Maatstaf. Jaargang 30
(1982)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 10]J. Meyers Joden, geld en vrouwen - Mussert en de moraalVan jodenvriend tot antisemietNoch over de joden noch over joden hoorde Anton Mussert in zijn ouderlijk huis ooit euvel spreken. Meester Mussert was in al zijn vezels een negentiende-eeuwse liberaal, een geestelijke nazaat van de Verlichting, waarvan de leer der menselijke gelijkheid het hoogste goed is. Antisemitisme strookte niet met de tot kultus verheven fatsoensconceptie die het dwingende, zelfs dwangmatige richtsnoer voor hem en de zijnen was en die minimaal passieve tolerantie opleverde. De Umwelt van het schoolhuis aan het Kerkewiel gaf ook geen impulsen tot het verschijnsel. Werkendam was een protestantse enclave in het Brabantse; van de traditionele roomse anti-joodse gezindheid was er geen sprake. Bij ontstentenis van joden ter plaatse en de beslotenheid van de dorpsgemeenschap was het begrip als zodanig er trouwens welhaast een abstraktie. Musserts latere jodenhaat, zeker niet alleen een produkt van politiek opportunisme, wortelde dan ook niet in zijn jeugd - al is het niet onwaarschijnlijk dat zijn nationalistische opvoeding heeft bijgedragen tot de trekken van xenophobie die hij toen aan de dag legde. Zijn vriendschap met het echtpaar Josephus Jitta - waarvan de mannelijke helft jood was - die stamde uit zijn IJmuidense tijd, is reeds uitvoerig aan de orde geweest.Ga naar eind1. De omgang, een wekelijkse visite-avond met ‘kletsbridge’, herleefde toen de Jitta's zich in Utrecht vestigden, waar de Musserts al eerder heen waren verhuisd. Het jood-zijn kwam nimmer ter sprake, laat staan een eventueel jodenprobleem. Wat Mussert betrof was zijn vriend, op wie hij zeer gesteld was, een mens als alle mensen. Maar op zijn politieke weg kwam hij de jood tegen en naarmate hij voortschreed, kreeg deze tegenligger meer en meer het voorkomen van een tegenstander. In de zomer van 1931 stond hem bij het schrijven van het programma voor de politieke beweging die hij in het leven ging roepen, het voorbeeld van de Duitse nazi's voor ogen.Ga naar eind2. Het antisemitisme nam hij niet over, maar uit niets blijkt dat hij dat op morele gronden naliet, zelfs niet mede op grond daarvan. ‘De Duitse nationaal-socialistische beweging is principieel antisemitisch,’ zei hij.Ga naar eind3. ‘...en daarin is zij gesterkt door de heftige tegenstand van marxistisch-joodse zijde, welke zij in de jarenlange strijd heeft ondervonden.’ Een verklaring met een vergoelijkende ondertoon. Voor zijn eigen beweging wees hij het antisemitisme af, omdat hij het on-Nederlands vond: ‘Onze nsb is principieel niet-antisemitisch. De toestanden zijn hier te lande nu eenmaal geheel verschillend met die in Duitsland. Wat dit betreft sluit onze beweging dus meer aan bij Italië, waar de leer van het fascisme het antisemitisme niet kent.’Ga naar eind4. Woorden uit een tijd dat de duce nog de voorkeur boven de Führer genoot, woorden van een pragmaticus, niet van een moralist... Joden konden zonder bezwaar lid zijn van de nsb, sommigen werden het ook.Ga naar eind5. Onbetwistbaar is dat Mussert het antisemitisme nooit heeft gewild. Het liefst had hij het genegeerd. Voor de man die politiek als mechanika bedreef was het aanvankelijk een van die problemen die | |
[pagina 2]
| |
niet zouden bestaan als de mensen niet zo stom waren geweest om ze te bedenken. Maar zijns ondanks werd het een fantoom dat hem ging achtervolgen en dat hij niet vermocht af te schudden, zodat hij in de eufemistische bewoordingen van een van zijn trouwste kameraden eindigde als iemand ‘die geen groot vriend van de joden was’.Ga naar eind6. Op 1 april beleefde Hitler-Duitsland zijn eerste officiële explosie van jodenhaat in de vorm van een boycotaktie tegen joodse zaken. Mussert achtte het opportuun zich naar aanleiding hiervan uit te spreken over de verhouding van het Nederlandse nationaal-socialisme tot de joden - in een hoofdartikel in Volk en Vaderland. Na verklaard te hebben dat de nsb principieel niet-antisemitisch was, riep hij zijn joodse volgelingen op om door hun medewerking aan de nsb te bewijzen dat het nationaal-socialisme in Nederland niet antisemitistisch hoefde ‘te zijn of te worden’. Zulk een vertoon was geen overbodige luxe, want hij signaleerde een ‘grote, zeer grote groep van joden die niet nationaal-socialist zijn..., maar vooraan staan in de bestrijding van de beweging’. Zij behoorden dus niet tot de ‘categorie van Nederlandse joden... die Nederlands voelt, denkt en in wezen Nederlands is’ die hij eerst had genoemd. Geen Nederlanders waren het, een konklusie die reeds de aanzet bevatte tot de vraag of ze hier dan wel thuis hoorden. In 1933 al, de nsb nog geen anderhalf jaar oud, onderscheidde hij dus goede en slechte joden - en de laatsten vormden ‘een zeer grote groep’; selektiekriterium was hun houding tegenover hem. Natuurlijk maakte hij zich dusdoende zowel in pro- als anti-joodse kringen verdacht. Mussert werd gretig als jodenvriend en jodenknecht geëtiketteerd, met name door de nsnap, de Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij die pretendeerde in Nederland het zuivere nazisme in pacht te hebben en die evenals de nsb in 1931 was ontstaan. Door onderlinge rivaliteit van diverse Führertjes opereerden er weldra twee, op een gegeven ogenblik zelfs drie splintergroepjes onder die naam; bij alle geschillen waren zij evenwel eendrachtig in afgunst jegens Mussert vanwege zijn sukses, iets waarvan zij zelf in hoge mate verstoken bleven. Er was enige nsnap-aanhang onder in Duitsland wonende Nederlanders, wat in zoverre hinderlijk was voor Mussert dat die bij voortduring zijn naam stinkende trachtte te maken bij de Duitse nazi's door te tamboeren op zijn Judenfreundlichkeit. Ook werd hij voor vrijmetselaar uitgemaakt, ten onrechte: meer dan lid van de rotaryclub is hij nooit geweest - trouwens nog erg genoeg naar ‘volkse’ maatstaven. In mei '33 werd Mussert uitgenodigd naar Goch om er op een zaterdagavond voor aldaar wonende Nederlanders te komen spreken. Drie nsnap-ers - onder wie een met een voor een jodenhater opmerkelijke naam De JoodeGa naar eind7. - reisden, toen zij hiervan lucht hadden gekregen, herwaarts om Mussert een stok tussen de spaken te steken. Terwijl deze op de hem eigen zakelijke manier sprak tot een volle zaal, drongen autochtone sa-ers en ss-ers, opgejut door De Joode en zijn maats, binnen. Een van de nsnap-ers schilderde de spreker af als een jodenvriend en bedrieger - met zoveel vuur en verve dat hij het publiek meekreeg. Groot tumult, Mussert werd weggehoond. Groter sukses nog boekte de nsnap-agitatie in Duitsland in 1935, toen Der Stürmer, Julius Streichers antisemitische schandblad, de nsb diskwalificeerde als ‘die Judenpartei des Herm Mussert’.Ga naar eind8. Later zou Rost van Tonningen, die in sommige kringen van Duitse nazi's heel wat serieuzer werd genomen dan de nsnap-figuren, voortgaan met Musserts ongeschiktheid aan de hand van diens beginselloosheid op het stuk van ras aan te tonen. Een jaar na het incident in Goch ondernam Mussert een poging om voor eens en voor altijd een eind te maken aan het geharrewar over het jodenprobleem. Hij publiceerde een brochure - de vierde inmiddels; hierin werd het officiële Mussert-nsb-standpunt in allerlei aangelegenheden uit de doeken gedaan - onder de titel ‘Actuele vragen, antwoord van het Nederlandse nationaalsocialisme(fascisme) op een tiental Nederlandse vragen’. De voorlaatste | |
