delvoordrachten bereikt hij al gauw zo'n vijf- à zesduizend mensen per jaar. De Ridder is van de generatie '68. De generatie die de verbeelding, de creativiteit aan de macht wou brengen. In zijn voorkomen houdt hij het midden tussen provo en kabouter. Hij vindt het niet meer dan normaal dat hij zich als Brusselaar voor zijn stad inzet. Gratis en belangeloos. ‘Op dezelfde manier als ik ook voor mijn vrouw en kinderen zorg’, zegt hij. Hij geeft toe dat een dergelijke visie vandaag de dag niet meer zo vanzelfsprekend is. ‘De meeste mensen zijn tegenwoordig zo hard bezig met hun baan en met geld verdienen, dat er geen ruimte meer is voor andere dingen’, aldus De Ridder. De liefde voor Brussel heeft De Ridder van zijn vader meegekregen. Die eenvoudige drukker ging op zondag regelmatig met zoon Paul door de binnenstad wandelen en wees hem dan af en toe op gebouwen en plekjes die hij mooi vond, en vertelde wat over het verleden van de stad. Vaak zuchtte hij dan: ‘Als die stenen konden spreken...’. Uiteraard besefte hij niet dat zijn zoon als historicus het als een levenstaak zou beschouwen om die stenen inderdaad te laten spreken.
‘Alle taalwetten die men vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw en in onze eeuw heeft uitgevaardigd, zijn telkens weer in Brussel betaald. Om Vlaanderen eentalig Nederlands te maken, heeft men telkens weer toegevingen gedaan aan Franstaligen in Brussel’, zegt Paul De Ridder met grote stelligheid. ‘Men heeft dus voor een groot deel het “probleem” Brussel zelf gecreëerd. De grote verfransing van Brussel is het werk geweest van de Belgische staat. Indien die er niet was geweest, dan zou niemand het vandaag de dag in zijn hoofd halen om te spreken over het Frans in de zeventiende en achttiende eeuw in Brussel.
Daarvoor was het fenomeen veel te marginaal. Rond 1900 was 90% van Brussel Vlaams. Daarenboven bestonden er toen overal in Europa Franstalige groepen: in Warschau, Moskou, Berlijn.... Brussel is in belangrijke mate verfranst door mensen die men deed inwijken: Walen én Fransen. De Brusselaars kenden geen Frans, maar uiteraard werden ze onder sociale druk verfranst. Vandaar dat ik aan de Nederlandstaligen zeg: “In 's hemelsnaam, geef Brussel niet op”. Men geeft Brussel in de mentaliteit op. Het interesseert de mensen niet meer. Men wil het probleem niet meer zien, dan is het er niet meer. Wel, dat zal hen bijzonder zuur opbreken. Brussel ligt in het Nederlandse taalgebied, is er met duizend-en-één vezels mee verbonden. Het grootste gedeelte van zijn geschiedenis was het een eentalig Nederlandse stad. Als men Brussel een eentalig Franse stad laat worden, dan vallen binnen de kortste keren ook Leuven en Mechelen. Men moet in Brussel aanwezig blijven. Het is een opvallende paradox: op het ogenblik dat het er in Brussel voor de Nederlandstaligen inzake politieke rechten, enzovoort, beter uitziet dan ooit, dreigt Brussel de Vlamingen
Sint Michielskathedraal/Sint Goedele
te ontglippen door hun eigen onverschilligheid, door hun drang naar comfort, etc. Brussel is een belangrijk centrum in Europa en de wereld, en wij beschikken over de enorme troef om hier met een gemeenschap van 200.000 à 250.000 Nederlandssprekenden aanwezig te zijn. Vandaar dat ik door mijn voordrachten en publicaties de belangstelling voor Brussel probeer te wekken en levendig te houden.’
‘Mag ik u een Groot-Nederlander noemen?’
‘Als u daarmee bedoelt dat we van vandaag op morgen Nederlandstalig België en Nederland moeten samenvoegen, dan zeg ik: “Wees voorzichtig”. Want ondanks alles, ondanks de enorme band, is er een aantal verschillen gegroeid door de scheiding sinds 1585. Mij valt het, telkens wanneer ik Brusselse documenten raadpleeg, weer op dat men daar spreekt van “Ons Nederlandt, De Princelycke hooftstadt van 't Nederlandt”. Merkwaardig genoeg bedoelt men daar het Zuiden mee. Wat nu Nederland heet, duidt men aan als de Verenigde Provinciën, als Holland. Ik ben van oordeel dat wij eenzelfde volk zijn, maar zoals in ieder volk, bestaan er varianten, en ik pleit voor het eerbiedigen van die varianten. Ik ben een Brabander en verschil als dusdanig van een Limburger. Ik verzet me ook tegen het gebruik van het woord Vlaming wanneer men Nederlandstalige bedoelt. Een Vlaming is voor mij iemand uit West-, Oost- of Zeeuws-Vlaanderen. Daarnaast zijn er Brabanders, Limburgers, Hollanders...’.