1839 als men de ingewikkelde verhoudingen van Limburg als deel van de Duitse Bond in de decennia daarna buiten beschouwing laat. Nederland als staat met zijn instituties e.d. kreeg weliswaar vorm als Koninkrijk Holland in de Franse tijd, maar dat betekent nog niet dat vanaf dat tijdstip sprake is van een homogene Nederlandse cultuur binnen de staatsgrenzen. De ‘Hollandificatie’, zo men wil ‘Nederlandificatie’ van heel Zuid-Nederland is eerst na 1900 opgang gekomen en heeft zich pas na de Tweede Wereldoorlog definitief doorgezet. Slechts het ijkpunt 1950 zou onder de nodige beperkingen representatief kunnnen zijn voor de ‘Nederlandse’ culturele identiteit waarover in de folder sprake is.