[pagina 3]
| |
vraag luidde: Hoe staat de nsb tegenover de joden? In zijn antwoord verwierp hij om te beginnen het racisme. In het Nederlandse jodendom onderscheidde hij thans drie soorten: nationaal voelende Nederlanders van joods ras; gasten die een historische plaats te midden van het Nederlandse volk innamen - aan hun positie mocht niet worden getornd - en ‘...joden die geen deel hebben aan onze nationale gedachte’.Ga naar eind9. Geen Nederlanders dus, ‘import’, zei hij een jaar later.Ga naar eind10. Met zijn gebruikelijke optimisme besloot hij met te zeggen: ‘Hiermee menen wij de jodenkwestie werkelijk voldoende te hebben behandeld.’Ga naar eind11. Hij mocht het gewild hebben! Tegenstanders - de demokratische partijen, het Comité van Waakzaamheid en edd, vooral ook joden die inderdaad vaak vooraan stonden in de bestrijding van de nsb - lieten niet af zijn beweging van antisemitisme te beschuldigen en dat des te heviger naarmate de polarisatie voortschreed. ‘Ik heb een joodse vriend,’Ga naar eind12. verweerde hij zich op meetings, doelend op Jitta, die het maar matig kon waarderen dat hij voor propagandistische doeleinden werd aangewend... In 1935 zette de radikalisering van de nsb in, een proces dat natuurlijk ook Mussert persoonlijk heeft beroerd. Nauwer aansluiten bij Italië en Duitsland, fellere tegenkanting in eigen land, het vertrek van veel gematigde elementen uit de nsb en de instroom van radikale elementen markeren deze ontwikkeling. Zijn geporteerdheid voor Duitsland maakte het logisch dat de joden een vijand in hem zagen. Even logisch moest Mussert die zichzelf absoluut identificeerde met Nederland in hen een gevaar voor volk en vaderland zien, een kwestie van duwen en geduwd worden. Want om de ontwikkeling van zijn jodenhaat te kunnen begrijpen, moet men zich goed realiseren dat hij zichzelf zag als een geroepene, de brenger van de heilsconceptie, de enige mogelijke, voor zijn vaderland dat hem boven alles heilig was, een religieus begrip - hoe moeilijk dit ook voorstelbaar moge zijn in een tijdsgewricht waarin begrippen als vaderland, nationale eer, ‘Neerlands bloed’, nationale trots, vaderlandsliefde en dergelijke fossielen zijn uit een voorbije wereld... Henri Polak die eens met Mussert gesympathiseerd had vanwege zijn inzet tegen het Belgisch verdrag,Ga naar eind13. deed zich nu kennen als een vijand, evenals Meyer Sluyser en professor Josephus JittaGa naar eind14. die onder andere in de Groene Amsterdammer het nazisme te lijf ging en Abraham Asscher, voorzitter van de Amsterdamse afdeling van de Vrijheidsbond, eens ook Musserts partij, maakte nsb-ers publiekelijk uit voor verraders. Enzovoort... Deze vijandigheid, in Musserts ogen mateloos onterecht en schaamteloos, baarde jodenhaat in hem, tenminste haat jegens hen die geen deel hadden aan de nationale gedachte. De taal van Volk en Vaderland, Musserts taal dus, begon anti-joodse aksenten te krijgen zonder wie er geen tittel of jota in het weekblad verscheen. | |
Geen vrienden meerVoor Musserts privéleven was het gevolg dat er een eind kwam aan de omgang met Jitta, die in 1935 zijn konklusie trok uit de gewijzigde gevoelens van zijn vriend. Er viel geen woord tussen beide mannen, er werd niets uitgesproken, Jitta kwam niet meer, Mussert zocht hem niet meer op. Zeker heeft Mussert zich in de steek gelaten gevoeld, de beledigde partij; de kontaktarme man was op zijn manier sterk gehecht aan de weinige banden die hij had met anderen, loyaliteit stond hoog op de lijst van zijn fatsoensnormen. Dat hij de hand in eigen boezem stak, was ondenkbaar: de anderen hadden het altijd gedaan... Blijkens de notulen van de vergaderingen van zijn algemene raad besloot hij al eerder, eind 1934, dat joden weliswaar volwaardig lid van de nsb konden zijn, maar daarin geen leidinggevende funktie dienden te bekleden, voorwaar een merkwaardige vulling van het begrip volwaardig. Een tegemoetkoming aan anti-joodse sentimenten die in de beweging de kop opstaken en in het licht waarvan een jood als meerdere over arische kameraden niet anders | |
[pagina 4]
| |
dan een steen des aanstoots kon zijn. Het besluit was voor intern gebruik, naar buiten toe bleef hij vasthouden aan ‘principieel niet-anti-semitisch’. In feite probeerde hij de kool en de geit te sparen en door op een middenkoers te gaan zowel de anti's als de gematigden zoet te houden. In april '35, de glorieuze stemmenoogst van de statenverkiezingen net binnen, ging hij een stap verder: hij gaf het parool uit, weer heimelijk, in het vervolg zomin mogelijk joden als lid op te nemen - een officieuze sluiting van de nsb voor joden eigenlijk. Er waren kameraden, onder wie vooraanstaande mannen in de beweging, wie de anti-joodse ontwikkeling een gruwel was, de nsb onwaardig; zij drongen er bij de leider op aan deze tegen te gaan.Ga naar eind15. Mussert deed niets van dien aard, beperkte zich tot het doen van beloften... Begin november 1936 begon het Nationale Dagblad te verschijnen, het dagelijks orgaan van de nsb. Met de hoofdredakteur Rost van Tonningen had Mussert een principiële antisemiet van Austronazistische signatuur in huis gehaald, bovendien een die vastbesloten was om de hele nsb met dat sop te overgieten. Het dagblad werd het podium van zijn radikalisme dat het reeds voor zijn komst ingezette radikaliseringsproces van de nsb extra opstuwde; hij was precies in het schot gevallen. De antisemitische teneur van de krant was van meet af aan onmiskenbaar, heel wat feller dan in Volk en Vaderland. Mussert zweeg - en stemde dus toe, in elk geval voor het oog, want tot aan de verkiezingsnederlaag van 1937 was zijn standpunt: geen verscherping van de houding tegenover de joden. Daarbij werd hij aanvankelijk gesteund door Van Geelkerken die later omzwenkte naar een radikalere mening. Maar toen Rost zich ging inzetten om de nsb officieel voor joden te sluiten,Ga naar eind16. waren Musserts anti-joodse gevoelens al zover ontwikkeld dat er nog maar weinig voor nodig was om hem voor die drang te doen bezwijken. Het verkiezingsechec van mei '37 had voor die wasdom zorg