Economische groei
De deling tussen noord en zuid in 1598 bracht een definitieve breuk in de ontwikkeling van Vlaanderen. De vervolging van de protestanten en de massale uitwijking naar het noorden, gepaard aan de zware oorlogsbelasting die de Vlaamse steden opgelegd kregen, leidden tot stagnatie van de economische en culturele ontwikkeling. Dit ondanks de grote inbreng die mensen als Stevin, Van Helmont, Vesalius, Palfijn en Verbist hadden op het vlak van de wetenschappen. Aan het einde van de zeventiende eeuw kwam in het zuiden van België de hoogovenindustrie tot ontwikkeling en dat bracht een belangrijke bloei teweeg in de steenkoolbekkens. Het zwaartepunt werd zo verlegd naar Leuven en Brussel en naar de belangrijkste Waalse industriesteden, zoals Luik. Voor Vlaanderen was van grote betekenis het korte bewind van Willem I. In de periode dat hij België - na de slag van Waterloo en net voor de onafhankelijkheid - onder Nederlands gezag bracht, werd de Gentse universiteit opgericht en het kanaal Gent-Terneuzen aangelegd. Antwerpen ontwikkelde zich in de periode daarna tot grootste Belgische haven en handelscentrum, mede dankzij de scheepvaart naar de rijke kolonie Kongo. Pas na de Tweede Wereldoorlog kende Vlaanderen opnieuw, na vele eeuwen, een echte economische bloei. Tussen Gent en de Nederlandse grens werd langs het verbrede kanaal Gent-Terneuzen een zone voor zware industrie uitgebouwd en omstreeks 1960 werd het eerste Vlaamse staal geproduceerd. De haven van Antwerpen werd massaal uitgebreid met petrochemische industrie, autoconstructie en containeroverslag. Daarbij werd de industrie verschoven naar maritieme locaties. Voor een verbinding met het Luikse staalbekken zorgde het Albertkanaal.
Door de teloorgang van zowel de steenkoolwinning als de verouderde staalnijverheid in Wallonië, sloeg de balans van de economie omstreeks de jaren zestig stilaan door naar het noorden van het land. Vlaanderen met zijn katholieke tradities en overwegend agrarische achtergrond was, mede door zijn maritieme en tevens centrale ligging in West-Europa, een gunstig vestigingsgebied voor multinationale bedrijven van vooral Amerikaanse herkomst. In diezelfde periode werd - middels een urgentieprogramma - de uitbouw van het autosnelwegennet gerealiseerd om tegemoet te komen aan de toename van het autoverkeer. In België is dat vooral transitverkeer van noord naar zuid en van oost naar west.