Dries Vanhegen als Jago in ‘Othello’, Karel Zwaneveld fotografie
‘Vertel, Dries.’
‘Wat?’
‘Alles, het hele verhaal van je tournee Vlaanderen-Nederland-Vlaanderen. Hoe een West-Vlaming uit Koekelare terechtkomt in Groningen.’
‘Het hele verhaal?’
‘Alles.’
‘Wel. Ik heb in Antwerpen op het Conservatorium gestudeerd. In Antwerpen heb je twee grote toneelscholen: de studio Herman Teirlinck en het Conservatorium. Onze hoofddocente was Dora Van der Groen. Er werkten ook mensen van het Zuidelijk Toneel, Ivo Van Hove en zo. De opleiding duurde vier jaar, maar na drie jaar ben ik gestopt.’
‘Hoe kwam dat zo?’
‘Dat verhaal wil ik je toch besparen. Er was een grote ruzie uitgebroken. Bij alle leerlingen heerste onvrede over de bestaande toestand. Ik ben niet alleen gestopt, hoor, al mijn medeleerlingen van dat jaar hielden het ook voor bekeken. Bij mij kwam daar nog bij dat het niet goed ging in mijn toenmalige relatie. Toen ben ik een jaar gaan werken als ober aan de kust, heb mijn legerdienst gedaan en daarna ben ik pas beginnen te spelen, bij theaters die me kenden. Op een bepaald moment vroeg Karolien Van Gastel, de ex-vrouw van Jan Decleir, me voor een productie die zij zou regisseren. In Amsterdam. Ik stemde toe en werd in Amsterdam gezien door enkele andere mensen, onder wie de directeur van het Noord Nederlands Toneel. Er werd me gevraagd om drie jaar naar Groningen te komen.’
‘Acteurs die deel uitmaken van een vast gezelschap. In Vlaanderen worden ze schaarser en schaarser.’
‘Toch niet. Er is een nieuwe tendens in de theaters. De tijd van de grote gezelschappen is voorbij, dat is waar. Al te veel acteurs dommelden in. Ze hadden een vaste baan, een maandelijks bedrag op hun rekening en moesten soms nauwelijks spelen. Maar wat men nu doet, is gewoon een kleine groep mensen engageren voor een langere tijd. Kleine kernen van vijf, zes mensen. Het Zuidelijk Toneel doet dat, de Trust en het Noord Nederlands Toneel dus ook. Per productie worden die vaste kernen aangevuld met free-lancers. Ik kon langer blijven in Groningen, maar wilde niet. Drie jaar was wel okee. Ik woonde in Groningen, maar heb een vaste relatie met iemand in Gent. In het begin is dat heel leuk, maar dat blijft het niet.’
‘Wat hebben drie jaar Groningen je geleerd?’
‘In die drie jaar heb ik heel veel kleine projecten voorgesteld, in het kader van een project dat wij “het sixpack” noemen, zoals men zes blikjes bier ook noemt. Dat waren dan zes stukken die we heel kort na mekaar maakten. Vijf weken repeteren, twee weken spelen en het volgende. We mochten heel veel zelf invullen: welke regisseur we wilden, welk stuk we wilden spelen.
In Gent had je een gelijkaardig project, “het Salon”. Acteurregisseur Sam Bogaerts had zich daarmee bezig gehouden en ik wilde graag eens met hem werken. En hij wilde ook met ons werken, dus een nieuwe samenwerking was geboren.
Sam Bogaerts is nu artistiek leider van Malpertuis in Tielt. En zij beginnen ook met een kerngroep, die de naam “De Bloedgroep” krijgt. De bedoeling is om het twee jaar te proberen en ik ben er dus bij. Het leek me een mooie overgang. Zo moest ik niet wachten bij de telefoon op opdrachten.’
‘Toen ik de afspraak maakte voor dit gesprek vertelde je me dat je werkloos was.’
‘Dat is zo. “De Bloedgroep” begint pas in juli. Het eerste dat ik zal doen, is een zelfgeschreven monoloog die ik nu aan het schrijven ben. Ik ben dus niet echt werkloos, maar heb ook geen vaste dagindeling. Raar, als je weet dat ik vier jaar lang in een strak ritme het ene stuk na het andere gespeeld heb. Het valt me dan ook wat moeilijk om de discipline op te brengen om te schrijven.’