gedragen. Behalve tot een nog inniger tegen Hitler aanleunen en het loslaten van het legaliteitsprincipeGa naar eind17. bij het nastreven van een nsb-bewind, leidde dit tot grote verbittering jegens de joden, die hij in hoge mate aansprakelijk stelde voor de nederlaag. In de zomer van dat jaar trok hij zich terug om een soort nsb-geloofsbelijdenis op te stellen, ‘de Bronnen van het Nederlandse nationaal-socialisme’. Hierin trachtte hij zowel af te rekenen met de verbijsterende tegenslag als een uitgangspunt voor een nieuwe opgang te scheppen. Over de joden zei hij: ‘De Nederlandse sectie van het internationale jodendom, versterkt door de duizenden uit Duitsland naar hier verhuisde joden, is er zich ten volle van bewust, dat zij reeds zeer ver gevorderd is op de weg van het in slavernij brengen van het Nederlandse volk door de machtige wapens, genaamd kapitalisme, marxisme en democratie.’Ga naar eind18. Hij kwam er nu rond voor uit: er bestond wel degelijk een jodenvraagstuk. Maar hij had het niet in de wereld geholpen; dat hadden de joden zelf gedaan. ‘Het is hun eigen schuld,’ betoogde hij - tegen de Amerikaanse journalist Barry Stavis bijvoorbeeld.Ga naar eind19. ‘Ik had nooit over hen gedacht. In het begin zei ik, ik, Mussert, zou de vijand zijn van iemand hier ter wereld? Maar later onderzocht ik het vraagstuk en bemerkte dat zij gelijk hadden. Zij bedreigen de beschaving net als de communisten. Ik ben hun vijand en zal dat altijd zijn.’ De nsb had de verkiezingen verloren als gevolg van het gigantische tegenspel van haar vijanden, een duistere tegenwereld waarvan de joden de voorhoede vormden. Zij waren geen haar beter dan de communisten, niet alleen de pest voor de nsb, maar voor de hele beschaving, wat trouwens zo om en nabij op hetzelfde neerkwam. Wat er met hen ging gebeuren, zodra hij aan de macht kwam, wist hij toen, oktober 1937, al heel precies: ‘Dat is geen vraagstuk, zij zullen eenvoudig verdwijnen,’Ga naar eind20. Een jaar later zou hij onomwonden met een voorstel tot verbanning komen. De goeden mochten blijven, dat wel. Zijn definitie van die soort was: ‘Als hij niet tegen de nsb is, is hij een goede jood.’Ga naar eind21. Hoeveel joden kwamen in aanmerking voor die mooie kwalificatie? In elk | |
[pagina 5]
| |
geval zij die lid waren van de nsb. Maar hun aantal schatte hij niet groter dan vijftig.Ga naar eind22. Die niet deugden waren oneindig veel talrijker. ‘Na de meiverkiezingen heeft men afbeeldingen van mij verbrand,’ zei hij gramstorig.Ga naar eind23. ‘Wie deden dat? De joden. Mussert is dood, zeiden zij. Het is afgelopen met de nsb. Zij hadden het mis. Zij zullen tot hun verdriet merken dat ik niet dood ben. Van die vergissing zullen ze spijt hebben.’ In 1937 was Mussert als gevolg van zijn ervaringen als politicus een jodenhater geworden. Uitgaande van de gebruikelijke rubrieken religieus, ekonomisch, politiek-ideologisch en racistisch antisemitisme valt het niet moeilijk hem onder het voorlaatste hoofd onder te brengen; zijn maatstaf was voor of tegen de nsb, wat hetzelfde was als voor of tegen Nederland. Akseptatie was in principe mogelijk: sommige joden waren goed, Nederlander zelfs, mooier kon het niet. Maar waar liggen de grenzen? Antisemitisme is primair een affektieve aangelegenheid, zodat indeling en differentiatie in de praktijk op z'n minst moeilijk zijn. Hoe dan ook, Musserts gevoelens kristalliseerden zich vanaf deze tijd uit in malediktische clichés die zowel uit zijn mond als uit zijn pen vloeiden: het internationale jodendom, de joodse wereldmacht, Brits-joodse propaganda, joodse smetten... Er waren twee werelden die botsten: de joodse en de ‘volkse’, Nederland was een vooruitgeschoven bastion van de joodse macht... Joodse tegenstanders identificeerde hij voortaan met behulp van hun ras: de jood Asscher, de jood Meyer Sluyser... Er zat wat politieke bladvulling bij, maar ook veel venijn recht uit het hart. Op 22 oktober 1938 sloot hij de nsb voor joden. Die lid waren mochten blijven. Hen royeren zou onverenigbaar zijn geweest met zijn hoge opvattingen over kameraadschap en trouw. Twee jaar later zou alsnog de klok voor hen luiden... Mussert kondigde het besluit af in een toespraak op een bijeenkomst van negenduizend in de nsb werkende leden - te Amsterdam. Hij deed zijn best om het te relativeren om niet al te veel koren op de propagandamolen van zijn vijanden te leveren, die immers hun aanvallen steeds principiëler toespitsten op de nsb-houding tegenover de joden. Die poging ging grandioos de mist in. Hij leidde de bekendmaking van de maatregel in met een retorische vraag, Zijn wij antisemiet? die uiteraard tot een ontkenning moest voeren. Maar de kameraden die afkomstig waren uit de hoofdstad, waar het antisemitisme heel wat ouder was dan de nsb, brulden dol van geestdrift, in de mening dat ‘de baas’ op het punt stond in hun straatje te komen: ‘Jaa!.’Ga naar eind24. Mussert raakte er zo door van slag dat het een tijdje duurde voor hij verder kon gaan. Een lelijke streep door zijn zorgvuldig geprepareerde en op schrift gestelde rede. Toen hij zich weer hersteld had, zei hij: ‘Meer en meer blijkt dat in de machten die het volk ondergraven, joden een belangrijke rol spelen. Deze machten hebben wij te breken. Wil men dit antisemitisme noemen, mij wel.’Ga naar eind25. En verder deelde hij mee dat zodra er een nationaal-socialistisch bewind in Nederland kwam, een van zijn eerste maatregelen zou zijn de joden die zich na 1914 in Nederland hadden gevestigd tot doorreizen te dwingen - met inachtneming van een redelijke verhuistermijn weliswaar. Deportatie dus. | |
Musserts ‘endlösung’Hitlers Machtsübernahme op 30 januari 1933 dreef joodse vluchtelingen naar ons land. Mussert zag het metlede ogen aan. ‘Vanzelfsprekend achten wij de huidige joodse immigratie uit het oosten bedenkelijk,’ vond hij.Ga naar eind26. Vanzelfsprekend: het was allemaal van het soort dat geen deel had aan de nationale gedachte. 1938 bracht nieuwe vluchtelingenstromen - onder invloed van de Anschluss van Oostenrijk in het voorjaar en van de Reichskristallnacht in het najaar. Op zaterdag 12 maart trokken Duitse troepen Oostenrijk binnen, een weekendverrassing zoals Hitler de wereld graag bereidde. Mussert liet er geen gras over groeien. Maandag de veertiende al deed hij Van Vessem in de | |
[pagina 6]
| |
