‘Neen, neen. Hoeft ook helemaal niet. Nederland is goed geweest in schilders, die eeuw heeft een paar belangrijke schilders opgeleverd. Ik vind Nederlandse literatuur sowieso niet zo interessant. Multatuli, Van Deyssel en hier en daar wat van Hermans, zijn essays (Het sadistische universum), ja. Van Hermans zijn romans hield ik niet zo.’
‘U noemt in Oud en Onvolwassen schilder Han van Meegeren.’
‘Ik ben dol op dit soort vervalsers. Het heeft ook iets met eerlijkheid te maken, hè? Ik ken iemand die goedkope wijn in Amerika heeft verkocht met een etiket van dure wijn.
Nou, dat is jarenlang goed gegaan en men heeft ervan genoten, van die wijn. Dat is toch uitgekomen op een of andere manier. Moet je zo'n man daar nou voor straffen? Hij heeft een prettige illusie gegeven. Of die man die de dagboeken van Hitler heeft gemaakt. Hij heeft ze niet vervalst, maar gemaakt. Ik heb een interview met die man gezien, een grappige man. Dergelijke bedriegers spelen in op het snobisme dat bij veel mensen leeft die een minderwaardigheidscomplex hebben en denken dat zij hun waarde in de ogen van anderen kunnen vergroten door zich met kostbare producten te omringen. Het is eigenlijk heel zielig als je pas een beetje gelukkig kunt zijn wanneer je denkt dat anderen je om iets benijden.’
‘Een handtekening van Theo Kars, bijvoorbeeld?’
‘Ik heb in Beschermengelen geschreven dat ik het eigenlijk beledigend vind als iemand je handtekening vraagt. Het is niet zo bedoeld, maar het komt er wel op neer. De waarde van een boek wordt uitsluitend bepaald door de inhoud.
Een handtekening van de schrijver voegt daar niks aan toe.’
‘De meeste mensen zijn pas gelukkig als de buitenwereld denkt dat zij gelukkig zijn’, schrijft u in datzelfde boek. In uw werk beschrijft u vaak hoe afgunst en jaloezie mensen ongelukkig maakt.’
‘Een man die bang is z'n vrouw te verliezen, die heeft haar al verloren. Maar wat de afgunst betreft, mensen iets niet gunnen, dat vind ik inderdaad een zeer verwerpelijk instinct. Je kunt beter de energie die je aan het onderhouden van je ergernis geeft, zo gebruiken dat je het zelf ook goed krijgt. Ik vind het een zeer negatief instinct om je kwaad te maken over het geluk van anderen.
Daar word je zelf niet gelukkiger door.
Het kan ook wel voorkomen dat iemand iets heeft wat in jouw ogen misplaatst, onrechtvaardig is. Maar het is ook niet verstandig je daar druk over te maken, want zo is het leven. En je schiet er zelf niks mee op. Het is net als met het koesteren van wraakgevoelens. Dat is ook heel negatief. Je wordt van je eigen leven afgehaald, van de zoektocht naar je eigen geluk.’
‘Politiek is dus niet echt een manier om gelukkig te worden?’
‘Ik denk dat een idealist als politicus maar zeer zelden voorkomt. In de regel noemen ze zich natuurlijk allemaal idealist. Ik denk niet dat een politicus snel zal zeggen: ja, ik houd van macht en daarom wil ik graag een belangrijke functie in de regering.’
‘Te pas en te onpas gebruikt men dan het woord: “Integriteit”.’
‘Natuurlijk, zo willen zij zichzelf aanprijzen. Maar ik denk heel cynisch over dit soort mensen hoor. Op zichzelf vind ik dat ook niet eens zo erg. Als ze er maar voor uitkomen.
Politici: er is een heel klein aantal dat bepaalde idealen heeft, dat integer is, dat bijvoorbeeld de wereld wil verbeteren, maar die kunnen heel veel schade aanrichten, meer dan de zakkenvullers en de machtswellustelingen.
Als je Hitler neemt, dat was eigenlijk een idealist. Hij wilde de wereld verbeteren. Dat deed hij niet om zijn zakken te vullen, hoor. Hij was niet rijk. Geld interesseerde hem helemaal niet. Hij was ook niet iemand die heel zijn familie aan baantjes hielp. Neen, hij wilde de wereld verbeteren.
Nou, dan zie je wat er gebeurt. Of Robespierre. De onomkoopbare. Ja, die had het zo goed met de mensheid voor dat hij mensen naar het schavot, naar de guillotine stuurde.’
‘U beschrijft in uw werk heel wat avonturen met vrouwen. U moet wel beducht zijn voor aids en aanverwanten?’
‘Ik maak me er helemaal niet druk over. Ik denk, en dat is ook door een aantal wetenschappers verteld -ik heb het niet van mezelf- dat de kans dat je neerstort als je van Amsterdam met het vliegtuig naar Mallorca gaat, groter is dan de kans dat je aids krijgt als je vrijt zonder condooms. Ik heb in mijn hele leven -en ik ben seksueel toch niet bepaald inactief geweest- nog nooit voorbehoedsmiddelen gebruikt. Nou, ik heb nog nooit een kind gemaakt -en ik ben echt niet steriel-, nog nooit een geslachtsziekte gekregen. Ik denk dat er toch een soort bangmakerij achter zit. Ik weet dat heel veel mensen heel blij waren toen de ziekte aids was ontdekt. “Zie je wel, je mag dat niet doen”, zeiden die, maar dat waren de mensen die het zelf toch al niet deden. Ze willen van hun nood een deugd maken.’