Piet Stockmans en het porselein
◼ Guido Logie
Beeldend kunstenaar Piet Stockmans, zoon van een Nederlandse, werd op 26 oktober 1940 geboren in Leopoldsburg. In 1988 kreeg hij de staatsprijs voor beeldende kunsten van de Vlaamse Gemeenschap. Zeven jaar later benoemde de Vlaamse regering hem tot Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen. Redenen genoeg voor uitgeverij Lannoo om, met steun van de Vlaamse Gemeenschap, een mooi kunstboek over Stockmans in het Nederlands en in het Engels uit te brengen.
Jo Rombouts verzorgde de redactie van het boek. Dit betekent dat hij, naast eigen teksten, ook fragmenten van anderen, o.a. van kunstcritici, verzamelde. Zo ontstaat een gevarieerd portret van een gelauwerd artiest. Zijn het in eerste instantie de foto's van het uiteenlopende werk van Stockmans die de aantrekkingskracht van het boek uitmaken, ook de notities die de kunstenaar in de loop der jaren aan zijn werk wijdde, mogen er zijn. Ze maken in al hun beknoptheid duidelijk hoe hij tegen zijn werk aankijkt.
Stockmans werkt met porselein, dat wel vaker het ‘witte goud’ wordt genoemd. ‘Piet Stockmans koestert het medium porselein in al zijn facetten: hij ontwerpt industrieel geproduceerd serviesgoed, hij vervaardigt ambachtelijke objecten en hij creëert artistieke installaties,’ aldus Jo Rombouts in zijn voorwoord. Daarmee heeft hij aangegeven hoe hij Stockmans benadert: eerst als ontwerper, vervolgens als ambachtsman en ten slotte als kunstenaar. Stockmans was van 1963 tot 1989 industrieel ontwerper bij de porseleinfabriek Royal Mosa in Maastricht. Van de koffiekop ‘Sonja’ werden op zo'n 25 jaar 50 miljoen exemplaren vervaardigd! Hij ontwierp eveneens het noppenbord voor gehandicapten en de Norma-set, het voedselverdeelsysteem voor grootkeukens. De ambachtsman schrok er niet voor terug om de werkman - de uitvoerder - te laten deelnemen aan het onstaan van het werk, vazen bijvoorbeeld. Zijn ‘installaties’ vallen vooral op door het repetitieve
aspect. Stockmans zelf heeft het over de herhaling als een ‘ritueel, een rustgevende activiteit’. Zijn installaties bestaan vaak uit repen porselein die hij vormt, vooraleer ze in de oven terechtkomen. Ze zijn op vele openbare plaatsen in de Nederlanden te zien: op het Campo Santo van Sint-Amandsberg, in het Cultureel Centrum van Hoofddorp, in het Brusselse metrostation Georges Henri,... Kunstcriticus Ludo Bekkers had het over ‘door de droogte gekrulde vellen die in een ritmische beweging naast elkaar gelegd werden’. Stockmans ‘legt tumuli-inhouden bloot van een beschaving die hij heeft uitgevonden en waarvan hij slechts de geschiedenis kent’.
Naar eigen zeggen was het Stockmans' bedoeling ‘porselein in zijn meest materiaal-eigen vorm te tonen’. Daarvoor moest hij het loskoppelen van zijn traditionele perceptiewijze. Het ziet ernaar uit dat hij daar voortreffelijk in geslaagd is.
(Piet Stockmans. Tielt: Lannoo, 1996, 695 BF/fl. 38)