eerste kamer aan de regering vragen hoe zij een herhaling van ongewenste immigratie dacht te voorkomen; niet dat hij verwachtte dat zij er behoorlijk tegen zou optreden. Hij zag zijn vermoedens bewaarheid: uiteindelijk nam Nederland dertigduizend joden op. Niet voor lang, als het aan Mussert lag, zoals hij op die gedenkwaardige 22ste oktober in Amsterdam onthulde. Zodra hij de kans kreeg, zou hij ze uitwijzen. Hij voelde zich gesterkt door het voorbeeld van Mussolini die in augustus buitenlandse joden de toegang tot zijn land had ontzegd. Mussert was er diep van onder de indruk. Als de duce die van alle verdenking van racisme vrij was, zo'n maatregel nam, hoefde hij, Mussert, niet al te beducht te zijn om zich te kompromitteren. Zijn volgende zet was het zogenaamde Guyanaplan. Op 9 en 10 november 1938 woedde in Duitsland een door de overheid georganiseerd pogrom, dat aan de glinstering van de scherven der ruiten van joodse huizen, winkels en synagogen de naam ‘Reichskristallnacht’ ontleende. In Volk en Vaderland van 18 november reageerde Mussert met een eis tot sluiting van de grenzen plus een veroordeling van de terreur, maar niet van het Hitler-regime, want hij sprak van een ‘volksuitbarsting’ - zoals de nazi's het ook deden voorkomen. Terzelfder tijd stelde hij een nota op die door Van Vessem en d'Ansembourg respektievelijk in de Eerste en Tweede Kamer aan de orde moest worden gesteld. Hierin ontvouwde hij zijn Guyanaplan, dat hij bovendien presenteerde in een hoofdartikel in Volk en Vaderland, waarvan hij een half miljoen exemplaren liet drukken - en ook nog in een afzonderlijke brochure. Geen kinderachtige aanpak. Hij zag het dan ook als een meesterwerk. In een klap geloofde hij Europa te kunnen verlossen van het jodenprobleem, dat vanaf de jaren twintig, toen het antisemitisme in Oost- en Midden-Europa vele ongenode gasten, de zogeheten Oostjoden, westwaarts begon te vegen, en vooral sinds de geboorte van het Derde Rijk zo'n schrijnende aktualiteit bezat. Het idee om de joden ergens in een eigen staat onder te brengen was zo oud als de weg naar Kralingen; het zionisme berustte erop, het Madagascarplan en nog meer van dergelijke voorstellen eveneens. De aantrekkelijkheid van Musserts plan was dat het er in zijn uiterste doordachtheid zo konkreet en uitvoerbaar uitzag - op papier. Het kwam erop neer dat de drie Guyana's door hun moederlanden Engeland, Frankrijk en Nederland moesten worden afgestaan voor een joods nationaal tehuis. Het was een typisch Mussert-ontwerp: een grote, komisch aandoende aandacht voor details. Nederland moest als kompensatie voor Suriname van Portugees Oost-Afrika het gedeelte ontvangen dat aan Transvaal grensde - een nationalistische overweging: nabuurschap met de Zuid-afrikaanse loot van de Nederlandse stam; Portugal kreeg er in ruil een stuk van Belgisch Congo voor in de plaats, zodat de Belgen uiteindelijk het gelag te betalen hadden, een uitgestelde rekening voor hun schaamteloze eisen aan Nederland na de wereldoorlog. Engeland en Frankrijk, respektievelijk de eerste en tweede koloniale mogendheid ter wereld, ontvingen geen vergoeding; dat zou maar water naar de zee dragen zijn. Wat de bewoners van Guyana betrof, de negers en indianen konden in een reservaat worden gestopt; wie wilde vertrekken, mocht dat doen op kosten van die Europese regeringen die van de geboden faciliteiten om hun joden te lozen gebruik maakten. Voor Suriname zou gelden dat desgewenst de blanken naar het nieuwe Nederlandse territorium bij Transvaal konden verhuizen, de gekleurden naar Nederlands-Indië. En de rekening voor de inrichting van de joodse staat ging naar Washington; Amerika had geld genoeg. Dit alles moest worden geregeld op een internationale conferentie in het vredespaleis te Den Haag. Aldus sprak Mussert... Van Vessem en d'Ansembourg, de pleitbezorgers in de volksvertegenwoordiging en bedeeld met meer realiteitszin dan ‘de baas’, zagen er geen brood in, maar Rost van Tonningen was enthousiast. Een ongewone eendracht verbond hem opeens met Mussert die hem opdroeg | |
[pagina 7]
| |
spoorslags naar Duitsland te gaan om er het projekt aan de man te brengen. Rost deed in Berlijn zijn best om Himmlers medewerker Karl Wolff te interesseren en via deze zijn vriend Himmler zelf. Het was Musserts bedoeling zich eerst te verzekeren van de medewerking van Duitsland en vervolgens Mussolini, die prestige genoot en inzake het jodenprobleem onverdacht was, te verzoeken om als promotor van het plan op te treden. Maar de Duitsers wezen het af. En de Nederlandse regering had er ook geen goed woord voor over; in de Tweede Kamer werd het plan gekraakt als een voorstel tot deportatie. De pers zweeg het dood. Voor Mussert had deze uitslag twee gevolgen: hij achtte het bewijs geleverd dat de bewogenheid der demokratische partijen en landen met het lot der joden vuige huichelarij was en voortaan zou hij ten aanzien van de joden zijn handen in onschuld wassen. Hij had gedaan wat hij kon. Dat zijn plan neerkwam op deportatie gaf hij overigens later zelf toe. Het Guyanaplan flakkerde nog zwakjes wat na bij de ideologische vorming van de Mussert-gardisten, waarvoor Feldmeijer het ter behandeling aanbeval in een aanwijzing voor de leiders der plaatselijke afdelingen. En Mussert zelf ventte er nog even mee in een nota voor Hitler in de zomer van '40, maar toen was het allang een historische rariteit geworden. | |
‘De slechtste daad van mijn leven’Blijkens het dagboek dat hij in die tijd bijhield vernam Mussert al in de zomer van 1940 van de Duitsers dat de joden uit Nederland zouden worden weggevoerd. Klaarblijkelijk nam hij dat voor kennisgeving aan; het was ook niet aannemelijk dat de ontwerper van een deportatieplan erdoor geschokt zou worden. Hij had trouwens wel wat anders aan zijn hoofd: voor elkaar krijgen dat de bezetter bewilligde in een nsb-bewind. En daar was haast bij! September naderde en terwijl het mooi nazomerde, verwachtte hij dat Engeland elk ogenblik de genadeslag kon worden toegebracht. Dan was de oorlog voorbij en ging Duitsland de verhoudingen in Europa regelen - de nieuwe orde. Eer het zover was, moest hij op een goede stoel zitten om voor Nederland op te komen. Ergo hij diende akseptabel te zijn voor de grote overwinnaar. Om nu bij de Duitsers in de gunst te komen verviel hij, gemanipuleerd door Seyss-Inquart en Generalkommissar Fritz Schmidt, een gladde vogel die Mussert in een handomdraai had ingepakt, tot een serie konsessies. In hoog tempo werden hem een hoeveelheid moeilijk te verteren brokken door de strot geduwd: oprichting van een Nederlandse ss, Feldmeijer de voorman daarvan, een leidende funktie voor Rost - tot wie de verhouding na de schipbreuk van het Guyanaplan definitief bedorven was -, de bevelen van Hitler aanvaarden, en... de joden uit de nsb. Musserts curieuze plan om via een vernuftige truc regent van het land te worden moet nog behandeld worden, evenals zijn idee van een bond van germaanse volken, zijn magnum opus. Van beide beviel hij in de augustusmaand van de wonderlijke zomer van 1940, een zoele zomer vol verwachting en luchtspiegelingen van kansen en mogelijkheden en beloften van een nieuw begin... Laatst genoemd plan zette hij uiteen in een nota voor Hitler. Seyss, die naar Berlijn moest, zou hem overhandigen. Mussert, de optimist, verwachtte er veel van. Hier is slechts van belang dat hij betoogde dat de leefruimte van het Nederlandse volk - zijnde Nederland en Vlaanderen waar de nsb de leiding zou moeten hebben - zoveel mogelijk van joden gezuiverd diende te worden, een formulering die voor de ‘goede’ joden de mogelijkheid om te blijven openliet. Hij hield dus vast aan het Guyanaplan, waarnaar hij trouwens verwees. Maandag 3 september vroeg Generalkommissar Schmidt hem naar Den Haag te komen in verband met deze nota. Schmidt overtuigde hem van de wenselijkheid om in een begeleidend schrijven de Führer onvoorwaardelijk trouw te beloven, een soort plechtige verklaring. Na veel vijven en zessen deed hij dat inderdaad. Ook stelde hij samen met Schmidt een telegram voor Hitler op, waarin hij zei dat | |
