plaats van de verdwenen natuur kunstmatige groenvoorzieningen te creëren als versiering van de wegen, als entourage van de bebouwing, als camouflage van alles wat lelijk is. Zo verwordt het landschap tot casco.
We zouden een voorbeeld kunnen nemen aan de Gouden Eeuw waarin de bakermat ligt van wat wij als de wezenskenmerken van de Nederlandse cultuur beschouwen. Doch dit gebeurt niet. Integendeel, wij zijn eerder geneigd die kenmerken te relativeren, te ontkennen en zelfs aan te tasten. En evenmin houden we rekening met de eigenschappen van de delta. De Batavieren wisten al dat het zwaartepunt van de delta zeewaarts ligt, in de voordelta. Een voordelta machtig van potentie, zowel uit het oogpunt van natuur en milieu als in economisch opzicht. Daar bundelt zich de kracht van het gebied dat wij bewonen: in de achter ons liggende eeuwen is dat steeds opnieuw gebleken. De bloei van de Hanzesteden, de culturele ontwikkeling tijdens de renaissance van de delta in het zuiden (Brugge, Antwerpen, Walcheren) en in het noorden (Amsterdam, Zuiderzee) de hernieuwde opleving in de negentiende eeuw van Amsterdam, Antwerpen en Rotterdam, en tenslotte, in onze eigen tijd de grootscheepse activiteit van Rotterdam-Europoort, in het gebied Amsterdam-IJmond en rond Antwerpen en in het Brugge-Gent-Westerschelde-bekken.
Desondanks richt het beleid zich met grote hardnekkigheid en tegen beter weten in op het afremmen van de ontwikkeling in het westen. Daarmee dreigen we onze cultuur op zijn meest vitale front aan te tasten. Parallel hieraan gaat het gebrek aan aandacht voor samenwerking met Vlaanderen - in casu de ontwikkeling van het totale deltagebied! De aanleg van de Betuwelijn is in feite een doublure van de lijn Antwerpen-Ruhrgebied die al ten dele is gerealiseerd.
Andersom kwam uit Vlaanderen wel initiatief tot samenwerking, wat zich uitte in de drukke scheepvaart tussen Rotterdam en Antwerpen en het Ruhrgebied. Niet alleen een intensieve samenwerking op het gebied van zeehavens en scheepvaartroutes is noodzakelijk, ook moet de gehele infrastructuur op elkaar worden afgestemd ten behoeve van de verbinding met Duitsland, Frankrijk en Engeland. Met name geldt hier het belang van de Kanaaltunnel.
Hoogwaardige samenwerking met Vlaanderen zal ons economisch en, meer nog, mentaal verrijken! Dat is voor ons deltabekken van niet te meten perspectief, voor ons landschap van grote luister.
Dit artikel is verschenen in het boek ‘Het fenomeen Delta’, uitgegeven door Uitgeverij Blauwdruk, Wageningen