Hervormen
Nederland en België zitten met een gelijkaardig probleem: beide landen worstelen met een veel te duur pensioenstelsel, dat op termijn aan hervorming toe is. Men zal vooral zwaar aan de financiering moeten sleutelen. Raymond van Ham, chef pensioenen bij het BBZ: ‘In Nederland wordt elk jaar opnieuw bekeken hoeveel geld er nodig zal zijn om alle uitkeringsgerechtigden te kunnen bedruipen. In het licht van die analyse past de overheid haar belastingsstelsel desnoods aan. De Belgische wetgeving is stricter: daar raakt de regering nooit aan de 8,5 procent voorheffing op de uitbetaalde lonen, die rechtstreeks in de pensioenkas vloeit.’ Maar dat zal de problemen niet uit de wereld helpen. Het is een puur mathematische redenering: de slinkende actieve bevolking kan de groeiende groep gepensioneerden en andere uitkeringsgerechtigden niet blijven onderhouden. En reserves zijn er niet, of amper. Van Ham: ‘Zonder hervormingen zitten we tegen 2010 gegarandeerd in de problemen.’
Voorlopig is hervorming van de sociale zekerheid in het algemeen en van het pensioenstelsel in het bijzonder, een teer punt in respectievelijk de Belgische en de Nederlandse regering. De laatste klampt zich voorlopig vast aan het systeem, dat elke Nederlander vanaf zijn vijftiende pensioenanciënniteit laat opbouwen. Zelfs als hij of zij geen inkomen heeft. De hele werkende bevolking betaalt in gelijke mate om het nodige geld voor de transacties te kunnen genereren. Dat vaste bedrag wordt door heffing op inkomen, al dan niet uit beroepsactiviteiten, verzameld. Een gelijkaardig inkomen financiert het Belgische systeem, zij het slechts gedeeltelijk. De sociale verzekeringsheffing treft zowel werkgevers als werknemers in België: de werkgevers storten 8,86 procent van het brutoloon naar de pensioenkas door, de werknemer draagt automatisch 7,75 procent van zijn loon hiervoor af.
De bijdragen vertalen zich in uitkeringen van verschillende orde. Nederlanders hebben recht op een vast bedrag, dat het niveau haalt van een minimumloon. De enige, minieme schommelingen die kunnen voorkomen, zijn ingegeven door verschillen in het aantal verzekeringsjaren. Hoe langer je, vanaf je vijftiende, in Nederland werkt of verblijft, hoe hoger je Nederlandse pensioen. Ook België oriënteert de grootte van het pensioen op de duur van de verzekerde periode, maar het neemt daarenboven ook het gemiddelde loon van de verzekerde in acht. Het pensioen benadert sterk het loon van de actieve arbeider, aangepast naargelang de index.
‘De ingrijpende verschillen in de twee systemen maken dat je de twee pensioenstelsels eigenlijk niet kunt vergelijken’, bedenkt Cees van Gils. ‘Zeker niet als je de absolute cijfers naast elkaar zou leggen. Bovendien zijn er in Nederland verschillende pensioensinstellingen. Toch kun je zonder problemen zeggen, dat het uitkeringsniveau in België hoger is dan in Nederland. Of beter: dat een jaar sociale verzekering in België zwaarder weegt dan in Nederland. Zeker door de relatie met het verdiende loon tijdens de actieve carrière.’