[pagina 8]
| |
voor de besluiten die de toekomst van Europa zouden bepalen moest gelden: ‘Der Ausgangspunkt kann dabei kein ander sein als der des völkischen Prinzips.’Ga naar eind27. Het ‘volkse’ beginsel, de bloedsverbondenheid van alle raszuivere germanen, bloed en bodem, rassenleer - de joden konden wel inpakken bij de nieuwe orde. Mussert probeerde nog te redden wat er te redden viel; zoals bekend wogen trouw en kameraadschap zwaar voor hem. Joden die allang lid van de nsb waren, mochten een verzoekschrift indienen om het te blijven. Hij hoopte maar dat de Duitsers erin zouden trappen. Dat deden ze niet. Begin oktober bezweek hij onder hun druk en zette zijn joodse kameraden uit de beweging.Ga naar eind28. Met veel pijn in het hart. Tegen een medewerkerGa naar eind29. zei hij: ‘Vandaag heb ik de slechtste daad van mijn leven gedaan.’Ga naar eind30. Goede kameraden had hij verloochend, maar als hij eenmaal aan de macht was, maakte hij het weer goed: dan mochten ze weer lid worden, schreef hij een jaar later aan een wegens haar joodse bloed geroyeerd kameraadske. ‘Tot op zekere hoogte ben ik dus ontrouw geworden aan mijn eigen joden,’ zei hij na de oorlog,Ga naar eind31. ‘maar het belang van negen miljoen andere Nederlanders woog zwaarder.’ Met dat belang bedoelde hij een nsb-regering. Hij gaf toe dat hij zijn joodse volgelingen had laten zakken, zodra hij inzag dat hij anders nooit een kans op een vinger in de pap zou maken. De pragmaticus was een macchiavellist geworden, een echte politicus dus, een van het soort dat hij in zijn idealistische begintijd voor ‘politicasters’ had uitgescholden... Verder kon hij zich voorlopig wel verenigen met de maatregelen van de bezetter tegen de joden. In 1941 veroordeelde hij dan ook de februaristaking, het spontane protest daartegen: ‘Maar nu aan de jodenoverheersing en jodenterreur ten behoeve van het welzijn van het Nederlandse volk door de Duitse bezettende macht een eind wordt gemaakt, nu zullen de verdwaasden eens laten zien dat zij er ook nog zijn.’Ga naar eind32. En ondertussen zag hij toe hoe zijn wa terreur tegen joden bedreef, onder andere in de Amsterdamse Jodenhoek, waar wa-man Koot tijdens een raid dodelijk gewond raakte. Ook in zijn persoonlijk leven bleef de jood spoken. Tegenover zijn hoofdkwartier aan de Maliebaan in Utrecht bevond zich het buro van zijn verloren vriend Jitta.Ga naar eind33. Meer dan eens was hij genoodzaakt om door omtrekkende bewegingen, die door Jitta's medewerkers vanachter de ramen geamuseerd werden gadegeslagen, te voorkomen dat hij Jitta tegen het lijf liep. Een keer echter leek een konfrontatie onvermijdelijk. Mussert was gewoon om van zijn huis via de Burgemeester Reigerstraat naar het hoofdkwartier te lopen - alleen. Weliswaar was er op aandrang van zijn adjudant Kessler en Van Geelkerken begin '41 een lijfwacht in funktie getreden, maar omringd door bodyguards over straat gaan vond hij niet stroken met zijn image van eenvoud. Tot wanhoop van hen die met de zorg voor zijn veiligheid waren belast, gaf hij er de voorkeur aan in zijn eentje over straat te gaan. Wel had hij een revolver op zak,Ga naar eind34. waar hij goed mee om kon gaan. De enige sport die hij ooit beoefend had, was pistoolschieten. Tegen Barry Stavis beroemde hij zich erop dat hij een opgeworpen stuk dakpan feilloos kon raken en hij schonk hem een van de oefenkaartjes met doorboorde roos, waarvan er een heel stapeltje op zijn buro lag. De winter van '42 bracht veel sneeuw. In de Burgemeester Reigerstraat was de rijbaan geruimd, de sneeuw op de trottoirs geschept in een lange wal - met af en toe een opening - waarlangs een smal pad van een meter of zo voor voetgangers was vrijgelaten. Hier wandelde Jitta met zijn dochtertje, toen hij plotseling Mussert hem tegemoet zag komen. Hij vroeg zich af hoe die zou reageren. Jitta: ‘Hij ontweek de moeilijkheid door gebruik te maken van een hiaat in de sneeuwwal om de straat over te steken.’Ga naar eind35. Een anekdote die symbolisch mag heten voor Musserts houding inzake het joodse vraagstuk tijdens de bezetting, een houding die gekenmerkt werd door negeren... In januari 1942 deelde Seyss-Inquart Mussert mee dat de tijd daar was om een begin te ma- | |
[pagina 9]
| |
ken met de ‘Evakuation’ van de joden uit Nederland. In antwoord hierop ging Mussert zijn best doen om het joodse vermogen in Nederland te houden - zonder sukses. En eind april kondigde Seyss de invoering van de jodenster af. ‘Godverdomme!’ zei Mussert, toen hij ervan hoorde,Ga naar eind36. een saillante expressievorm voor een man wiens betonnen fatsoen geen onwelvoeglijke taal toeliet - en die daarom een indicatie voor de omvang van zijn verontwaardiging mag heten. Rauter, de höhere ss- en Polizeiführer in Nederland, een verklaard tegenstander van de nsb-leider, vroeg hem zijn mening over de maatregel. ‘Ik heb hem verzekerd dat zulk een kenteken een ongunstige indruk zou maken op het Nederlandse volk en de goede verstandhouding tussen Duitsers en Nederlanders niet zou bevorderen,’Ga naar eind37. vertelde hij later. Pas achteraf, kenmerkend voor zijn naïviteit, had hij door ‘dat Rauter mij daar alleen over heeft willen uithoren om het resultaat daarvan aan Himmler te kunnen melden als een nieuw bewijs voor mijn “jodenknechtschap”’...Ga naar eind38. Zijn antwoord geeft duidelijk aan waarom hij tegen ‘zulk een kenteken’ was: zijn politiek van samenwerking tussen Nederlanders en Duitsers werd erdoor gefrustreerd. Dat jaar begon de deportatie en de holocaust, uiterste konsekwentie van alle voorgaande anti-joodse maatregelen. Mussert heeft de waarheid omtrent het lot der joden gekend. Berichten over massa-executies in Rusland bereikten hem via nsb-ers onder de frontstrijders. Begin '43 lichtte Van Genechten, geheel van de kook, hem in over de uitroeiingskampen. Het is de vraag of het nieuws voor hem was. Hij reageerde met te zeggen dat de Duitsers een zware bloedschuld op zich aan het laden waren, aldus te kennen gevend dat dat hun zaak was en dat hij er niets aan kon doen. Verder deed hij het zwijgen ertoe. Zijn vermogen om zich voor onaangenaamheden af te sluiten leek mee te groeien met de toename van last en tal ervan. Een ander voorbeeld daarvan was dat hij wel veelvuldig de heldhaftige kameraden noemde die in het oosten het rode monster bestreden, maar hen nimmer opzocht als zij gewond en verminkt terneer lagen... In de zomer van '43 sprak Jitta's vrouw, die Nederlands hervormd was, met enige dominees over het wegvoeren der joden. De gedachte werd geopperd om een poging te wagen hier via de leider van de nsb iets tegen te doen. Op grond van de vroegere vriendschap bood mevrouw Jitta aan om kontakt op te nemen met Mussert, die inmiddels door Hitler tot ‘leider van het Nederlandse volk’ was benoemd. Zij belde het hoofdkwartier op om zijn telefoonnummer op te vragen, dat haar zonder veel omhaal gegeven werd. Toen ze het nummer gedraaid had, kreeg ze Rie Mussert aan de lijn. Ad had griep, zei zij, maar niettemin mocht ze meteen komen. Mussert lag in de ene kamer onder de wol, de dames zaten in de andere, de tussendeur stond op een kier, zodat de leider de konversatie kon volgen. Rie Mussert zei: ‘Je weet dat Ad niets tegen de joden heeft. Maar het jodenvraagstuk wordt door Hitler persoonlijk behandeld.’Ga naar eind39. Mevrouw Jitta zei ronduit dat Ad dan een slappeling was en voor de eer (het leiderschap over het Nederlandse volk) had moeten bedanken. Het kwam misschien allemaal nog wel goed, troostte Rie Mussert, want de Führer had Ad beloofd dat Nederland na de oorlog weer vrij werd. ‘Geloven jullie dan alles wat Hitler belooft?’ vroeg mevrouw Jitta. ‘Nee, eigenlijk niet,’ luidde heel onthullend het antwoord.Ga naar eind40. Beide vrouwen eindigden in tranen om het droeve lot der joden. Mussert liet niets van zich zien of horen... Musserts antisemitisme had niets van het moorddadige fanatisme van het Hitler-Heydrich-Himmler-soort, noch van het geperverteerde van een Streicher, noch van de excessieve haat van een Rost. Toen zij hem dwars gingen zitten, schold hij de joden uit met dezelfde heftigheid als waarmee hij het de grote jongens in zijn geboortedorp had gedaan. Dusdoende stimuleerde hij haat jegens de joden bij de vele duizenden voor wie zijn woord evangelie was en inspireerde hij sommigen tot terreur tegen, verraad van en jacht op joden. Hitlers Endlösung | |
[pagina 10]
| |
der Judenfrage beschouwde hij als een grote misdaad, maar hij verkoos te doen of zijn neus bloedde... In de aanklacht die na de oorlog tegen hem werd ingebracht, is van dit alles niets terug te vinden, hetgeen de openbare aanklager als volgt heeft gemotiveerd: ‘Misdaden tegen de mensheid en met name de jodendeportatie waren zaken van de Duitsers. Mussert kon ze hoogstens goed- of afkeuren, maar dat is geen strafrechtelijk punt.’Ga naar eind41. Aan de andere kant is hij ook voor joden in het krijt getreden. In zijn eigen woorden: ‘Wat de joden in de nsb betreft en enkele anderen, voor hen kon ik bereiken dat hen geen groter gevaar zou bedreigen dan te worden overgebracht naar Theresiënstadt. Met elkaar waren dat er een paar dozijn die werden aangeduid als de Mussert-Joden.’Ga naar eind42. Die ‘enkele anderen’ waren de tekenaar Jo Spier en zijn gezin. Mussert bewonderde het werk van Spier, in zijn werkkamer hing een tekening van hem, een ‘entartet’ kunstwerk dat nog eens onderstreepte hoe weinig nazi hij was.Ga naar eind43. Theresiënstadt was inderdaad beter dan een vernietigingskamp, al was het nog erg genoeg. Toch een post voor de positieve kant van de balans, een voorbeeld vooral ook van zijn gevoel voor loyaliteit: het waren in de eerste plaats oude kameraden voor wie hij opkwam. | |
GeldHet ontslag als hoofdingenieur per 1 mei 1934 verslechterde Musserts financiële positie niet, integendeel: naast een pensioen van 520 gulden per jaar had hij een maandsalaris van f 666,67 dat hij zichzelf toekende uit de winst van Nenasu, de Nederlandse Nationaal-Socialistische Uitgeverij waarvan hij de enige beheerder en exploitant was en waar ook Volk en Vaderland werd uitgegeven - achtduizend gulden per jaar dus, later negenduizend. Zodoende was hij beter af dan als ambtenaar, toen hij zevenduizend had verdiend. Zijn inkomen mocht er zijn! Ter oriëntatie: het jaarsalaris van een minister bedroeg tien mille. Ook ontving hij nog van rijke nsb-ers een som van tienduizend gulden ineens, waarmee hij een lijfrente voor zijn vrouw kocht... Bij het uitbreken van de oorlog was hij naar de maatstaven van die tijd een rijk man. Sinds mei '40 was hij de eigenaar van het huis dat hij bewoonde, een mooie woning met vrij uitzicht op het fraaie Wilhelminapark te Utrecht. Verder bezat hij een vermogen van ongeveer 90.000 gulden aan effekten, 30.000 gulden aan goud en een banksaldo van 20.000 gulden, bij elkaar zo'n anderhalve ton, een bedrag waarvan men tegen de vigerende bankrente komfortabel kon rentenieren. Om dit alles te vergaren moet hij in de vooroorlogse periode gemiddeld rond 25.000 gulden aan winst uit de uitgeverij hebben getoucheerd - naast zijn salaris. De aanwas van zijn vermogen was niet alleen de vrucht van zakelijk inzicht, ook van belastingfraude. Daaraan maakte hij zich op grote schaal schuldig zowel voor als tijdens de bezetting - door te lage aangifte voor de inkomstenbelasting en door het verzwijgen van bezit voor de vermogensbelasting. Voor het belastingjaar 1941 gaf hij een zuiver inkomen van ongeveer tienduizend gulden op, voor het jaar daarop nog iets minder; voor '41 is echter achterhaalbaar dat hij naast 9000 gulden aan salaris ook nog 44.000 gulden aan winst uit de uitgeverij ontving en er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit het volgende jaar minder is geweest. Voor 1943 gaf hij plotseling f 50.000 gulden op, het vijfvoudige van de voorgaande jaren. Dat kan verband houden met een grote toename van de winst van Nenasu die vooral het gevolg was van het wonderbaarlijke feit dat de oplage van Volk en Vaderland meer dan verdrievoudigd werd en boven de 200.000 exemplaren uitsteeg.Ga naar eind44. Mogelijk heeft Mussert gemeend er niet onderuit te kunnen om voor een zekere afspiegeling hiervan op zijn aangiftebiljet te zorgen. Gaat men uit van de niet onredelijke veronderstelling dat hij in de jaren '40, '41 en '42 ongeveer 45.000 gulden per jaar uit de winst van Nenasu opstreek, een bedrag dat in elk geval voor 1941 ongeveer klopt, en in '43 en '44 door de groeistuip van Volk en Vaderland drie | |
[pagina 11]
| |
keer zoveel, evenredig met de groei van het blad dus, wat tot 135.000 gulden per jaar leidt en rekent men voor de eerste maanden van 1945 nog eens de helft daarvan, 67.500 gulden, dan komt men buiten zijn salaris tot 472.500 gulden. Voeg hierbij de anderhalve ton die hij in 1940 al had, dan komt men tot zes en een kwart ton. Met renten, dividenden en winsten van beleggingen kan hij dan tot de zeven ton zijn gekomen, waarop hij zelf na de oorlog zijn vermogen schatte; een benadering, want het geld zat grotendeels in effekten, Perzische tapijten, antiek, enige huizen, een drukkerij... In elk geval vloeide Musserts fameuze soberheid geenszins voort uit onverschilligheid jegens het aardse slijk en al schold hij veel en vlot op de kapitalisten, voor zichzelf ambieerde hij die status ten zeerste. Wel had zijn leefwijze tot gevolg dat zelfs mensen uit zijn naaste omgeving er geen notie van hadden hoe puissant rijk ‘de baas’, die zijn medewerkers karig placht te betalen, wel was. Niet uitgesloten is dat zijn soberheid niet alleen werd ingegeven door zuinigheid, sommigen zeiden gierigheid, en zijn bekrompen moraal, maar mede als rookgordijn bedoeld was. Na de oorlog, toen zijn hele hebben en houen boven water kwam, verklaarde hij tegenover zijn vrouw de belastingontduiking uit angst voor het feit dat de gegevens in verkeerde handen terecht kwamen, waardoor zijn tegenstanders de omstandigheid aan de kaak konden stellen dat hij de dienst aan het vaderland zo suksesvol wist te kombineren met die aan de onrechtvaardige Mammon. Dat Rie Mussert niet op de hoogte was van zijn manipulaties, mogelijk zelfs geen idee had van de grootte van hun rijkdom, vloeide voort uit de ouderwetse verhoudingen in hun huwelijk, waarbij de man de centen thuisbracht en beheerde... Mussert zat op zijn geld. Dat bleek bijvoorbeeld, toen zijn jongste zuster Coby en haar man in ernstige financiële moeilijkheden geraakten. Zij dreven een restaurant in Voorburg, maar joegen de gasten de deur uit met hun getuigenisijver voor de nsb die sprak uit de lektuur op de leestafel. Mussert beperkte zich tot de raad om zich terwille van de smeer wat minder openlijk op te stellen, maar sprong niet bij, toen het idealistische paar tenslotte de geheel verlopen zaak van de hand moest doen. Het kan zijn dat Mussert met zijn raming van zeven ton aan de lage kant zat. In elk geval hoorde er niet toe een som van ongeveer 35.000 gulden aan effekten die hij vlak voor de ineenstorting ter hand het stellen aan Helena Mijnlieff, zijn nicht en moeder van zijn geliefde Marietje.Ga naar eind45. Niet bekend is of hij op soortgelijke wijze nog meer vermogensbestanddelen heeft laten onderduiken. Bij bovenstaande berekening is buiten beschouwing gelaten dat de Musserts door hun eenvoudige leefwijze van hun salaris behoorlijk konden overhouden. Kosten die verband hielden met zijn funktie kwamen uiteraard ten laste van de beweging: de auto's, vier tenslotte, de lijfwacht, reis- en verblijfkosten en wat dies meer zij. | |
VrouwenEenzaamheid dreef de jonge Mussert in de armen van zijn tante.Ga naar eind46. Zij was achttien jaar ouder dan hij, maar nog ‘een zeer appetijtelijke vrouw’, zodat het niet al te verwonderlijk is dat het zover kwam, maar wel - en daarmee sloeg hij de familie met opperste verbijstering - dat hij er de konsekwentie van een huwelijk aan verbond. Toch was dat geheel en al in overeenstemming met de moraal waarmee hij groot gebracht was en volgens welke buitenechtelijk geslachtsverkeer taboe was, zodat een man van fatsoen slechts restte de vrouw met wie hij in de liefde was gegaan te trouwen. Resultaat: een bizar huwelijk dat een bron van spot en onbegrip was voor de buitenwacht. Later als charismatisch leider was het een koud kunstje om kompensatie te verwerven voor zijn vrouw die al bejaard was toen hij nog in de kracht van zijn leven verkeerde. Door de willigheid van op status-sex beluste jonge vrouwen onder zijn aanhang te exploiteren had hij een rijk vleselijk bestaan kunnen leiden. Er is een geval bekend van een jonge dame die hem | |
[pagina 12]
| |
in bed opwachtte, toen hij bij een kameraad in het Gooi de nacht zou doorbrengen.Ga naar eind47. Hij ging niet op de aanbieding in. Er hebben trouwens geen gevallen de geschiedenis gehaald, waarin hij dat wel deed. Zijn vriend Jitta vond hem geen zinnelijk type. Zijn enge fatsoensnormen kunnen verder tot een kuise levenswandel hebben bijgedragen. Tot de vlam in de pan sloeg... De zuinige Mussert had de gewoonte om zoveel mogelijk bij bekenden te overnachten, als hij na een vergadering of een spreekbeurt niet meer naar huis kon. In Den Haag verbleef hij vaak bij een nicht, de weduwe Mijnliefif. Zij had een dochtertje, Marietje, geboren in 1923, bijna dertig jaar jonger dus dan haar beroemde achterneef die eens over Nederland zou regeren. Aanvankelijk appelleerde het kind vermoedelijk slechts aan zijn vaderlijke instinkten; hij gaf adviezen voor haar opvoeding en verwende haar met kadootjes, waarbij hij later ongewoon gul werd voor zijn doen. Toen was uit het kind een mooi, maar geraffineerd vrouwtje gegroeid, dat op haar negentiende een ingrijpende mutatie te weeg bracht in de gevoelens van de man die, achtenveertig, verliefd werd en op wie de volkswijsheid dat oude planken hard branden volledig van toepassing bleek te zijn.Ga naar eind48. Het was 1942, de wereld brandde ook. Zowel met de moeder als met de dochter kon hij goed praten over zijn plannen en problemen, zijn hele politieke leven, waarvoor hij bij zijn vrouw nooit veel respons had gevonden. Ze werden ook allebei lid van de nsb. Natuurlijk kon er bij de fatsoensfanaticus Mussert geen sprake zijn van een ordinair scharrelpartijtje; de enig aanvaardbare vorm om de prille liefde in te gieten was het huwelijk. Maar dan moest er eerst gescheiden worden en dat was een uiterst precaire aangelegenheid in zijn leefwereld, waar de verhouding tussen de geslachten nog volkomen in de wurggreep van de calvinistische preutsheid zat. Misschien geruggesteund door de overtuiging dat de omstandigheden voor hem op z'n minst verzachtend waren, ging hij er desondanks toe over vooraanstaande figuren in de beweging te polsen om de haalbaarheid van deze kaart te onderzoeken. Hij reisde onder meer naar Groningen - Marietje mee, op zicht - naar Jacob Maarsingh, hereboer te Stadskanaal en nsb-gevolmachtigde voor de noordelijke provincies. Op Musserts voorstel maakten beide mannen een lange wandeling door de stille dreven, maar Maarsingh hoorde het in Keulen donderen, toen ‘de baas’ hem zijn liefdesproblemen voorlegde. ‘Maar Leider, dat kunt u niet doen!’ riep hij ontzet uit.Ga naar eind49. Elders was de afkeuring niet minder scherp. De deining, de gekwetstheid en ontgoocheling die de affaire veroorzaakten in Musserts omgeving - de buitenwereld bleef er onkundig van - gaat het hedendaagse bevattingsvermogen te boven. Zeus was werkelijk van de Olympus gedonderd. Men moet bedenken dat veel van Musserts volgelingen een bigotte verering voor hem koesterden die soms uitstraalde over zijn vrouw en zelfs zijn hondje Elfie. Tijdens een bezoek van de Musserts aan de familie Maarsingh maakte mevrouw Mussert eens na afloop van de maaltijd op haar bord van restjes een hap voor Elfie klaar. Toen zij het bord op de grond zette, pakte mevrouw Maarsingh het kordaat op en bracht het naar de bijkeuken met de mededeling dat hun honden daar aten, zodat het er voor Elfie ook goed genoeg was. Dit triviale voorval werd als een exempel van morele moed overgeleverd. Mussert ervoer: een scheiding zat er niet in; zijn persoonlijk image zowel als dat van de nsb zou onherstelbare schade lijden. Maar Marietje liet hij niet schieten. Met Mussertiaanse koppigheid had hij zijn zinnen op haar gezet. Volgens Van Geelkerken zei ‘de baas’ begin '43 tegen hem dat hij met haar ging trouwen na de dood van zijn vrouw. En daar kon men op wachten, want zij had kanker. Dat was niet waar! Tegenover Rauter, niet zijn vriend, beklaagde hij er zich in september van dat jaar over dat de publieke opinie en politieke noodzaak hem dwongen bij zijn oude vrouw te blijven - zij werd die maand zevenenzestig, still going strong; met het kankerverhaaltje kwam hij die keer niet op de proppen. Misschien achtte hij dat alleen maar dienstig om er in eigen | |
[pagina 13]
| |
kring olie mee op de golven te gooien. In Bussum kocht hij een villa, waar Marietje en haar moeder gingen wonen. Hij hoopte dat zijn bezoeken hier minder in het oog zouden lopen dan in Den Haag. Maar Rie Mussert en zijn sekretaresse Van Bilderbeek, dikke vriendinnen en verbonden door het gemeenschappelijke levensdoel om te waken over de man die zij elk op hun eigen manier adoreerden, wisten er alles van en gingen er diep onder gebukt. Ondertussen verbeidde Marietje de tijd dat zij bij officiële gelegenheden zou kunnen schitteren als de first lady van de nsb. Rie Mussert was nooit meer geweest dan een grauwe muis op de achtergrond. Een belangrijk gevolg van de affaire was de verwijdering tussen de nummers 1 en 2 van de beweging, Mussert en Van Geelkerken; deze werd de belangrijkste oorzaak van de uiteindelijke breuk die eerst tot de onttroning van nummer twee als plaatsvervangend leider en vervolgens tot diens royement leidde. In tegenstelling tot de sobere Mussert, profiteerde Van Geelkerken van zijn positie door op grote voet te leven, dat wil zeggen hij stond toe dat zijn vrouw, een vlotte, charmante persoonlijkheid die ook konversatie had, dat deed; zij kocht antiek, had een rijpaard, ontving gasten in haar luxueuze villa, hing de grote dame uit in een mate die de Van Geelkerkens nogal eens in geldnood bracht, een keer zo erg dat Mussert bij moest springen. De leefwijze van de tweede man en zijn vrouw oogstte de nodige kritiek in de beweging en Mussert achtte zich geroepen Van Geelkerken hierover te onderhouden. Dat gebeurde vermoedelijk begin '44. Van Geelkerken sneed het gesprek bruusk af met de woorden: ‘Ik verwen tenminste mijn eigen vrouw.’Ga naar eind50. Wie beide mannen kende, wist dat dit een breuk betekende. Op 6 juni 1944, de dag waarop de geallieerden landden in Normandië, dat hij twee maanden eerder nog had bezocht op uitnodiging van Reichsjugendführer Axmann, kreeg Van Geelkerken bezoek van Jacob Maarsingh en nog twee kameraden.Ga naar eind51. Zij kwamen in alle ernst vertellen dat zij Mussert wilden doodschieten vanwege de liaison met zijn achternichtje! Hij wist het hen uit het hoofd te praten... Na Dolle dinsdag werd het hoofdkwartier overgeplaatst naar Almelo, waar Mussert zijn intrek nam in de ‘Bellinckhof’. Marietje en haar moeder zaten in Holterberg geëvakueerd. In het voorjaar van '45, toen hij uit het westen terugkeerde, wilde Mussert haar verrassen met een bos forse forsythiatakken. Zijn adjudant Enklaar, die de in de Dolle-dinsdag paniek gedroste Kessler was opgevolgd, moest die de hele weg, achter in de auto gezeten, een open wagen vanwege het gevaar voor luchtaanvallen, zorgvuldig vasthouden. Op de plaats van bestemming aangekomen, vroeg hij droogjes: ‘Leider, mag het de volgende keer een bos viooltjes zijn?’Ga naar eind52. Mussert kon erom lachen. Kort daarna kwam het einde. Op maandag 7 mei 1945 in de vooravond hield hij op een vrij man te zijn; nog precies een jaar restte hem toen, door te brengen in ‘een stenen hok’,Ga naar eind53. een entourage die zijn gevoelens ten opzichte van zijn vrouw, die de afgelopen drie jaar slechts een blok aan zijn been was geweest, in positieve zin omboog. ‘In deze maanden heb ik ruimschoots de gelegenheid gehad om over vele dingen na te denken,’ schreef hij in augustus '45 in de eerste toegestane - gecensureerde - briefGa naar eind54. uit cel 397 van de cellenbarakken te Scheveningen. ‘Ik had mij voorgenomen bij de eerste gelegenheid te schrijven, hoe ik heb leren inzien het vele goede dat je voor mij al deze jaren gedaan hebt.’ Hartelijkheid en zorgzaamheid beheersen dit en de volgende epistels - door rantsoenering overigens gering in aantal - aan haar. Maar uit de korrespondentie aan zijn zuster Leni blijkt dat hij nog vol was van Marietje; hij duidde Marietje en haar moeder misschien met het oog op de censuur met de versluierde term ‘mijn lieven’ aan. ‘Van mijn lieven weet ik overigens niets,’ verzuchtte hij op 18 november '45 en opnieuw op 4 februari '46.Ga naar eind55. En een andere keer: ‘Dat ik ook niets voor mijn lieven kan doen, is vreselijk.’Ga naar eind56. Tenslotte kwam hij erachter waar zij geïnterneerd waren. ‘H(elena) en M(arietje) in Weesp,’ meldde hij.Ga naar eind57. | |
[pagina 14]
| |
Op 21 februari 1946 werd Rie Mussert die op dezelfde dag als haar man was gearresteerd in vrijheid gesteld, tijdelijk invalide als gevolg van een ernstige zenuwontsteking in een been, waardoor zij hem moeilijk kon bezoeken. In de twee en een halve maand die Mussert nog te leven had, hebben hij en zijn vrouw elkaar blijkens de memoires die Rie Mussert van haar gevangenschap op schrift stelde nog vier maal gezien. Van de eerste keer getuigde zij: ‘Zij waren zo humaan ons alleen te laten en zo is hij twee uren bij mij geweest en hebben wij heerlijk samen kunnen praten.’Ga naar eind58. De laatste ontmoeting vond plaats op zondagavond 5 mei 1946, de eerste verjaardag van de bevrijding. Die middagGa naar eind59. had de gevangenisdominee Mussert de gang naar de executiepaal aangezegd. Per auto werd hij naar het huis van zijn nichtjeGa naar eind60. in Bilthoven gebracht, waar zijn vrouw sinds haar vrijlating verbleef. In haar woorden: ‘Ik lag juist met een gebroken rib op bed. Alzo kwam hij aan mijn bed en is nog een uur bij mij mogen blijven... Wel vijf keer is hij bij de deur teruggekeerd om mij nog eens goedendag te zeggen.’Ga naar eind61. Zo zag de werkelijke scheiding tussen Boems en de DarGa naar eind62. er uit. | |
[pagina 15]
| |
|